| |
| |
| |
F.
[Falie]
FALIE. Men noemt hier eene Falie wel doorgaans een regenkleed; doch deze vrouwendragt behoudt dien naam, wanneer de vrouwen zich ten platten lande daarvan bij begrafenissen bedienen, als wanneer dezelve geheel ontrold worden, zoodat zij bijna over den grond slepen. Men vindt bij Bredero in Jerolimo: ‘Hoeveel rou-mantels, hoeveel korte, hoeveel huycken, hoeveel falien?’
Pingeron, in eene aanteekening op zijne vertaling der brieven van den Abt Sestini over Sicilie en Turkije, p. 82. meent, dat de dragt der faliën uit Spanje afkomstig is en door de Spanjaarden in de Nederlanden gebragt werd, alwaar dezelve volgens hem faijes (falies) genaamd worden.
Een geleerd man mijner vrienden heeft op de boven aangehaalde plaats van Bredero aangeteekend, dat even als de rouwmantels der naaste vrienden hier tegen de korte der verdere, zoo ook de huiken der naaste vrouwelijke verwanten tegen de faliën der verdere overgesteld worden. Thans hebben hier de faliën algemeen de huiken verdrongen. Men ziet laatstgemelde niet meer bij de boeren-begrafenissen, en niet, dan zeer zelden in de Roomsche Kerken door ouderwetsche vrouwen dragen.
| |
[Fant]
FANT noemt men hier hen, die den visch, op het zooge- | |
| |
noemde Bergsche veld gevangen, in manden op hunne ruggen torschen en langs de huizen te koop veilen. Het woord Fant beteekent eigenlijk een voetganger; zie mijne Oud-Friesche Spreekww. blz. 99. en het Register, waarbij men zoude kunnen voegen, dat het poppenspel, bij ons met een bastaard-woord marionetten genaamd, bij de Italianen heet Fantoccini, d.i. kleine mannetjes.
| |
[Fazelen]
FAZELEN, uitfazelen, voor ravelen, uitravelen (volgens het algemeen gebruik rafelen, uitrafelen). Het wordt ook aldus op sommige plaatsen van Neder-Saksen uitgesproken. Het echte Duitsche woord is fasern.
| |
[Fel]
FEL. Zekere oord der stad Breda wordt de felle oord genaamd, in denzelfden zin, naar ik meen, als in andere steden sommige plaatsen de koude oord heeten.
| |
[Fezikken]
FEZIKKEN: fluisteren, zachtkens praten.
| |
[Fikfakken]
FIKFAKKEN wordt door den Heer Weiland omschreven: op en neer drentelen, zonder iets uit te rigten; het is zamengesteld van fikken, bij Kiliaan ferire, leviter virgis percutere, en fakken, bij Meyer grijpen, nemen, aangrijpen; fickfakken vertaalt Kiliaan factitare, agitare, zoo veel als iets doen als niet doende; en fickfakker ardelio. Dan hier gebruikt men het ook voor: elkander liefkozen, alsmede wel voor: zachtjes tegen elkander fluisteren, gelijk geliefden doen. Bij Wachter vinde ik: ‘fickfacken, intricare, turbare, interprete Stilero vox Britannica. Boxhorn in Lexic. Antiq. Brit. fygfag, confuse.’ In het Hannoversche is Fikfakker een onbestendig mensch, een windbuidel.
| |
| |
| |
[Flambeeuw]
FLAMBEEUW, aan den Zuid-Brabandschen kant voor flambouw. Kiliaan heeft flambeel.
| |
[Flarde]
FLARDE wordt hier niet alleen gebruikt van zaken, die aan stukken zijn; maar ook van zulke, die slechts voddig zijn. Het is, naar mij voorkomt, van anderen oorsprong, dan het hierna voorkomende Flere.
| |
[Flenskens]
FLENSKENS, voor pannekoeken, even als het Fransche Flans of Flaons. Ik acht het met ons vlaai of vlade herkomstig a flando; dan of ons Hollandsch woord flensje eene verbastering zij van het Fransch, of wel eenige gemeenschap hebbe met flensen (waarvan verflensen), uit hoofde der slapheid van het gebak, durf ik niet beslissen. Sommigen leiden het Fr. Flandrelet, dat op eenige plaatsen voor flan gebezigd wordt, af van Flandre en lait, omdat het gebak uit Vlaanderen, een land van melk, afkomstig is. Du Cange schijnt wel genegen, het Fr. flans ons vlaai, vlade, te doen zijn, bij Kiliaan overgezet placenta, scriblita, libum, artolaganum. Wachter schijnt Flan van het Duitsche fladen, placenta, te doen komen. In de Glossae Pezz., door hem aangehaald, is fladan placentas. Van de ijdelheid der vladen heeft men overdragtelijk gevormd het werkwoord vladen, vlaaijen, welk laatste nog voorkomt bij den Ridder Hooft, in zijnen brief van Menelaus aan Helena:
‘Geen vlaayer kort mijn tijdt met ongebonden klappen.’
