| |
| |
| |
Volhouden Sabine!
‘Maak me nog niet wakker, ik slaap pas!’ Geïrriteerd keerde Anki zich op haar linkerzij.
‘Je moet opstaan. We kunnen niet langer hier blijven.’ Het was de stem van Don.
‘Waarom niet?’ vroeg Anki slaperig.
‘Anki, doe nou niet moeilijk, dat heb ik gisteren al uitgelegd.’
‘Ja, ja, ik sta al op. Laat me nu met rust.’ Langzaam richtte Anki zich op. Haar lichaam deed pijn. Ze probeerde haar haar met de vingers te fatsoeneren, maar gaf het op toen ze merkte dat het niet lukte. De anderen waren al wakker en Anki haastte zich om haar slaapzak op te ruimen.
Het was bijna acht uur toen ze op pad gingen. Met haar slaapzak onder haar arm geklemd, sjokte Anki achter de anderen aan. Ze vroeg zich af hoe lang ze zouden lopen. 's Ochtends werden hun voeten tijdens het lopen nat door de dauwdruppels die aan het hoge gras hingen, 's middags brandde de zon fel op hun huid en werden ze gauw moe en tegen de avonduren kwamen de muskieten en andere ongedierte te voorschijn.
Opeens wees Don de anderen erop dat het bos steeds dunner werd. Was er misschien een dorp in de buurt? De kinderen keken elkaar gespannen aan.
‘Kijk, ik zie licht, er moet vlakbij een open plek zijn,’ zei Don. Lachend vervolgden de kinderen hun weg. Het zou niet lang meer duren voor ze thuis waren.
Anki had opeens weer kracht om verder te gaan. Met grote stappen beende ze achter de jongens aan. Don kapte hier en daar het struikgewas plat. Eindelijk waren ze bij de open vlakte. Ze lieten hun slaapzakken op de grond vallen en sprongen luid schreeuwend van blijdschap in de lucht. Lachend omhelsden ze elkaar. ‘Eindelijk terecht,’ zei Anki, terwijl ze haar ogen dankbaar naar boven opsloeg.
| |
| |
Nadat ze enigszins tot rust gekomen waren, keken ze om zich heen.
Anki vroeg zich af waar het dorp lag. ‘Er is geen dorp,’ zei Sabine toonloos.
‘Waar is het dorp?’ vroeg Paul met een frons op zijn voorhoofd. Een ieder keek naar Don. Don die even verbaasd als de anderen om zich heen keek, haalde zijn schouders op. ‘Misschien ligt het een eind verderop,’ zei hij, terwijl hij zijn hand boven zijn ogen plaatste en de onbegrensde kale vlakte aftuurde.
Achter hen lag een uitgestrekte bosrand, die ze uitdagend aankeek.
Moesten ze terugkeren of moesten ze verder door de kale vlakte?
Besluiteloos keken ze om zich heen. Ze waren stil geworden. Anki's voeten zakten weg in het mulle zand. De zweetdruppels vielen van haar lichaam in het droge zand. Het leek alsof de grond ze gretig opzoog.
Hier en daar groeide er gras. Met haar hand boven haar ogen tuurde Anki in de verte. Er waren, zo ver ze de vlakte kon overzien, maar twee kleine kale bomen. ‘Wat doen we Don?’ vroeg ze.
‘Volgens mij kunnen we beter verder gaan. Het zal nog minder zin hebben als we teruggaan.’ Nadenkend keek hij haar aan. ‘Wie wil terug?’ vroeg hij. Niemand wilde terug.
‘Ik ga voor geen goud in dat enge bos terug!’ zei Natascha terwijl ze minachtend in de richting van het bos keek.
‘Dan gaan we maar verder. Nog even doorzetten, we zijn nu in ieder geval verder dan twee dagen geleden. Of niet soms?’ vroeg Don.
Verdrietig staarde Anki naar de dorre vlakte voor haar. Zou er ooit een einde aan deze reis komen? Zuchtend liep ze terug om haar slaapzak op te pakken. ‘We hebben geen keus, hè?’ mompelde ze terwijl ze de slaapzak onder haar arm nam en weer begon te lopen. De anderen volgden haar voorbeeld. Het kon ze eigenlijk niet veel meer schelen waar ze terecht kwamen.
