Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 34. Poëetisch prosa is een ondingPoëetisch prosa is een onding, en in prosa vind men geene poëzy. Want uit de waarheid, dat de poëzy prosa in vaerzen is (§. 3.), volgt omgekeerd geenszins, dat het prosa maatelooze poëzy zy. Dit laatste kan niet wezen, naardien alle poëzy op vaerzen gegrond is; en immers levert het prosa geene vaerzen. Vaerzen bewyzen den poëet, gelyk kinderen den vader bewyzen; en gelyk ongehuwden geen wettig kroost bezitten: zo ook vind men in prosa geene wettige poëzy. Bastaarden en aterlingen zyn steeds voorwerpen van verachting en schande. ‘Men verwart alle denkbeelden,’ zegt Voltaire, ‘men verdraait alle palen der konsten, wanneer men de naam van gedicht aan het onrym geeft. De Telemachus is een zedekundige roman, | |
[pagina 71]
| |
en, 't is waar, in een' styl geschreven, van welke men zich bediend moest hebben, om Homeer in onrym te vertalen; maar de doorluchtige schryver van den Telemachus had te veel smaak, en was te geleerd en te nauwkeurig, om zynen roman den naam van gedicht te geeven’ (Gedachten van Voltaire, Deel II, bl. 92, enz.) Ga naar voetnoot182. Het zyn slechts ketters onder de kunstregters, die het bestaan van poëetisch prosa poogen te beweeren, terwyl zy dryven dat alle verhevene, hoogdraavende, schilderachtige, bloemryke prosa den naam van poëetisch prosa verdiene. Die dwaalgeesten geeven romans, dramaas, herderskouten, en andere schriften, die ten eenemaale prosaïsch zyn, voor poëetisch prosa uit; (want poëzy kunnen zy niet noemen, 't geen niet in vaerzen geschreeven is:) zy doopen, by voorbeeld, Fenelons Telemachus, Bitaubés Joseph, Van Engelens Spectatoriaalen Schouwburg, Gessners Idyllen, Zachariae Bespiegelingen Ga naar voetnoot183, en soortgelyke loutere prosaïsche schriften met dien prachtigen naam. Men ziet, by het mangelen der vaerzen, hoe valsch en ongerymd dit voorgeeven zy. Ik wraak aan alzulke prosaïsche stukken ter waereld niets, dan alleenlyk dat hen de poëzy ontbreekt; en waren ze in vaerzen geschreven, zo zou ik ze als heldendichten, tooneelstukken, herderszangen, enz. erkennen en waardeeren. Hoe het zy; alle dichtstoffen moeten in vaerzen begreepen zyn (§. 33.), en vaerzen zyn | |
[pagina 72]
| |
regels die gezongen kunnen worden (§. 5.). Een heldendicht bestaat uit zangen (§. 32.); hoe wil men nu poëetisch prosa zingen? -- Met het treurspel is het even zo gelegen; ‘want Tragoedia,’ zegt Vondel, ‘is een koppelwoort, en betekent eigentlyck Bockezang, naer der herderen wedgezangen, ingestelt om met zingen eenen bock te winnen, uit welcke gewoonte de treurzangen, en sedert de tooneelspelen, hunnen oorsprong namen’ (Berecht voor Lucifer) Ga naar voetnoot184. Ook weet men Dat Thespis allereerst dat slag van treurdicht vond,
Het welk hy voor den volke opzingen deede. ---
(Pels, Dichtk., bl. 27)
Ga naar voetnoot185
Het woord Comoedia zegt oorsprongklyk een dorpstraatliedje; mede betreklyk tot het zingen: en dus is het met alle voorwerpen der poëzy. Alle gedachten derhalve die, gelyk het prosa, slechts geleezen maar niet gezongen kunnen worden (§. 1.), zyn niet vaerzen, zyn niet poëzy, en poëetisch prosa blyft een onding. |
|