Zoo ook vlaedenbacker voor vleijer; zie Huydecoper op M. Stoke, 2. D. blz. 313. Van vladen, vlaaijen, is naderhand gemaakt vleiden, vleijen.
| |
| |
| |
[Flere]
FLERE, uitgesproken wordende, als of in het Latijn stond Flaere of in het Hoogd. Flehre, Flähre, bij Kiliaan overgezet ignava et deformis puella. B.v. Zij ziet er uit als eene dikke Brabandsche Fleer. Bredero in de Klucht van de Koe:
‘Hoe wil die Flaers, die waerdinne kyven.’
In Schijnheijligh, 2. Bedr. 12. Toon.:
‘Ghy varcken, ghy sack, ghy pankt, ghy blay,
ghy flaers.’ En 5. Bedr. 4. Toon.:
‘Ende ick hebbe alle de elentsche fleersen,
Meeren, scheucken ende prijen, van onder-coortsen, boven-coortsen -
En sluyp-coortsen, over den heeckel ghehaelt,’
en in het stukje van Fobert en Lobbetje, in het Boertigh Liedtboek:
‘Mar dit doet die doortrapte Flaers,
Om hum noch mier te locken.’
Roemer Visscher in zijne Quicken, 2. Schock, No. 9:
‘Daerom roept sijn moeder, 't is een qua flaers.’
In het Neder-Saks. is flähren; en nog meer vlâren, vladderen, in gebruik, en beteekent: allerhande zotte of onnutte klap praten, en daarmede zijnen naaste doorhalen, waarvan zulk gesnap tusschen twee oude wijven een fladderslag genoemd wordt; zoo ook het zelfst. naamw. geflär, gesnap.
| |
[Flerecyn]
FLERECYN is hier, voor jicht, in algemeen gebruik bij de echte Bredanaars. Bij Kiliaan is het fledercyn, vledercyn, flercyn, morbus articularis. Hij en na hem Junius leiden het af van vlederen, flederen, fledderen, d.i. vliegen, omdat het door al de leden en tusschen vel en vleesch vliegt. Flerecyn zoude dus eigenlijk
| |
| |
vliegende jicht zijn. Van dit vlederen is ook vledermuis, zoo veel als vliegende muis. Vlerk is eene zamentrekking van vlederik.
| |
[Flers]
FLERS, fleer, uitgesproken als met eene Hoogduitsche ä, voor slag, oorvijg. Bij Kiliaan is flere alapa, colaphus.
| |
[Fletsch]
FLETSCH, voor flaauw Hoezeer dit woord ook in sommige andere streken van ons vaderland gebruikt worde, breng ik het hier echter bij, omdat ik het woord noch bij Kiliaan noch bij den Heer Weiland gevonden heb. Dit woord is mede in Neder-Saksen onder de landlieden in gebruik, b.v. de sonne steekt so fletsch, d.i. om fletsch (flaauw) te worden. Het is van dage fletsch warm. d.i. flaauw warm, zoo warm, om er flaauw van te vallen. Insgelijks fletsch weêr, enz.
| |
[Flikker]
FLIKKER. Flikkers slaan noemt men hier hetgeen de Franschen noemen faire des entrechats. Ik denke het eene verbastering te zijn van fliggers. Bij Kiliaan is fliggheren volitare et tolutim incedere.
