Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 27. De hoeveelheid der voeten karakteriseert een vaersDe hoeveelheid der voeten karakteriseert een vaers; want -- 't verschil van onze vaerzen moeten
Wy leren kennen uit de veelheid van de voeten.
(Pels, Dichtkunst, bl. 8)
Ga naar voetnoot138
Ieder vaersregel bestaat uit eene zekere kwantiteit voeten, en elk voet uit twee lettergreepen. Men verdeelt onze Neêrduitsche vaerzen, ten aanzien hunner prosodie of muziek, in twee klassen, te weeten in jambische en trochaïsche vaerzen, volgens de oude heidensche benaaming; hoewel de liefhebbers van deeze onderscheiding | |
[pagina 54]
| |
gemeenlyk niets weeten. Jambische vaerzen zyn de alom bekenden, en schier algemeen geprivilegeerden, welke uit voeten bestaan, waarvan de eerste greep altoos kort en de laatste lang is; gelyk Hoe zoet is 't daar de vrindschap woont, enz.
Trochaïsche vaerzen, daar en tegen, bestaan uit voeten, waarvan de eerste greep geregeld lang en de laatste kort is; als Geef een aalmoes voor een' blinden, enz.
Regelmaatige jambische vaerzen (want slechts van deezen zal ik altyd stilzwygend spreeken) hebben gewoonlyk niet meerder dan zes voeten; zy kunnen echter hunne voeten verminderen, totdat zy zich in snikken (§. 69.) verliezen. Vaerzen van zeven voeten zyn zeldzaam, hoewel men ze vind; by voorbeeld: ô Wacht u, wacht u wel voor hem die Godt getekent heeft.
(Vondel, Poëzy, Deel I, bl.
631)
Ga naar voetnoot139
De Tarentyn houd, door de kracht der jaren, rustig aan.
(Feitama,
Telemachus, bl. 371)
Ga naar voetnoot140
Daar elk voet uit twee lettergreepen bestaat, zo tellen de zesvoetige vaerzen 12 greepen, de vyfvoetigen 10 greepen, en zo voort. Deeze evengreepige vaerzen worden manlyk genaamd: de vrouwlyken zyn onëven, en hebben allen één' greep meer, naardien de vrouwen ééne rib meer dan de mannen bezitten; en ook hier heet het: Honneur aux dames! Het rym, 't welk de manlyke | |
[pagina 55]
| |
vaerzen sluit, word gezegd te staan: doch dat aan het einde der vrouwlyke vaerzen noemt men sleepend. Manlyke vaerzen van vyfdhalf' voet, hebben 7, van vierdhalf' voet, alleenlyk 5 greepen, enz. om dat 'er een der leden,
Of eene halve voet, vooraan is afgesneeden;
(Pels, Dichtk., bl. 9)
Ga naar voetnoot141
dit echter zyn geen jambische, maar trochaïsche vaerzen. Zesvoetige vaerzen heeten heldenvaerzen, wyl ze uit hoofde hunner majesteit tot het heldendicht vooral gebruikt worden (§. 32.); ook noemt men hen Alexandrynsche vaerzen, wyl Alexander een groot held is geweest. Zy zyn onafscheidelyk van den ‘zoogenoemden Hollandschen Heldentoon, Pho, pha, tra, la, la, la, wilt myne kracht bestieren,
fa, foe, pief, poef, pi, pa, tra, le, la, la, la,
lieren.’
(M. Corver,
Tooneelaantekeningen enz. bl. 159)
Ga naar voetnoot142
Vyfvoetige vaerzen zyn echter niet minder deftig (§. 32.), en Vondel, die ze meermaals tot het hoogdravende bezigde, houd met Ronsard hen ‘beter van zenuwen voorzien en gesteven, dan d'Alexandrynsche, van twalef en dertien lettergreepen’. (Bericht voor Jephta) Ga naar voetnoot143 Viervoetsche vaerzen voorts, waarin geen sneê met allen
Vereischt wordt, zullen ons gemeenlyk welgevallen
Op alle stoffen in een kort gedicht bevat;
(Pels, Dichtkunst, bl. 8. enz.)
Ga naar voetnoot144
Men leeze, zo wel omtrent de kenmerken der | |
[pagina 56]
| |
overige vaerssoorten, als nopens alle verdere werktuiglyke kunstdeelen van een vaers, vooral de nuttige lessen van den behulpzaamen Pels; die, als een tweede Edipus, het raadsel van den Sfinx volkomen oplost en ontwart. |
|