De zon scheen hoog aan de hemel en verspreidde een ontzettende hitte. Hun kleren waren nat van het zweet en plakten van het zand, dat door de wind omhoog werd gewaaid en op hun armen en benen bleef kleven. Steeds langzamer kwamen ze vooruit. Door het mulle zand konden ze niet stevig afzetten. Hun voeten gleden bij elke stap naar achteren. Daar- | |
| |
bij kwam nog dat het zand heet was en ze allemaal op blote voeten liepen. Niemand had zin om te praten. Anki voelde zich beroerd. Het was alsof haar voeten automatisch liepen. Achter de kinderen waren de achttien voetsporen die ze achterlieten duidelijk te zien. Tijdens het lopen bad Anki dat de avond snel zou vallen, zodat ze in haar slaapzak kon kruipen. Haar mond was kurkdroog.
Nadat ze enkele uren gelopen hadden, kwamen er enkele bomen in zicht. Don beloofde hen dat ze bij de eerste boom zouden uitrusten. Anki was blij dat ook deze dag achter de rug was. Paul, Arvid en Diego renden naar de boom toe, maar de meisjes waren te moe om hun voorbeeld te volgen. Don bleef met hen lopen. Toen de meisjes eindelijk bij de boom aankwamen, lag Paul al op zijn slaapzak tegen de boom aangeleund te rusten. Diego en Arvid keken nieuwsgierig in de boom, op zoek naar vruchten. Het was een cashewboom. Bij de gedachte aan de cashewvrucht moest Anki onwillekeurig watertanden. Gek, dat zou ze nooit gedaan hebben. Ze had nooit van de vrucht gehouden, maar nu keek ze minstens even nieuwsgierig als Diego en Arvid naar de boom. Het was een jonge boom en hij droeg nog geen vruchten.
‘Wie weet hebben de andere bomen wel vruchten,’ opperde Anki en wees in de richting van de bomen die een eind verderop stonden.
‘Ja, kom, laten we gaan kijken.’ Het was Arvid die zo enthousiast reageerde. ‘Moet dat nu?’ vroeg Anki terwijl ze naar de zon keek.
‘Ja,’ zei Arvid terwijl hij in de richting van de andere bomen liep. Niemand anders maakte aanstalten om Arvid te volgen, dus besloot Anki met hem te gaan. Ze was doodmoe en kwam maar langzaam vooruit. Arvid was intussen al in één van de bomen geklommen.
‘Heeft het vruchten?’ vroeg Anki toen ze eenmaal onder de boom stond.
‘Nou en of.’ riep Arvid enthousiast terug.
‘Echt waar?’ Anki keek verrast naar Arvid, die enkele vruchten probeerde te plukken.
‘Vang alvast,’ zei hij en gelijk vielen er drie vruchten op de grond. Onmiddelijk bukte Anki zich om de vruchten in haar T-shirt, dat zij als mandje gebruikte, te zetten.
‘Anki, het vlekt!’ riep Arvid verschrikt naar beneden. Anki moest
| |
| |
| |
| |
lachen, maar tijd om iets te zeggen was er niet, want het regende vruchten op de grond.
‘Arvid, stop even!’ riep Anki naar boven. ‘We hebben er één en twintig, is dat niet een beetje te veel?’
‘Hoezo te veel?’ Hij keek haar vragend aan.
‘We hebben de hele dag niets gegeten en gedronken. Het zou slecht voor onze maag kunnen zijn als we ineens drie of vier vruchten achter elkaar zouden eten.’
‘Inderdaad, daar had ik geen moment aan gedacht,’ mompelde hij.
‘De cashews zijn bovendien niet lekker als ze oud zijn.’
Hij stond al naast haar. ‘Kom weg!’ Ze spraken onderweg af dat ze zouden wachten met eten tot ze bij de anderen waren.
Anki zag de anderen hoopvol naar hen uitkijken. Sabine, die de buidel in Anki's blouse had opgemerkt, rende naar haar toe. ‘Mag ik één?’ riep ze opgewonden terwijl ze in volle vaart op hen afstoof.
‘Wacht even, zo direct kunnen we samen beginnen,’ vermaande Arvid haar terwijl hij zijn hand boven de cashews hield. Bij de anderen aangekomen liet Anki haar T-shirt zakken en de cashews rolden op de grond.
‘Eten jullie maar!’
Gretig pakten de handen de frisse oranje-gele vruchten. Anki nam er zelf ook eentje en bracht het naar haar mond. Het was een heerlijk moment.
