| |
| |
| |
Op eigen houtje verder
De geur van plastic drong haar neusgaten binnen. Anki's lichaam voelde nat aan. Er lag iets op haar been. Ze opende haar ogen om te kijken wat het was. Brigitte lag over haar been. Terwijl ze rechtop ging zitten, vielen haar haren in slierten langs haar gezicht. Brigitte werd wakker door de bewegingen van Anki. Loom keerde ze zich naar Anki om en zei: ‘Anki, onze kleren zijn volgens mij nat geworden door de regen.’
Anki was de kleren totaal vergeten. ‘Ik haal ze wel even, blijf nog even liggen. Het is volgens mij nog te vroeg om op te staan.’ Buiten zag Anki de natte kleren op de tent liggen. Gelukkig waren de tassen, die ook buiten gebleven waren, van waterdichte stof gemaakt. Anki wrong de truitjes van de jongens snel uit en hing ze vervolgens op de takken van de bomen om te drogen. Aan de achterkant van de tent lagen de broeken. Anki zou net aan de broek van Dewi beginnen toen ze op iets trapte. Snel trok ze haar voet weg en keek naar de grond. Er lag iets vreemds op de grond. Moeizaam bukte Anki zich om het op te pakken. Voor enkele seconden was ze verdoofd. Ze schudde haar hoofd heen en weer. Het kon niet waar zijn! Ze kon het niet geloven. Met bevende handen bracht ze de kaart, die ze hadden meegenomen, naar haar ogen.
Diego kwam op dat moment naar buiten gelopen. Met tranen in haar ogen keerde Anki zich om. ‘Diego, kijk, kijk, kijk wat er is gebeurd!’ Snikkend liep ze op hem af.
‘Wat is er, wat hou je in je hand?’ Anki probeerde haar tranen te vegen maar haar handen waren nat en lieten groene strepen onder haar ogen achter. ‘Onze kaart is nat geworden door de regen en helemaal onleesbaar. Ik heb hem gisteravond buiten gelaten.’
Diego keek haar met open mond aan. ‘Oh, wat moeten we nu doen? Dat is inderdaad erg. Maar ach... we gaan er echt niet dood van. Dat kan ik je verzekeren. En trouwens we moesten er al lang achter zijn gekomen dat die kaart ons echt niet zal helpen nu we eenmaal verdwaald zijn.’
| |
| |
Dankbaar om die troostende woorden keek ze hem aan.
‘Maar Diego, die anderen zullen boos op me zijn, maar echt, ik kan het niet helpen. Hoe kon ik zo dom geweest zijn.’ Terwijl Anki dit zei, schudde ze haar hoofd en keek Diego hulpeloos aan.
‘Misschien weten Don en Arvid de weg zo ongeveer, dan komen we er heus wel!’
Een wrang lachje vertoonde zich op Anki's gezicht. ‘Ik hoop het maar.’ Geen van beiden zei meer iets. Ze keken naar boven. De lucht was nu strakblauw; er was geen wolkje te bekennen. Vragend keek Anki Diego aan. ‘Eh,... wat doe je zo vroeg op?’
Een stralende lach verscheen op zijn gezicht. ‘Kijk goed naar me.’ Anki keek hem aan maar kon niets vreemds ontdekken. ‘Je hebt geen slaap meer?’ probeerde ze te gissen. ‘Nee dommi, ik kan weer goed lopen op mijn enkel! Ik ben vroeg opgestaan omdat ik benieuwd was of mijn enkel nog pijn deed.’
‘Oh, dat is te gek. Nu kan je weer met alles meedoen. Kom, begin me dan meteen te helpen om brood voor de anderen klaar te maken.’
Anki probeerde zo opgewekt mogelijk te doen, maar vroeg zich voortdurend af hoe ze de anderen over de kaart moest vertellen. Ze zouden al niet in de beste stemming zijn als ze hun droog ontbijt zagen. Diego en Anki hadden alle beschimmelde stukjes uit het brood gepikt.
De anderen werden haast tegelijkertijd wakker en spoelden hun mond met wat regenwater.
Terwijl ze aten was het de beurt van Diego en Anki om zich op te frissen. Voordat ze vertrokken, ging Anki nog even samen met Brigitte de veldflessen vullen. Door de flinke bui van de vorige avond waren er veel plassen. Don kwam naar Anki toe, toen die bezig was de doppen op de flessen te schroeven.
