Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
§. 15. Het naakte dichten is eene ligte uitspanningHet naakte dichten is eene ligte uitspanning. Want wien valt het moeijelyk, te uiten all' wat hem voor den geest komt? Of zucht en klaagt de treurige, lagcht en schertst de vrolyke, niet zonder opzet en met vermaak? Men behoeft slechts zyne gewaarwordingen en luimen uit te storten, om dichter in abstracto te worden, en tevens eene zoete verlustiging te genieten, die den geest ontspant en de gezondheid sterkt. Zo natuurlyk het dus van den eenen kant is, dat de liefde den louteren dichter vormt; naardien de minnaar zyne verliefde kwellingen door het dichten sust en verjaagt: even zo natuurlyk is het van de andere zyde, dat vorsten, staatsmannen, kooplieden, schoolmeesters, apothekers en andere lieden, welken geduurige zorgen of bezigheden beslommeren, tot dichten genoopt worden, en door dit streelend bedryf hunne afgesloofde geesten verpoozen. De Hollandsche Spectator getuigt alzo van den pensionaris Cats, dat hy, als een met bezigheden overlaaden staatsman, ‘de poëzy alleen gebruikt heeft tot verlustiging, en tot verkwikking van zynen afgesloofden geest’ (Deel I, bl. 429) Ga naar voetnoot74. Dus zingt Vondel van den heer Diedrik Buisero: Want onder dezen last, hem opgedraegen, spant
Zyn geest by wylen uit, als hy belust te dichten,
De schouders van het pak der staetzorgh wil verlichten.
(Poëzy, Deel II, bl. 291)
Ga naar voetnoot75
| |
[pagina 32]
| |
en J. van Hoogstraten zingt van even dien heer: Terwyl hy van het hofgewoel
Geweken, uit een' trek tot digten,
Het pak der staatzorg wil verligten.
(Mengelpoëzy, Deel II, bl. 134)
Ga naar voetnoot76
Insgelyks Antonides, aan het zoontje van dien heer: Uw vader, die, van zorg ten dienst van 't land vermoeit, Zyn geest met poëzy gelukkig weêr kan wekken. (Verjaargedichten, bl. 142) Ga naar voetnoot77 Uit deezen hoofde noemen ook de dichters zelven veeltyds hunne voltooide gewrochten: Dichtlievende Uitspanningen, Verlustigingen, Ledige uuren, Slaaplooze nachten; vandaar de poëetische zinspreuken: ô Laborum dulce lenimen, proficit et recreat, enz. enz. Ga naar voetnoot78 Eindelyk is het overvloedig bekend, dat het dichten onder onze landgenooten Liefhebbery word genoemd; dat is te zeggen, een knutselen, 't welk men enkel ten tydverdryf verricht: gelyk het printjes afzetten, het silhouetteeren, het yvoordraaijen, het nettenbreijen, enz. soortgelyke Liefhebberyen zyn; hoewel alle deeze uitspanningen niet ten eenemaale zo ligt vallen, als het dichten in abstracto. Het genootschap Latet quoque utilitas Ga naar voetnoot79 vertoonde derhalve Melpomene en Thalia, zich onderling den vederbal toekaatsende; ten bewyze dat het dichten van tooneelstukken geheel geen kunst (§. 10.), maar slechts een spel en eene ligte uitspanning is. |
|