Eindelijk, na de hele dag in de felle zon te hebben gelopen, kon ze iets eten. Ze sloot haar ogen en zette haar voortanden in het zachte vruchtvlees. Het sap spoot eruit en kwam gedeeltelijk op haar droge lippen terecht. Nog nooit had ze zo genoten van een cashewvrucht. Het smaakte anders dan anders, het had geen wrange smaak, maar was zoet en fris. Ze kon zich niet indenken dat ze de vrucht niet lekker gevonden had. Ze keek de anderen tevreden aan. Die kauwden verwoed op hun vrucht en hadden nergens anders oog voor. Binnen enkele seconden waren de eerste zes vruchten verorberd. Alleen Sabine, Natascha en Arvid aten nog. ‘Er zijn nog twaalf over. We kunnen elk nog één eten.’ besliste Arvid. Met een tevreden gevoel liet Anki zich na enige tijd achterover vallen. Ze was doodmoe. Het was alsof de smakkende geluiden, die de anderen maakten, haar in slaap susten want ze sliep vrijwel onmiddelijk in, zonder zich- | |
| |
zelf nog maar even de tijd te gunnen haar slaapzak uit te spreiden.
De volgende ochtend was Anki als eerste wakker. Zachtjes, zonder de anderen te wekken, liep ze naar de cashewboom. Ze had honger. De frisse ochtendlucht deed wonderen. Hij schudde haar op zijn eigen eigen manier wakker en deed haar de problemen vergeten. De hemel was helderblauw en er was geen enkel wolkje aan de lucht te zien. Anki hoopte dat het niet zo'n snikhete dag als de vorige zou worden. Eenmaal onder de boom, kwam ze tot de ontdekking dat de vruchten te hoog hingen. Ze zou dus moeten wachten tot de anderen wakker waren. Op dat moment klonk er een gesmoorde gil. Geschrokken keerde Anki zich om. Het geluid was afkomstig uit de richting van de slaapzakken. Sabine zat rechtovereind en greep met beide handen naar haar keel. Het leek alsof ze naar adem snakte. Anki rende naar haar toe. De anderen, die wakker waren geschrokken door de gil, keken Sabine bezorgd aan. ‘Wat is er?’ vroeg Anki terwijl ze de anderen opzij schoof om te zien wat er met Sabine aan de hand was. Sabine keek met grote ogen en snakte naar adem. Radeloos keken de anderen haar aan, geen van ze wist wat te doen.
‘Ze kan niet ademen, doe dan wat!’ schreeuwde Brigitte opgewonden. Don en Diego keerden Sabine haastig op haar buik. Zonder erbij na te denken, boog Anki zich voorover, zette haar beide handpalmen op Sabine's schouderbladen en begon op en neer te pompen. Diego gaf Sabine een paar klappen op haar rug, maar het hielp niet.
‘Wat nu? Doe iets, misschien heeft ze iets ingeslikt,’ schreeuwde Natascha huilend.
‘Geef haar de ruimte!’ zei Don, terwijl hij de anderen met zijn handen naar achteren duwde.
‘Oh God,’ huilde Anki terwijl ze hulpeloos naar boven keek, ‘oh God, laat haar niet dood gaan.’
Met een wrevelig gebaar duwde Don haar weg. ‘Help of ga weg! Zit hier niet te huilen maar doe iets!’
Geschrokken schrapte Anki haar keel en veegde met haar mouw haar tranen. ‘Ik probeer te helpen. Ik weet niet wat ik moet doen,’ zei ze met zachte beverige stem.
‘Don, zet jij je handen op haar rug en pers zo hard als je kan in de buurt
| |
| |
van de ruggegraat,’ beviel Diego. ‘En jij,’ hij wees naar Anki, ‘jij moet met je vinger in haar mond voelen of er iets inzit.’ Hij keerde Sabine op haar rug, pakte haar achter haar nek beet en tilde haar hoofd een beetje boven de grond op. ‘Doe dan!’ Snel stak Anki haar wijsvinger in Sabine's mond. Geschrokken trok ze hem terug. ‘Eh...er... het, het...’ stamelde ze, terwijl ze met grote ogen naar Sabine keek.
‘Wat is er nou al weer?’ Geïrriteerd keek Diego haar aan.
‘Het is gezwollen, ik bedoel vol met blaren, het is dik.’ Verbaasd keken de anderen haar aan.
‘Wat kan er gebeurd zijn?’ vroeg Don.
‘Ik denk niet dat we tijd hebben om daar nu over te denken.’ Bestraffend keek Diego hem aan.
‘Anki, pas onmiddelijk mond-op-mondbeademing toe! Dat heb je toch op school geleerd?’ Anki hurkte en plaatste haar geopende mond dwars op die van Sabine. De anderen keken aandachtig toe. Na enige tijd bewoog Sabine haar hoofd.