‘Anki, weet je misschien waar de kaart is? Arvid zegt dat jij hem bij je hield.’ Verschrikt keek Anki hem aan.
‘Ik dacht dat het wel goed zou zijn om voor ons vertrek nog even naar de kaart te kijken, just in case,’ ging Don verder. Anki voelde dat ze rood aanliep. Brigitte keek haar verwonderd aan.
‘Don, er is iets dat ik je moet zeggen. Ik weet dat je boos zal worden,
| |
| |
maar ik kon er echt niets aan doen. Ik heb gisteravond mijn kleren... buiten laten luchten en die kaart... de kaart heb ik ook buiten gelaten. Ik ben helemaal vergeten om hem op te bergen,’ stotterde Anki.
Don keek haar geruime tijd sprakeloos aan. ‘Mag ik de kaart even zien?’ vroeg hij tenslotte. Zwijgend gaf Anki hem de overblijfselen van de kaart. ‘Oh nee toch, oh nee, hieraan hebben we niets meer,’ zei Don met een hulpeloos gebaar op de kaart wijzend.
De anderen waren er intussen ook bij gekomen. Anki stond er verloren bij. Ze voelde zich ellendig.
‘Het kon een ieder zijn overkomen, Anki. Ik weet dat je het niet met opzet hebt gedaan.’ Paul probeerde haar te troosten maar de anderen zeiden niets. Ze staarde naar de grond.
‘Het spijt me,... worden jullie niet boos op me. Het is al gebeurd, we kunnen er niets meer aan veranderen,’ probeerde Anki nogmaals.
Don haalde zijn schouders op en zei zo nonchalant mogelijk: ‘Geen nood, we redden het zonder kaart ook wel.’ Anki wist dat hij het alleen maar om de anderen had gezegd.
‘Nou, de zon is aan die kant opgekomen, dus daar is het oosten,’ ging
| |
| |
Don verder zonder op de anderen te letten. ‘We moeten naar het zuiden toe, dus die richting op. Als we niet zo roekeloos hadden gehandeld in het begin, zouden we het pad van Louis terug kunnen vinden. Maar we zijn nu al te ver van het pad afgeweken. Komen jullie nog? We zijn al behoorlijk achter en... verdwaald.’
De anderen keken Anki beschuldigend aan. Ze nam het ze niet kwalijk. ‘Het spijt me echt,’ probeerde ze nog een keer.
Diego schoot haar te hulp: ‘Doen jullie een beetje sportief, jullie wilden toch avontuur? Nu hebben jullie het en willen jullie terugkrabbelen.’
‘Hij keek de anderen strijdlustig aan. Arvid was de eerste die reageerde. Hij pakte zijn tas van de grond en zei: ‘Diego heeft gelijk.’ Met vastberaden stappen liep hij naar de tent toe en begon de pennen uit de grond te trekken. De anderen volgden hem langzaam. Toen ze helemaal gereed waren, schopten de jongens weer wat aarde in de gaten, die de pennen in de grond hadden gemaakt. Zwijgend begonnen ze aan hun tocht.
De grond was glibberig en herhaaldelijk slipte Anki.
Na ongeveer een kwartier gelopen te hebben, gleed Sabine uit. De anderen dachten eerst dat ze was flauwgevallen. Sabine begon echter meteen te huilen. De jongens trokken een verveeld gezicht. Anki daarentegen had medelijden met haar.
Voorzichtig liep ze naar haar toe om haar te troosten. Maar Sabine sprong met een katachtige beweging op en met een woest gebaar duwde ze Anki weg. ‘Raak me niet aan! Door jouw schuld gaan we dood, door jouw stomme schuld!’ Huilend liet ze zich op de grond vallen. Geschrokken staarden de anderen haar aan. Natascha begon ook te huilen en verbaasd keek Anki van de een naar de andere. Dewi was de eerste die in staat was te spreken: ‘Maar Sabine toch, je weet dat Anki het niet met opzet heeft gedaan?’ Ze stopte even met praten om Sabine's reactie af te wachten. Deze zei niets, ze staarde maar naar de grond.
