Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 35. Tooneelstukken in prosa zyn niet te duldenTooneelstukken in prosa zyn niet te dulden. Ik moet dit in het byzonder aandringen, wyl de kwaade smaak, ook onder ons, prosaïsche dramaas poogt te wettigen. Duitschland bezit thans reeds geene tooneeldichters meer; want zy allen, onder de Duitschers, die dramaas in prosa schryven, wyl het vaerzenmaaken boven hun bereik is, zyn geene poëeten. | |
[pagina 73]
| |
Tooneelstukken in prosa zyn ten eenemaale onnatuurlyk, en geheel tegen het grondbeginsel der poëzy (§. 3.) en des Amsteldamschen schouwburgs, voor wiens rechtzinnigheid de heeren Gecommitteerden waaken. In tegendeel is niets natuurlyker, dan kunstige vaerzen in den mond van Melpomené en Thalia; zo waar zy zanggodinnen zyn! Het zeggen van Fontenelle: ‘Polieucte où Cinna en prose seroient encore d'admirables productions d'un poëte,’ (OEuvres, Tom. III, pag. 376) Ga naar voetnoot186 bewyst alleenlyk, dat ook groote mannen kunnen dwaalen. Vondel zong, onder anderen, wel degelyk: De schouburgh galmende op zyn vaerzen, enz.
(Poëzy, Deel II, bl. 385)
Ga naar voetnoot187
Ook leert Pels uitdrukkelyk: En eindelyk is ook het schouwspel, tot verlichten
Van langen arbeid, en 't verkwikken van de geest,
In zorgen afgesloofd, op maat gesteld geweest.
(Dichtkunst, bl. 42)
Ga naar voetnoot188
‘'t Is bekend,’ zegt Du Bos , ‘dat de Ouden geene tooneelstukken in proos hadden, en dat ze alle in vaarzen geschreeven waaren.’ --- En, ‘elk een weet hoe de Ouden in alle gelegenheden vaarzen van veelerlei gedaanten in het opstellen van hunne tooneelstukken gebruikten’ (Oordeelk. Aanmerk.enz., D. III, bl. 83 en 84) Ga naar voetnoot189. Ondanks dit alles vind men smaaklooze kritieken, welke dramaas in prosa begunstigen. Men vind 'er, die nog verder gaan, en zich niet ontzien om tegen de waare tooneelstukken in vaerzen | |
[pagina 74]
| |
openljk uit te vaaren. Aldus spreekt één van hen: ‘Versifier le poème dramatique, est une manie des plus etranges. En effet n'est il pas bien singulier, que le poëte se donne la torture pour rimer une piéçe, tandis que le grand art du comedien, dans le récit, consiste à faire disparoitre du vers, la rime et la mesure!’ (Le voyageur philosophe, etc., Tom. I, pag. 245) Ga naar voetnoot190. --- En Mercier, de Momus der dichteren, die geene andere dan dramaas in prosa schreef, na in het breede tegen de berymde tooneelstukken gedeklameerd te hebben, besluit als logenprofeet aldus: ‘Le Parisien sera soumis à ce bizarre préjugé encore quelque temps; mais enfin, lorsqu'en se rapprochant de la simplicité & de la nature il aura senti le charme de la vérité naïve, il verra que le vers sur la scene n'est qu'un faux ornement qui tend à corrompre l'esprit, lorsqu'il faut être tout entier au sentiment & à l'image’ (Tableau de Paris, Tom. VIII, pag. 169 & 170) Ga naar voetnoot191. Doch men laate die zotten hunne grillen! Het blyft 'er by: tooneelstukken, vooral Neêrduitsche tooneelstukken, in prosa zyn niet te dulden. Zy moeten door en door berymd zyn. De keurige Tooneelbeschouwer (Stuk I, bl. 7) Ga naar voetnoot192 is derhalve billyk van oordeel, dat ook brieven in tooneelstukken, die somtyds in prosa geplaatst worden, altoos in vaerzen behooren te zyn. Men kan niet te verre gaan, om zelfs alle schaduw van prosa uit tooneelstukken te verbannen; en ik ben van gevoelen, dat niet slechts de nooten die de dichters somwylen onder hunne tooneelstukken plaatsen, | |
[pagina 75]
| |
maar dat ook de aanwyzingen welken zy den tooneelspeeleren daarin geeven, niet in prosa maar ook in vaerzen moesten zyn; want het is toch altyd de poëet die spreekt. Welk een poëetisch figuur zouden gerymde nooten, in den Cid van Nomsz Ga naar voetnoot193, by voorbeeld, niet kunnen maaken! En zou de tooneeldichtkunst niet gewinnen, indien men (bl. 7.) las? Hy slaat Don Diego met de vuist in 't aangezigt.
DON DIEGO trekt zyn kling, maar schaamt zich, bloost en
zwicht.
Men heeft zulks wél te overweegen. |
|