‘Gelukkig, ze krijgt weer kleur op haar gezicht!’ Paul klapte in zijn handen van blijdschap. Blij sloeg Anki haar ogen op. ‘Gelukkig!’ zuchtte Anki. Ze was moe geworden en liet zich uitgeput in het gras vallen. Don nam van haar over terwijl de anderen gespannen toekeken.
‘Iets klopt niet. Het is niet normaal dat haar mond zo opzwelt.’ Nadenkend keek Dewi naar Sabine. ‘Misschien heeft ze vitamine-gebrek of... misschien heeft ze iets verkeerds gegeten.’ Don hief zijn hoofd met een ruk op: ‘Ja, wie weet heeft ze iets verkeerd gegeten.’
Hij keek Sabine aan: ‘Sabine, heb je een blad of een vrucht gegeten, die je nog nooit in je leven hebt gegeten?’ Ze reageerde niet. ‘Sabine!’ Hij keek haar strak in de ogen aan. ‘Heb je op één of ander blad gekauwd of een vrucht gegeten, die je nog nooit eerder hebt gegeten?’ Sabine knikte. ‘Ooh, wat nu?’ Don keek Diego afwachtend aan. Diego wist altijd een oplossing te vinden en hij wist veel over het bos. Hij had ze meer dan eens verteld dat hij met zijn vader ging vissen in de grote vakantie. Diego haalde zijn schouders op. ‘Het kan zijn dat ze iets vreemds heeft gegeten, maar volgens mij zijn de meeste planten niet dodelijk voor de mens. Het gaat wel een tijdje duren voordat het genezen is. Geef haar alvast een beetje water.’ Hij pakte de veldfles die Brigitte hem aanreikte.
| |
| |
Don ondersteunde Sabine en liet haar rechtop zitten. ‘Sabine, neem een klein beetje water in je mond, maar slik het niet meteen door.’
Diego hield de fles voor de halfgeopende lippen van Sabine en goot een klein beetje water in haar mond. Daarna liet Don haar weer liggen. ‘Laat haar rustig liggen,’ zei Diego terwijl hij de jongens wegtrok.
‘Kom op Sabine, nog maar eventjes en het is voorbij,’ zei Anki zachtjes, toen de anderen wegliepen. Sabine had tranen in haar ogen. Anki kon de pijn in haar ogen zien. De anderen waren een eindje verderop gaan zitten. Ze discussieerden heftig over iets, maar Anki lette niet op ze.
Ongelukkig en machteloos voelde ze zich. Ze wilde Sabine helpen maar kon niets voor haar doen. ‘Doet het erg pijn?’ vroeg Anki terwijl ze Sabines hand streelde.
Sabine antwoordde niet en bleef Anki aankijken.
‘Heb je nog dorst? Zal ik een beetje water voor je nemen uit de veldfles?’ Sabine bleef haar stil aankijken.
‘Weet je Sabine, ik heb het gevoel dat we snel weer thuis zullen zijn.’ Anki zweeg een tijdje, maar Sabine maakte geen aanstalten om iets te zeggen. ‘Thuis bij onze ouders,’ ging Anki verder en zette de dop van de veldfles voorzichtig naast Sabine neer. ‘Wat zou jij doen als je thuis aankwam, Sabine?’ Zonder enig antwoord af te wachten ging Anki verder. ‘Ik zou mijn ouders omhelzen en ze zeggen hoe blij ik ben dat ik ze als ouders heb. Daarna zou ik een heerlijk bad nemen. En dan duik ik in mijn bed, mijn heerlijk bed.’
Bij het horen van haar eigen woorden werd Anki verdrietig. Een tijdlang staarde ze voor zich uit. ‘Ik zal de anderen vragen of ze jouw slaapzak willen verplaatsen, dan hoef je niet in de zon te liggen,’ zei ze tenslotte tegen Sabine. In gedachten verzonken liep Anki naar de anderen. Ze had het gevoel dat Sabine niet alleen erg veel pijn had maar ook heimwee. ‘Hoe is het met haar?’ vroeg Dewi toen Anki bij de anderen ging zitten. ‘Volgens mij niet zo best, ze wil niet praten,’ antwoordde Anki. ‘Ze heeft heimwee.’
‘Ik dacht het al, we hadden nooit aan deze stomme tocht moeten beginnen,’ mompelde Brigitte. Er kwamen tranen in haar ogen.