| |
[Flitsken]
FLITSKEN wordt hier veel gebruikt voor een sneedje, een snippertje, een reepje, meest van eetwaren, inzonderheid van brood, vleesch of spek. Het is een zeer goed woord, en de Engelschen gebruiken in denzelfden zin nog flice. Ihre op het woord Flesk, zegt, meest naar Junius, dat in het Angel-Saks flicce beteekent succidia, vel portio carnis suillae. Hij voegt daarbij, dat het in het Allemann. heet flicci, in het Nederd. vlijd; Eng. Flitch; IJsl. flycke. Hij had hier- | |
| |
bij kunnen voegen het Deensche Flycke en het Fransche flêche de lard, oudtijds ook Fliche genaamd, 'twelk Ménage zelf zegt waarschijnlijk te komen van het Zweedsch, Deensch en Noorweegsch Flesk, in die talen spek beteekenende. De Engelschen zeggen a flitch of bacon; de Zweden ett fläsk, het halve gedeelte van een geslagt varken, bij ons eene zijde spek, of van een varken. En dat Flitsken zoo wel van ander, dan van varkensvleesch, ja van andere zaken, kunne gebruikt worden, blijkt daaruit, dat zoowel volgens Junius, als volgens Ihre, het woord floec eigenlijk beteekent segmentum, frustum, partem de toto demtam; en Junius meent, dat het woord flitch eigenlijk eenen gescheurden of eenen ingevoegden lap beteekent, welke in het Angels. flyhte genaamd wordt. In het IJslandsch is Flycke oorspronkelijk een gescheurd kleed, in het Nederd. flikke een aangezette of ingevoegde lap, waarvan nog het werkw. opflikken. In het
oud-Duitsch is vlyck hetzelfde, als eene zijde spek, en vlycken of vlicken secare, diffindere. In het Duitsch is Fletz een stuk steen, een lap laken, en bletzen lappen, aan elkander naaijen. Blezz was in het Frank-Duitsch ook een stuk steen, een lap laken, enz. Zie Loescher, Litterator Celta, pag. 91 en 92. In het Neder-Saksisch is Flik een lap en Flaaske een stuk vleesch, een dun stuk spaanderhout, een lap van de huid, enz. Flick noemt men aldaar zeker niet onsmakelijk geregt, bestaande uit gekookte appelen en de kleine lapjes en stukjes vleesch, die bij het van een houwen van een geslagten os of ander beest overblijven. Ook te Bergen-op Zoom gebruikt men Flitje in de beteekenis van het Bredasche Flitsken.
| |
| |
| |
[Flora-maandag]
FLORA-MAANDAG wordt alhier genaamd de maandag na het feest van Drie Koningen, elders Kopper-maandag genoemd. Misschien is van Flora bij verbastering verloren-maandag gemaakt, gelijk dezelve hier en daar genaamd wordt, ofschoon hij wel te regt een verloren dag moge heeten, omdat hij meer in vermakelijkheden, dan met werken wordt doorgebragt. Zie van Flora-maandag, verloren-maandag en koppertjes- of koppeltjes-maandag, de Nieuwe Bijdragen, I. D. blz. 498; alsmede den Heer van de Wall, op de Handvesten van Dordrecht, 1. Afdeel. blz. 142, alwaar dezelve gezworen maandag genaamd wordt, zoowel als in de Analecta van Matthaeus, en elders; misschien omdat op dien maandag de eeden der Regtbanken plagten vernieuwd te worden, gelijk nog in onze dagen bij sommige Geregtshoven plaats had.
Kopper beteekende voorheen een feest. Bredero in Lucille, 4. D. 6. Handel.:
‘Wel ick gaader na heen, gelijck als na een kopper.’
Bij denzelfde in Angeniet, 1. Bedr. 1. uitk. vindt men het werkw. kopperen:
‘Als den Paf-sack weijd'lijck koppert
En smetst, en smult, en slempt en slaapt.’
Kopperen is bij Kiliaan agere hilaria. Het is hetzelfde bij hem als kockerillen, over hetwelk zie Junius in Etymolog. Anglican. op cocker. Deze maandag wordt ook genaamd Konings-maandag, zoo veel als maandag na Drie Koningen; of ook wel Verschijningsmaandag, Friesch Skeinos-mandey. Zie M. Alting, Notit. Germ. Infer. p. 49. Het woord kopperen is afgeleid van kop, in de beteekenis van beker, welke in de zeventiende eeuw nog zeer gemeenzaam was.
| |
| |
Vergelijk ook over Kopper-maandag Bilderdyk, verklarende geslachtlijst der naamwoorden, laatste druk, 2. D. blz. 115. Op Flora-maandag is nog een enkel der voormalige gilden te Breda gewoon te teren, en wordt aldaar op denzelve een vrolijken dag gegeven aan de kinderen van het weeshuis.
| |
[Flouw]
FLOUW, voor flaauw. Zie wegens verflouwen en diergelijke woorden, de tweede uitgave van Huydecopers Proeve, door F. van Lelyveld, 3. D. blz. 303.
| |
[Flouzen]
FLOUZEN, voor: liegen, in het Neder-Saks. flausen. In Friesland zegt men daarvoor, zonderling genoeg, vlouwen, daar anders de Friezen de hardere uitspraak beminnen. Zie laatstgenoemd woord bij den Heer Wassenbergh in deszelfs Idiotic. Frisic. In het Vocabulaire Troyen van Grosley, Ephémerid. Part. 3. Chap. 8. is Flove een spreukje, eene vertelling zonder waarschijnlijkheid.
