| |
| |
| |
I.
[Ielk]
IELK, voor een ieder, hetzij bij verbastering van elk, of bij zamentrekking van iegelijk, waarvan ook elk misschien zamengetrokken is. Zie mijne oud-Friesche spreekwoorden, blz. 113 en volgg.
| |
[Iemand]
IEMAND wordt nog heden ten dage in de stad en het land van Breda, in de gebogene naamvallen, gebruikt, zoowel als niemand. Oudtijds geschiedde het algemeen. Onder anderen leest men in den Bijbel, gedrukt te Antwerpen, bij Willem Vorsterman, 1528, in het 2. Boek der Machabeën, kap. 11, Lett. G: ‘Seyndt terstont yemanden, op dat wi ordineren alsoot u becoemt.’ Zelfs heb ik iemanden in den casus rectus gevonden. Het is dus geen germanismus.
| |
[Iet]
IET wordt hier veel gebruikt voor iets, vooral in den eersten en vierden naamval, maar nooit voor iets, als een adverbium; hoezeer het oudtijds ook aldus gebezigd werd; zie nog Spiegel's Herspiegel. II, 309.
| |
[Ietwat]
IETWAT of, gelijk het doorgaans bij verbastering uitgesproken wordt, ietewat, voor hetgeen men in eenen deftigeren stijl zegt ietwes. Oppervlakkig zoude men denken, dat het ware iet of wat, dan het is een enkel, hoewel zamengesteld, woord, te weten: ietwat, bij Kiliaan ook iewat en etwat; in het Hoogd. etwas.
| |
| |
| |
[Ievers]
IEVERS, voor ergens. Eigenlijk iewers, als zamengesteld uit het oude ie en waarts, bij verkorting wers; wordende hier ook somtijds, hoezeer minder dan in Gelderland, de W in V veranderd. Men treft echter bij de Ouden ook ievers aan.
| |
[Ieverhands]
IEVERHANDS, voor: te eeniger plaatse, ergens; van iever of iewer en hands, zoo veel als aan deze of gene zijde.
| |
[Ik]
IK. Men hoort hier ook wel de herhaling van dit pronomen, even als in Zeeland, en nog meer in Vlaanderen en Zuid-Braband. B.v. ‘Ik heb ik dat gedaan.’ - ‘Ik ben ik daar geweest.’
| |
[In]
IN wordt hier zeer gemeenzaam voor aan een bijvoegl. naamw. gevoegd, en heeft alsdan den zoo ten goede als ten kwade versterkenden of vergrootenden zin van per, prae, valde, en zoo is het zelfs in de beschaafde verkeering onder oorspronkelijke Bredanaars nog zeer in zwang. Men houdt zulks in het kitteloorig Holland welligt alleen door het volksgebruik gevormd; dan het komt in een heir van woorden aldus bij Kiliaan voor. Wij zullen alleen die, welke hier het meest in gebruik zijn, aanvoeren.
| |
[Inbedroefd]
INBEDROEFD, of in-droevig, bij Kiliaan indroeve, voor: innerlijk bedroefd, of in het algemeen zeer bedroefd.
| |
[Ingen]
INGEN. Zie over dit woord, in de beteekenis van weide, of in het meervoud weiden, mijne Naams-uitgangen, blz. 62 en volgg. Dat hetzelve in het land van Breda eertijds ook niet vreemd schijnt geweest zijn, komt
| |
| |
mij voor uit den naam van Teteringen, digt bij Breda gelegen. In den jare 1280 werden namelijk door Arnout van Loven aan die van Breda geschonken de gemeene weiden (pascua publica), gelegen tusschen Emelenberg en Ypelaar tot aan de gracht, strekkende naar den molen en tot aan het bosch Verdebosch, door eene, in het woord vrede ook niet vreemde, letteromzetting, thans Vredebosch genaamd, welke omtrek Teteringen uitmaakte; waarschijnlijk, even als Ter Aa, Ter Goude, Ter Neuze, Ter Veer, enz., eertijds Ter Ingen genaamd, waarvan, omdat men dikwijls bij verbastering te Ter Ingen zeide, even als men nog wel pleonastice zegt te Ter Heide, naderhand Teteringen gemaakt is.
| |
[Ingierig]
INGIERIG, voor: bij uitstek gierig.
| |
[Ingoed]
INGOED, voor: zeer goed, inzonderheid van iemand, die goed van inborst is. Elders zoude men zeggen: door en door goed. Hetzelfde heeft in 't Friesch plaats. Yn-goe zegt G. Japix veel van God, en dikwijls roept hij het Opperwezen aan yn-goe God; zie b.v. Psalm 16 en 125. Goads yn-goe gunst zegt hij Psalm 52; om nu geene plaatsen meer aan te halen.
| |
[Inheet]
INHEET, voor: zeer heet.
| |
[Inhouden]
INHOUDEN. Het op iets inhouden, voor: zich naar iets regelen, zich naar iets, als vast bepaald, gedragen. B.v. Ik zal het dan daarop inhouden, d.i. ik zal zulks dan voor afgesproken houden. Het is, meen ik, ontleend uit de spreekwijze: het op den vijand, op de
| |
| |
kusten inhouden, zoo veel als aanhouden. De Heer Weiland heeft het woord niet in deze beteekenis.
| |
[Inkomende]
INKOMENDE, voor inkomen, inkomsten. Men vindt het veel in oude stukken, en inderdaad is dit deelwoord, wel beschouwd, beter Nederlandsch, dan inkomen.