‘Ach Brigitte, laten we blijven hopen en de moed niet verliezen, mis- | |
| |
schien zijn we over enkele dagen in een bewoond gebied.’ Ze keken nadenkend naar Anki.
‘We blijven hier totdat Sabine weer beter is,’ zei Dewi langzaam en ernstig.
‘Dat weet ik,’ zei Anki.
‘Dat weet je en dat zeg je op zo'n rustige manier?’ snauwde Don.
‘Natuurlijk, wat moet ik anders doen, huilen?’ zei Anki op dezelfde toon.
‘Don, rustig...’ Arvid probeerde Don wat te kalmeren.
‘Sabine is over enkele dagen al beter. Je kan nooit weten waarvoor het goed is,’ zei Anki. Don vermeed haar aan te kijken. Hij zat met gebogen hoofd streepjes in het zand te trekken.
‘Ja, het spreekt vanzelf dat we wachten tot Sabine gezond is. Zij kan er tenslotte ook niets aan doen,’ zei Arvid.
Anki zuchtte: ‘Wie helpt me om Sabine's slaapzak in de schaduw te slepen?’ Arvid en Brigitte stonden als eerste op, de anderen wat later, maar Anki maakte een afwerend gebaar naar hen. ‘We kunnen het wel met z'n drieën doen.’ Sabine sliep als een roos. Stilletjes pakten ze elk een punt van de slaapzak beet en sleepten deze voorzichtig onder een boom. Gerustgesteld liepen ze terug naar de anderen.
‘Anki, heb je misschien enig idee wat Sabine gegeten heeft?’ vroeg Dewi. ‘Ik zou het niet weten, ik heb er nog niet over nagedacht,’ zei ze. ‘We kunnen het Sabine later wel vragen. Wat voor nut heeft het eigenlijk als we weten welke vrucht het is? Ik denk dat het voor ons allen een lesje moet zijn dat we niet zomaar vreemde planten en vruchten moeten eten.’ ‘Misschien kunnen we eerder proberen een plant te vinden die de blaren snel kan genezen,’ zei Don.
‘We kunnen Sabine op een bepaald kruid laten kauwen. Het heeft donkergroene ellipsvormige blaadjes, die veel slijm loslaten als het blad doormidden wordt gebroken. Ik kan mij herinneren dat mijn vader me verteld heeft dat het slijm van de plant zwellingen en huidaandoeningen helpt genezen.’ Bewonderend keken ze Diego aan. Bijna iedereen kende de plant.
‘Laten we nu beginnen met zoeken,’ stelde Brigitte voor.
‘Ja, waarom niet?’ viel Dewi haar bij.
‘Nee, volgens mij zal het beter zijn als we vanmiddag gaan. Ten eerste
| |
| |
weten we niet hoelang Sabine nog zal slapen en als we nu gaan, is de kans groot dat het slijm zal opdrogen,’ zei Don.
‘Goed, dan gaan we vanmiddag. Maar wat doen we dan de hele dag?’ vroeg Anki.
‘Ik weet niet wat jullie van plan zijn maar ik ga cashews plukken.’
‘Ik ga mee. Wie lust er nog meer?’ Paul stond op en liep achter Arvid aan. ‘Nou ja, we zullen voor iedereen plukken,’ zei hij nog voordat hij wegrende.
Moeizaam stond Anki op en schudde het zand van zich af. ‘Ik ga maar weer slapen.’ Het begon al warm te worden. De hitte maakte Anki loom. ‘Ik ga met je mee, wacht op me!’ Brigitte sprong op. ‘Ik heb eigenlijk helemaal geen slaap maar ik verveel me,’ zei Anki toen ze de slaapzakken oprolde om ze daarna, in de buurt van Sabine, weer uit te spreiden. Ze ploften neer op de zakken en zaten enige tijd zwijgend naast elkaar. ‘Denk je dat we ooit thuis zullen komen?’ Brigitte keek nadenkend naar de lucht.
‘Ik blijf hopen,’ antwoordde Anki. Ze strekten zich beiden uit op de slaapzakken.
‘Ik denk niet dat we ooit thuis zullen komen. Niemand praat over thuis en onze ouders. Niemand durft erover te praten.’
‘Misschien missen ze hun ouders nog niet,’ zei Anki.
‘Dat denk ik niet... mis jij jouw ouders?’ vroeg Brigitte.
‘Een beetje,’ zei Anki aarzelend. Ze miste haar ouders heel erg, maar durfde dat niet aan Brigitte te zeggen.