| |
[Fluwijnen]
FLUWIJNEN zijn in het algemeen kussensloopen. Hier echter heeft het gebruik dien naam alleen aan de sloopen der zoogenaamde lendenkussentjes gegeven. Kiliaan meent het woord van Pulwijne of Blouwijne af te komen zooveel als van pulvilli theca. Dan ik meen ook gevonden te hebben, dat fluijn in een oud stuk eene beurs of iets diergelijks beteekend hebbe, en dus, waarschijnlijk alles, waarin men iets steekt of bewaart, geweest zij. Wijn komt van het Wallische gwain, waarvan ook het Fransche gaine, het Lat. vagina.
| |
| |
| |
[Fomfaaijen]
FOMFAAIJEN, verfomfaaijen, heb ik hier nooit hooren gebruiken, dan in den zin van door kreuken, als anderzins, verhavenen. In het Neder-Saks. beteekent het dolo malo aliquem persequi, ambire favorem alicujus in detrimentum alterius, enz. Zie Richey, Idiotic. Hamburg., Schütze, Holstein. Idiotic. op fumfumfeien, en het Brem. Nied. Sächs. Wörterb. op fumfeien. Ofschoon het woord elders in de Nederlanden ook niet buiten gebruik zij, is het echter verre van algemeen te zijn, en wordt hier meer gehoord, dan op andere plaatsen.
| |
[Fonkel]
FONKEL. Men zegt hier fonkel-nieuw, zoo als men elders zegt splinter-nieuw of nagel-nieuw. Het komt zeer zeker van het verouderde foncke, naderhand voncke, ons vonk, en heeft dus zeer veel over eenkomst met de ook elders in Holland gebruikelijke spreekwijze van brand-nieuw. Eng. brand-new, waarover zie Junius in brand. Ondertusschen vind ik wel, dat eertijds het werkw. fonckeren bestaan hebbe, maar van dat van fonckelen is mij niets gebleken.
| |
[Fooi]
FOOI, of meest Boekweit-fooi, wordt in deze streken genaamd het maal, 'twelk de landlieden, nadat de boekweit gedorscht is, aan hunne knechten en anderen, die daaraan geholpen hebben, geven. Indien de boerenwoning aan eene heeren-hofstede aanhoorig is, zouden de goede lieden zich zeer vernederd achten, als hunne Heeren of Vrouwen niet eenige oogenblikken aan de algemeene vreugde kwamen deelnemen, of ten minste dezelve toeschouwen. Niet zelden wordt dezelve verhoogd door een boeren-Paganini of zoo- | |
| |
genaamden speelman, die door de Merliton of Jan koop me een kermis het gezelschap tot een dansje helpt uitlokken, bij hetwelk hij tevens voor balletmeester dient en de zaal der deel of de lucht van zijn meisjes en knechtjes gestadig doet weergalmen. De maaltijd bestaat hoofdzakelijk uit koeken van de nieuwe boekweit en rijstenbrei. Dergelijke fooijen worden ook gegeven aan de buren en andere bekenden, die, met hunne karren en wagens, alle met takken, kransen en vaandeltjes versierd, eenen optogt makende, in eene verhuizing zijn behulpzaam geweest. Ook worden dezelve gegeven aan hen, die tot eene timmeraadje met hunne voertuigen, kalk, steen, hout en andere bouwstoffen hebben aangevoerd. Deze diensten bewijzen de landlieden elkander over en weêr voor niet.
| |
[Forket]
FORKET is hier zeer gemeen, vooral onder den middenstand, voor eene etensvork. Ik denk, dat het hier uit Zuid Braband is aangewaaid van het Fransche fourchette.
| |
[Fouten]
FOUTEN zegt men in de Baronie van Breda, voor: in gebreke blijven, ergens in failleren, gelijk men elders met een bastaard-woord zegt. Bij Kiliaan wordt op fauten verwezen naar faelen. Men gebruikt het ook wel active, voor het rooijen (het niet laten valideren) van eenen post op eene rekening.
| |
[Françoisken]
FRANÇOISKEN. Aldus wordt onder den lageren stand, vooral ten platten lande, genaamd een zoopje brandewijn.
| |
| |
| |
[Fijnaard]
FIJNAARD is bij Kiliaan homo callidus. Dan bier is het ook een veinzer, een schijnheilige.
| |
[Fijne griet]
FIJNE GRIET, eene verbastering van fijne-Griek, fene-Griek, of foenum Graecum. Zie Houttuyn, 2. D. 10. St. blz. 320. |
|