Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 25. Het rym is de ziel van een vaersHet rym is de ziel van een vaers. Gelyk wy gezien hebben, dat de trant het ligchaam van een vaers uitmaakt (§. 24.), zo is het rym de ziel, die dat ligchaam gevoel en leven schenkt. Het veelbetekenend woord Rhythmus, vanwaar ons Rym afstamt, zegt eigenlyk harmonie; die treffendste omschryving der ziel. Want Pythagoras, Plato, Philolaüs Ga naar voetnoot125, en andere oude wysgeeren, bepaalden de ziel, eene loutere harmonie te zyn. Men kan niet dichten, zonder vaerzen te maaken; en men kan geene vaerzen maaken, zonder te rymen. Het rym is dus de kroon der poëzy, en de ziel van elk vaers. En gelyk de ziel denkt, of gedachten baart, even zo baart het rym | |
[pagina 50]
| |
dichtgedachten (§. 83.). Het eene rym teelt het andere, en aldus worden vaerzen geboren. De minste inval, ik zal niet zeggen hartstocht, heeft slechts een rymwoord aan de hand te geeven, zo brengt de weêrklank straks een' tweeden rym voor den geest; en onmiddellyk zyn twee vaerzen in gereedheid. Met alle de volgende vaerzen gaat het even zo; en men bemerkt by elken regel, dat het rym, nopens den vaerstrant, gelyk de ziel nopens het ligchaam, levendig, vlug en werkzaam is. Om zich van deeze waarheid ten eenemaal te overtuigen, leeze men Rabeners Bewys der onontbeerlijkheid van het rym, enz. Ga naar voetnoot126, of wel Nomsz navolging; waar het onder anderen heet: Wreekt, muzen, u en ons! Dat uwe gramschap blyk'! ---
Beschermt het dierbaar rym, de ziel van onze zangen!
(Mengelwerken, bladz. 186)
Ga naar voetnoot127
en laager: Dit alles komt van 't rym, de ziel van onze zangen!
(Bladz. 187)
en aan het einde: Elk zal met my gewis
Erkennen dat het rym de ziel der dichtkunst is.
(Bladz. 190)
Rymlooze vaerzen, (indien 'er vaerzen zonder rymen kunnen bestaan) zyn derhalve als ziellooze vaerzen aan te merken (§. 77.). In tegendeel kan men, in kas van vaerzen, de woorden berymd en bezield, als ten eenemaale gelykluidend, willekeurig | |
[pagina 51]
| |
verwisselen. Voor het overige behoort het rym, als ziel, tot de bovennatuurkunde der poëzy. Voor het rym zorgen, is dan voor de ziel van 't vaers zorgen; en men ziet hoe noodwendig zulks zy. Huydecoper, weliswaar, in zyne Proeve van taal- en dichtkunde Ga naar voetnoot128, berispt den grooten Vondel meermaals, dat hy den zin zyner vaerzen bederft, alleen om het rym goed te maaken; en onder anderen verklaart hy bladz. 103 zulks ronduit: ook is het niet te loogchenen, dat veelen onzer poëeten Vondel hierin navolgen. Maar, de zaak wel overwoogen zynde, men heeft onrecht om Vondel en zyne navolgers op dit punt te berispen: want den zin der vaerzen te bederven, om het rym goed te maaken, heet niets anders, dan het ligchaam afbreuk te doen om voor de ziel te zorgen; het welk, gelyk elk weet, eene zeer wezenlyke zedelyke pligt is. |
|