Na enige tijd vroeg Brigitte: ‘Denk je dat jouw ouders al naar de politie zijn geweest?’
‘Ik weet het niet maar ik denk van wel. Ze zullen wel boos zijn als ze tot de ontdekking komen dat we stilletjes het binnenland zijn ingetrokken.’ ‘Ja,’ zei Brigitte zacht. ‘We hadden het nooit moeten doen.’
Anki begon te gapen, haar ogen werden zwaar en ze viel na enige tijd in slaap.
Ze werd wakker door de hitte die de zon verspreidde. De ‘drie uur zon’ was niet om uit te houden. Haar haren plakten tegen haar nek door de zweetdruppels. Ze keek om zich heen; de anderen sliepen. Ze hadden het ook warm, zweetdruppels rolden van hun gezicht op de grond.
| |
| |
Anki bleef op haar slaapzak zitten en keek verveeld rond. Ze moest wachten tot de anderen wakker werden om dan gezamelijk de plant te zoeken voor Sabine.
Dewi en Natascha werden haast tegelijk wakker. Hun ogen waren rood van het slapen. ‘Gaan we de plant nog zoeken?’ vroeg Natascha aan Anki.
‘Ja, laten we alvast rondkijken,’ zei Anki.
‘We kunnen dat beter niet doen. De kans dat we verdwalen is groot,’ zei Natascha.
‘Ach, we gaan niet ver,’ antwoordde Anki. ‘Okee, maar niet ver hoor!’ stemde Natascha toe. Ze begaven zich slenterend op weg.
Het maakte niet veel uit waar ze liepen, alles was hetzelfde. Hier en daar waren er enkele graspolletjes, maar datgene wat ze zochten was er niet bij. ‘Laten wij op de heuvel klimmen en kijken wat er achter is,’ stelde Natascha voor. Ze klommen op de heuvel en keken onder de cashewbomen. Er groeide geen gras daaronder. ‘Volgens mij kunnen we beter teruggaan.’ Dewi keek Anki verbaasd aan. ‘Jij wilde eerst zo graag rond kijken en nu ben jij de eerste die terug wil’
‘Ja, maar er groeit zo weinig gras hier. Ik dacht dat het wel zou meevallen maar er is haast geen gras,’ antwoordde Anki. Dewi leunde tegen de stam van een boom aan. ‘Waar blijft jouw conditie, Dewi?’ grapte Anki. ‘Ik moet me inderdaad schamen, kijk zo'n korte afstand,’ gaf Dewi toe. Ze hadden niet lang gelopen. De slaapzakken waren nog duidelijk zichtbaar vanuit hun positie.
Natascha riep: ‘Komen jullie nog? Kijk wat daar beneden is!’ Haastig liepen ze naar haar toe. Ze stond op de top van een heuveltje en keek naar beneden. ‘Kijk daar.’ Ze wees in de verte. ‘Daar is een heel groot grasveld.’
‘Een grasveld?’ vroeg Anki met gefronsde wenkbrauwen. Het enige dat ze kon waarnemen, was een groene plek, die waarschijnlijk enkele tientallen meters van hen verwijderd was. ‘Hoe kom je erbij dat het een grasveld is? Zie jij daar een grasveld Dewi?’ vroeg Anki.
‘Al zou ik mijn wildste fantasieën laten spelen, ik zou geen grasveld hebben gezien. Laten we gaan kijken wat het is. Het zal wel niet zo ver zijn,’ besloot Dewi.
| |
| |
‘Niet zo ver?’ vroeg Anki met overslaande stem.
‘Laten we nou maar gaan, als we hier blijven zoeken is het vrijwel zeker dat we de struik niet vinden,’ drong Natascha aan. Anki zuchtte. ‘Kom, laten we dan maar gaan.’
‘Wie het eerst beneden is!’ schreeuwde Natascha terwijl ze haastig de heuvel afrende. Dewi en Anki lieten zich ook niet onbetuigd en renden haar achterna. De voorsprong die Natascha had was te groot.
‘Jullie zijn verschrikkelijk traag. Schaam je!’ Met haar handen in haar zij had Natascha op de anderen staan wachten. Tussen het zware hijgen door maakte Anki een spottend gebaar met haar handen. ‘Ja Natascha, je moet ook wel rekening houden met ons. Wij zijn ook niet meer zo jong.’ Natascha schoot in de lach.
‘Maar oma's, jullie moeten wel wat vaart achter het lopen zetten, willen we ooit aankomen.’