| |
[Inkoud]
INKOUD wordt hier veel gebruikt, zoo in de beteekenis van innig, inwendig, door en door koud, als in de algemeene beteekenis van zeer koud.
| |
[Inleelijk]
INLEELIJK, voor: bij uitstek leelijk, afschuwelijk leelijk.
| |
[Inlief]
INLIEF, voor: zeer lief.
| |
[Inlui]
INLUI, voor: zeer lui.
| |
[Inmooi]
INMOOI, voor: zeer mooi, bij uitstek mooi.
| |
[Innet]
INNET, voor: zeer net. Het wordt meest van iemand, die zindelijk en naar eenen goeden smaak gekleed is, gebruikt.
| |
[Innig]
INNIG gebruikt men hier voor opregt, in de spreekwijze: het is innig waar. In de oude taal had innig de beteekenis ook van Godsdienstig; naar het schijnt, ook in het Hoogduitsch, dewijl Innigkeit, in oude oorkonden, voor godsdienstigheid, godsdienstijver, voorkomt.
| |
[Inproper]
INPROPER heeft hier de beteekenis van zeer proper, door en door proper.
| |
| |
| |
[Inscharen]
INSCHAREN. Men zegt hier, in de gemeenzame verkeering, het vuur inscharen, voor hetgeen men elders noemt inreken, of bij verbastering inrekenen. Het is zamengesteld uit in en scharen, niet in de beteekenis van scheren, radere, maar van coacervare, in welken zin het bij Meyer onder de verouderde woorden voorkomt. Dezelfde beteekenis heeft inscharen ook nog heden in het Neder-Saksisch, alhoewel het aldaar inscharren uitgesproken wordt. Dit woord heeft ook de beteekenis van reken, reecken, raecken, bij Kiliaan voorkomende, welk laatste men nog in Friesland en in Neder-Saksen gebruikt. Op sommige plaatsen van ons land zegt men ook rakelen en oprakelen, niet alleen van het vuur, maar ook van andere zaken; b.v. den boel oprakelen.
| |
[Insteker]
INSTEKER, voor: oorblazer.
| |
[Int]
INT, voor ent, en inten, voor enten. De beteekenis zelve geeft alleen genoegzaam te kennen, dat de praepositie in hier hare plaats behoort te hebben. J.B. Houwaert, Remedie der Liefden, 1. Boek, zet de woorden van Ovidius venerit insitio over:
‘Als den tijd compt van incten.’
| |
[Int]
INT, voor inkt, of, gelijk anderen spellen, enkt. Sommigen leiden het woord af van het Poolsche inkaust, 'twelk voor de spelling ink of inkt zoude pleiten. Door Martinius, Furetière en anderen wordt het gehouden te komen van ἐγχαυστὸν, Lat. incaustum, Ital. inchiottro. Deze meening en het Fr. encre regtvaardigen de oude spelling enkt, welke ook Kiliaan heeft,
| |
| |
en nog in sommige oorden van ons land, en in Neder-Saksen overal, plaats heeft, terwijl de hier heerschende uitspraak int van het Hoogd. Dinte schijnt te komen, en dit, volgens Wachter, door inschuiving der N van het Wallische duedd, nigredo, van du, ater. In het Spaansch is het tinta. Voorts is het zonderling, dat men echter hier in de zamenstelling inktspot, inktskoker, zegt.
| |
[Int]
INT, voor: ontvangst, zoo veel als inning. Het wordt meest gebruikt voor de ontvangst van het regt op den visch.
| |
[Intmeester]
INTMEESTER, of eigenlijk indmeester, heet te Breda de afslager van den visch, die te gelijk ontvanger van de belasting op denzelve is. Deze heeft den naam van het werkwoord inden, 'twelk oulings voor innen gebruikelijk was. Constthoonend Juweel van Haerlem, blz. 168:
‘Laet u broot varen en over 't water glijen,
‘Soo sult ghy het op langen tijt weder inden.
| |
[Intsel]
INTSEL noemt men in deze streken het was of lijm, dat tot het enten (inten) van boomen gebruikt wordt.
| |
[Inwijs]
INWIJS, voor: zeer wijs, door en door wijs.
| |
[Inzetten]
INZETTEN. Een huis of eenen koop inzetten, is, op andere plaatsen van ons Vaderland, het eerste bod op eene openbare verkooping doen. Hier verstaat men door den inzet van een huis, of ander pand, den prijs, dien het op den eersten zitdag heeft gegolden.
| |
| |
Het huis is ingezet op duizend gulden beteekent dus hier: het huis heeft op den eersten zitdag duizend gulden gedaan.
| |
[Itten]
ITTEN, voor eten. De verdediging van hetzelve kan blijken uit mijne oud Friesche Spreekwoorden, blz. 50. Ook op eenige plaatsen van Westphalen is itten in gebruik, alsmede iten. In het Saterland heet de etenstijd, zoowel als een eetmaal, Itemaal.
| |
[Ivel]
IVEL heb ik eene enkele keer als zelfstandig naamwoord hooren gebruiken voor een euvel. In Zeeland hoort men het nog veel voor ongemak. In het Angels. is het yfel, waarvan de Engelschen evil, en mogelijk ook wel Devil, ons Duivel, gemaakt hebben, 'twelk sommigen ook tot het bijvoegl. naamw. euvel willen brengen. Men zeide oudtijds ook oevel en ovel, en nog in Neder-Saksen üvvel; en mogelijk daarvan Düvel. |
|