Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 26. De maat is de pols van een vaersDe maat is de pols van een vaers; want gelyk de pols het leven en de gezondheid van het menschlyk lichaam aanwyst, zo vertoont de maat de wel- of kwalyk gesteldheid van een vaers: en de dichter raadpleegt ten dien einde de maat, gelyk de arts den pols. Ook is de maat zo natuurlyk en onafscheidelyk met den vaerstrant verbonden, dat men in prosa, of maatloos, geene gedichten kan schryven; gelyk men geen leevend althans gezond ligchaam ontmoet, waaraan de | |
[pagina 52]
| |
polsslag mangelt. Men hoore hieromtrent het oordeel van Antonides, als geneesheer en dichter; dus zingt hy: Een bange koorts, die ongevoelig aen quam naderen,
Joeg 't ziedend bloet te post, of stremde 't weer in d'aderen;
En, danssende in den pols op mateloozen trant,
Won op de geesten en het lichaam d'overhant.
(Mengeldichten, bladz. 297)
Ga naar voetnoot129
En gelyk de oude Grieksche arts Herophiles de geheele geneeskunde op de naauwkeurige kennis van den pols bouwde,‘il vouloit qu'on fût musicien et géométre, pour se connoitre parfaitement au poulx, pour en entendre la cadence, et en savoir la mesure, selon les âges et les maladies’ (Traité de l'Opinion, Tom. 1, pag. 581) Ga naar voetnoot130; even zo heeft reeds Jubal het fondament der muziek, en dus ook van het vaerzenmaaken (§. 56.), op de maat gegrondvest: 't Vernuft van Jubal boude
Op 't gadeslaen van klank
En maet, het lieflyk maetgezangk,
Dat zich, vol geest, ontvoude.
(Vondel, Noah, bladz. 17)
Ga naar voetnoot131
Voor het overige bestaat de maat, als polsslag, alom in de natuur; en de dichters zelven weiden daarover meermaalen uit, by voorbeeld: Schoon alle hemelen en heldre starretranssen
Doorgaens op eene maet ten reie gaen, en danssen
enz.
Vondel, Bespiegelingen, bladz. 124)
Ga naar voetnoot132
--- op 't goddelyk gezang
Der heem'len, die op maet, gestadig gaen hun' gang,
En danssen ---
(Vondel, Poëzy, Deel I, bl. 661)
Ga naar voetnoot133
| |
[pagina 53]
| |
'k Zie luisteren naar uw maet bosch, bron en beek, en
boom.
(bl. 637)
Ga naar voetnoot134
't Geboomte ruischt op maat, gelyk de zilvre vlieten.
(K. Lescailje)
By 't vrolyk ruischen van deez' zilvre waterval
Die reeds u voorzingt, en de maat wyst aan uw snaaren.
Ga naar voetnoot135
Men erkent uit dit alles, dat de maat een zeer voornaam deel van het vaers is. De vaerzenmaaker handelt, by het waarneemen derzelve, alzins als een wysgeer, en men kan Antonides vaers op hem toepassen: Een wyze laet zyn voet de maet niet overtreden.
(Trazil, bl. 9)
Ga naar voetnoot136
en nopens vaerzen, zo wel als staatszaaken, geld het oordeel: 't Is kunst, de tyt en maet te treffen fix en net.
(Vondel, Batavische Gebroeders, bl. 34)
Ga naar voetnoot137
|
|