‘Je hebt gelijk, we moeten wat sneller lopen,’ zei Anki ernstig. ‘Ik hoop dat we terug zijn voordat de anderen wakker worden. Ze zullen zich afvragen waar we naartoe zijn gegaan.’
‘Ach, we zijn zo terug,’ zei Natascha optimistisch. Ze stapten flink door en na een kwartiertje konden ze de eerste ananasstruiken en palmen al duidelijk zien. Het viel Anki op dat er meer gras groeide dan elders in de savanne het geval was. ‘Waar zullen we beginnen?’ vroeg Anki. Geringschattend bekeek ze de omgeving. Het was droog en er waren enorme struiken die tot boven haar middel reikten. Onder de palmbomen groeiden er stekelige ananasstruiken. Het gras waarop ze stonden was hard en sneed in hun voeten.
‘Laten we gewoon rechtdoor blijven lopen, dan komen we waarschijnlijk aan de andere kant van het grasveld uit,’ zei Natascha. Anki haalde haar schouders op. ‘Kom dan!’
Anki aarzelde even, er konden wel slangen in het gras zitten.
‘Kom dan!’ riep Natascha voor de tweede keer. Anki schrok. De anderen waren niet meer te zien door het hoge gras. ‘Wachten jullie op mij!’ schreeuwde ze paniekerig. Haastig duwde ze de struiken opzij. Ze wilde niet achterblijven.
Ze hoorde Natascha en Dewi praten, maar kon ze nog niet zien. Anki sloeg nog een struik opzij en zag Natascha en Dewi voor een plant staan.
| |
| |
‘Vreemd,’ zei ze. ‘Waarom is het gras hier veel korter dan waar we vandaan komen?’ De anderen haalden hun schouders op en liepen zwijgend verder.
Na enkele minuten wendde Dewi zich tot Anki: ‘Als jij en Natascha een eindje verder zoeken, dan kijk ik hier rond. Misschien vinden we het zo eerder.’ Anki en Natascha liepen een eindje verder terwijl Dewi de andere kant uitging. Ze liepen een hele tijd door maar konden de plant niet vinden. Toen het begon te schemeren zei Anki: ‘Het wordt laat, we moeten terug naar de anderen. Ze zullen ons zoeken.’
‘Nog eventjes,’ zei Natascha. ‘Als we zonder de plant terugkeren, is alles voor niets geweest.’
‘Okee, maar niet te lang,’ gaf Anki toe. Ze stapten flink door.
‘Zie je wat ik zie?’ zei Anki op een gegeven moment aan Natascha. Deze knikte en gaf een gil. ‘Laten we ze direct gaan plukken.’ Op enkele meters afstand was een kleine struik waaronder enkele stengels met ellipsvormige blaadjes groeiden. Ze renden naar de struik toe.
Anki kwam maar moeizaam vooruit. Het leek alsof de grond onder haar bewoog, waardoor ze niet krachtig genoeg kon afzetten. Haar voeten zakten steeds verder weg. Ze keek naar haar benen en merkte tot haar verbazing dat ze tot haar kuiten weggezakt was in een zanderige brei. Ze verloor haar evenwicht en viel tegen Natascha aan. Samen kwamen ze in de poel terecht. Toen Natascha het besmeurde gezicht van Anki zag, gierde ze het uit.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Dewi, die op het lachen van de anderen af kwam.
Natascha en Anki bleven lachen, maar Dewi keek hen met grote verschrikte ogen aan. ‘Hou op, als jullie eens wisten waarin jullie terecht gekomen zijn. Jullie zijn in drijfzand.’
Anki knipperde verbaasd met haar ogen. ‘Drijfzand!’
‘In drijfzand!’ schreeuwde Natascha.
‘Ja, verroeren jullie je niet. Hoe meer jullie bewegen, des te dieper jullie wegzakken,’ zei Dewi paniekerig. Anki keek om zich heen. Ze kon het niet geloven. Hoe vaak hadden haar ouders haar niet gewaarschuwd voor drijfzand. ‘Wat moeten we nu doen?’ vroeg Anki met een beverige stem. Dewi aarzelde even en zei toen: ‘Ik zal proberen jullie eruit te krij- | |
| |
gen. Jullie moeten zo snel mogelijk eruit.’ Ze liep weg en kwam even later met een dunne tak terug. Haar gezicht stond ernstig. Anki beet op haar lippen; ze wenste dat Dewi niet zo ernstig keek. Dewi liet zich op haar knieën vallen en bukte voorover om hen de stok aan te reiken. ‘Het is beter als Natascha de stok als eerste pakt. Zij is lichter,’ zei ze terwijl ze Natascha aankeek. Natascha en Anki bleven de stok zwijgend volgen. Hij kwam een halve meter voor Natascha tot stilstand. Dewi lag al helemaal op haar buik. ‘Ik kan niet verder,’ zuchtte ze en schudde haar hoofd.