‘Het kon een ieder zijn overkomen, Sabine, en dat weet je heus wel!’ Sabine keek twijfelend op naar Dewi die zich over haar had gebogen. Tenslotte stond ze op en droogde haar tranen. Anki voelde zich rot. Arvid duwde Sabine en zei: ‘Ga nu tegen Anki zeggen dat het je spijt.’ Sabine keek Anki weifelend aan. Schoorvoetend liep ze op haar toe. ‘Sorry, Anki.’
| |
| |
‘Ach, ik begrijp het wel hoor. Alles is vergeven en vergeten,’ zei Anki sportief. Opgelucht hervatten de kinderen de tocht. Na enkele kilometers afgelegd te hebben, gebaarde Don hen te stoppen. Sabine en Arvid zongen opgewekt maar Don, die stil was blijven staan, legde ze het zwijgen op. ‘Ssst, stil nou!’
Verbaasd keken ze hem aan. ‘Wat is er? Waarom mogen we niet zingen?’ vroeg Arvid.
‘Hoor je dan niets?’ vroeg Don. Arvid bleef stil staan. In de verte hoorde hij iets ruisen. Anki had het geluid al vaker gehoord, maar kon het niet thuis brengen. Gevaar kon het niet zijn, dat wist ze wel zeker. Het klonk zo ritmisch, zo rustig, zo vredig. Brigitte keek Don aan: ‘Wat kan het zijn, Don?’
Don glimlachte: ‘Nee, het kan niet missen. Ik weet bijna zeker dat het een waterval is.’ Verrukt keken de anderen omhoog. ‘Een waterval, wow! Waar wachten we nog op? Kom we gaan ernaar toe!’ riep Anki enthousiast terwijl ze Brigitte aan haar hand mee trok. Ze gaven Arvid en Don niet eens de tijd om het onkruid weg te kappen, niets kon hen weerhouden. Af en toe gleden ze uit, maar ze krabbelden snel weer overeind. Anki was blij en voelde zich weer opleven. Ze verlangde naar een goed bad. Ze stonk naar zweet en modder en haar lichaam begon al te jeuken. Hoe dichter ze bij het water kwamen, hoe ongeduldiger ze raakten. Het gras sneed in hun huid en de mieren kropen langs hun voeten omhoog terwijl ze renden. Het geluid van stromend water was nu duidelijk hoorbaar. Anki struikelde over een grote wortel van een boom en viel languit in een plas. Ze sloeg haar hoofd daarbij tegen de grond en werd draaierig. Paul, die al die tijd achter had gelopen, stopte om haar te helpen. ‘Anki, heb je je bezeerd?’ Anki hoorde zijn stem vaag, alsof hij ver weg was. Een hand greep haar bij de bovenarm; Paul trok haar overeind. ‘Kijk, de anderen zijn al gestopt met lopen, ze zijn al bij het water aan gekomen, nog maar een klein eindje dan zijn wij er ook.’ Anki's duizeligheid trok langzaam weg. Moeizaam deed ze een paar stappen. Haar gehele lichaam was bedekt met modder. Gaandeweg verminderde haar hoofdpijn. Paul keek haar vreemd aan toen ze sneller begon te lopen.
‘Voel je je al goed?’ vroeg hij bezorgd.
‘Ja, alles is weer okee met me, ik verlang nu naar het water.’
| |
| |
‘Ik ook, laten wij rennen, wie het eerst bij het water is!’ Lachend renden Anki en Paul het laatste stukje. Hijgend kwamen ze bij de anderen aan, die peinzend in de diepte keken.
‘Wat is er met jullie aan de hand?’ Terwijl Anki dit zei, keek ze naar het water dat schuimde en danste op de rotsen, die op de bodem van de val lagen. Het was prachtig om te zien hoe het water naar beneden donderde om daarna in duizenden deeltjes te splijten op de zwarte rotsen. Bij de voet van de val hing er een dichte mist, veroorzaakt door de duizenden uiteenspattende druppels. Een golf van trots en liefde voor haar vaderland vloeide door Anki. Het was haar land, haar wonderschoon land. Suriname! Ze hief haar handen omhoog en schreeuwde: ‘Suriname, ik hou van je!’ Het geluid van haar stem weerkaatste tegen de rotswanden. ‘Gaan we nou of blijven we hier staan?’ Paul keek ongeduldig naar de anderen.
