Nieuwe proeve van klijne gedichten voor kinderen(1778)–Pieter 't Hoen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina t.o. 165] [p. t.o. 165] arm doch gelukkig. 'k Leerde al ras Op het armschool schrijven, lezen, bl.166. [pagina 165] [p. 165] Arm doch gelukkig. Wat Geluk Zou hier aan mijn staat ontbreken? 'k Zal van druk Noch van tegenspoeden spreken. Al ben ik een schamel kind, 'k Word hier toch van elk bemind. Jeders hart Deelde, met mijn ramp bewogen, In mijn smart. Ieder sloeg op mij zijn oogen. Elk op dat ik wierd gevoed, Gaf me een deeltje van zijn goed. 'k Zag al vroeg Hoe men voor mijn volgend leven Zorge droeg, En het geen mij heil kon geven, En beschermen tegen leet, Vaderlijk aan mij besteed. [pagina 166] [p. 166] 'k Leerde al ras Op het armschool schrijven, lezen, Wie God was; Hoe een sterv'ling Hem moet vreezen. Daar m'er veel onkundig ziet, Leerde men dit mij om niet. In dees tijd Zie ik door de gunst dier mannen, Die met vlijt Het gebrek uit Neerland bannen, Mij, daar de armoe luijaards knelt, Naar mijn kragt aan 't werk gesteld. 'k Zie aan mij 't Geen ik werk en win besteden. En daar bij Door dier braaven mildheid kleden. Dat elk, daar men gevers roem, Nederland voor allen noem! [pagina 167] [p. 167] Wat geluk Zou dan aan mijn staat ontbreken? 'k Zal van druk Noch van tegenspoeden spreken. Al ben ik een schamel kind, 'k Word hier toch van elk bemind. Vorige Volgende