‘Nee, als ik nog meer naar voren kom, raak ik ook in het drijfzand.’
Anki voelde haar hart bonzen. Het adertje in haar hals klopte hevig. Dewi krabbelde overeind. Haar kleren waren onder de modder. ‘Bewegen jullie niet! Ik ga de jongens halen.’ Ze rende gelijk weg.
Een tijdlang bleven Natascha en Anki roerloos naast elkaar op Dewi en de jongens wachten. Ze waren al tot hun middel in het zand. Het was ondertussen donker geworden. ‘Denk je dat ze verdwaald is?’ verbrak Natascha de stilte.
‘Nog even geduld, Natascha, ze zullen zo wel komen.’ Anki vroeg zich af wat er gebeurd was.
Plotseling barstte Natascha in tranen uit: ‘Anki, ik heb jeuk over mijn hele lichaam... en krampen. Dewi gaat niet terug komen. Ik weet het. We gaan dood.’
‘Nog even, Natascha,’ suste Anki haar.
‘Nee, ik kan niet meer wachten. We zakken steeds verder weg. We gaan dood,’ ging Natascha onverstoord verder. Anki raakte helemaal van streek door Natascha en begon ook te huilen. Ze probeerde Natascha's hand vast te pakken maar kon zich zo moeilijk bewegen.
In de verte hoorde ze enkele geluiden. ‘Natascha,’ fluisterde Anki, ‘luister... luister even goed. Ik hoor stemmen. De anderen zijn ons komen halen!’ Anki's stem sloeg over van blijdschap. ‘Natascha, we moeten ze laten weten waar we precies zijn. Schreeuw, schreeuw zo hard als je kan.’
‘Hier, hier, we zijn hier! Don, Arvid, Paul! Help ons, we zijn hier!’ Anki en Natascha schreeuwden zo hard mogelijk. Als antwoord hoorden ze de
| |
| |
stem van Arvid: ‘Anki! Anki, waar zijn jullie precies!’ Anki begon weer te huilen toen ze zijn stem hoorde en schreeuwde: ‘Kom snel, we zitten in drijfzand. Help ons!’
‘Blijf roepen,’ hoorde ze Arvid weer zeggen. Anki hoorde dat het gras gekapt werd. De anderen probeerden zich een weg te banen door het struikgewas. Eindelijk kwamen de anderen in zicht. Gelukkig hadden ze lange stokken bij zich. Anki pakte de stok, die Arvid haar toereikte beet, waarna ze uit de poel getrokken werd.
Ook Natascha werd uit het drijfzand gehaald en uitgeput viel ze op de grond. Op de vragende blikken van Arvid, Diego en Brigitte schudde Anki het hoofd en zei slechts: ‘Nog niet alsjeblief, laten we even op adem komen en daarna terug gaan.’
Nadat ze enige tijd gezeten hadden, nam Brigitte Anki bij de hand en ondersteunde haar tijdens het lopen. De jongens pakten Natascha beet terwijl ze op pad gingen, Er werd niet gesproken tijdens het lopen. Toen ze bijna bij hun slaapzakken waren, kwamen de anderen op hen af. ‘Waar waren jullie? Wat is er gebeurd? Hoe kunnen jullie zomaar weg gaan?’ Anki en Natascha begonnen heel hard te huilen.
‘Stel je niet aan!’ zei Paul geïrriteerd. Anki hief haar hoofd op en droogde haar tranen met haar modderige handen. ‘Jullie begrijpen het niet. Ik weet niet waar Dewi is!’
‘Wat zeg je! Ze is toch met jullie mee gegaan?’ vroeg Don.
Anki schudde haar hoofd. ‘Ze is inderdaad met ons mee gegaan, maar toen Natascha en ik in het drijfzand terecht kwamen, is ze hulp gaan halen. Ze is naar jullie toegekomen, maar nu is ze er niet,’ snikte Anki. ‘Zorg jij voor Anki en Natascha,’ zei Don tegen Brigitte. Hij riep de jongens bij elkaar en even later verdwenen ze in de duisternis. Brigitte bracht Anki en Natascha naar hun slaapzakken.
|
|