‘Paul,’ schreeuwde Anki boven het lawaai uit, ‘Wie het eerst bij de rotsen is.’ Meteen sprong ze het water in. Paul volgde vlak achter haar. Met een harde klap belandde Anki in het heldere water en zakte door tot haar voeten de gladde rotsbodem bereikten. Terwijl Anki zich hard tegen de bodem afzette, stroomde er een gevoel van welbehagen door haar lichaam. Met een stralende lach kwam ze weer boven water en keek naar de anderen die verlangend naar beneden keken.
‘Kom, het is zalig, het is gewoon te gek!’ Van plezier maakte ze een koprol in het water. Het water was zo koel en verfrissend. Anki zwom met krachtige slagen naar Paul toe. Naast elkaar watertrappelend, keken ze toe hoe Sabine zich gereed maakte om te springen. Ze was bang, de anderen maakten allerlei gebaren naar haar. ‘Kom dan!’ schreeuwde Paul haar toe. Onstabiel zette ze uiteindelijk af. Ze zwaaide wild met haar armen en benen terwijl ze naar beneden sprong. Het heldere water spatte omhoog en Sabine belandde naast de anderen in het water. Proestend kwam ze na een tijdje weer naar boven. Ze dook sierlijk onder water en kwam daarna weer te voorschijn.
Dewi en Brigitte sprongen hand in hand en gilden alsof hun leven ervan afhing. Natascha sprong samen met Diego. Arvid en Don deden wie het verst kon springen. De goudgele stralen verwarmden de bruine huiden door het heldere water heen. Toen ze genoeg hadden van het zwemmen,
| |
| |
gingen ze onder de val staan. Achter de val was een gedeelte van het gesteente uitgehold, waardoor er een grot was ontstaan. Om de beurt gingen de kinderen in de grot zitten. Het neerstromende water viel hard en krachtig op Anki's schouders toen ze met gebogen rug achter het watergordijn verdween.
Achter de val rook het erg muf en Anki kon moeilijk ademhalen. Het watergordijn omsloot de kleine grot waardoor deze van buitenaf niet te zien was. De wanden van de grot waren zwart evenals de bodem. Overal was er mos en groeiden er algen. Het geheel zag er spookachtig uit en het was koud. Arvid en Diego vonden het erg leuk in de grot. Om de beurt maakten ze enge geluiden om de anderen de stuipen op het lijf te jagen. De meisjes negeerden de geluiden die van achter de val kwamen en zwommen naar de andere kant om in het droge gras te gaan liggen.
De kleren lieten ze op de rotsblokken drogen. Alleen hun ondergoed hielden ze aan. Neuriënd brak Anki een grasspriet af en begon erop te sab- | |
| |
belen. Terwijl ze naar het gezang van de vogels luisterde, streelden de zonnestralen haar huid en sluimerde ze langzaam in.
Toen Natascha haar na enkele uren wekte, was het al avond. De jongens hadden een vuurtje gemaakt. Het vuur knetterde gezellig en verspreidde een aangename warmte. Anki had dorst, haar mond was helemaal droog. Moeizaam kwam ze overeind om wat te gaan drinken. Arvid, Brigitte, Natascha en Paul speelden een kaartspel. Ze keken op toen Anki langs kwam. Paul pakte haar hand vast: ‘Heb je lekker geslapen luilak?’ ‘Zalig!’ zei Anki, ‘ik kom zo terug, ik ga even wat water drinken, dan kom ik bij jullie zitten.’ Anki kreeg geen antwoord, de anderen waren alweer verdiept in hun kaartspel. Dewi, Don en Diego zaten dichtbij het vuur te babbelen terwijl ze alle drie op grassprietjes kauwden.
Anki liep naar het water toe. Ze vond het best wel griezelig om zo in haar eentje door het bos te lopen. De grond was inktzwart. De krekels schreeuwden vals en schel boven het geluid van het vallende water. Ze probeerde zich te ontspannen, hetgeen ook lukte. Het geluid van het vallende water klonk zo ritmisch en vredig. Ze zakte op haar knieën op een rotsblok en bukte over de rand heen terwijl ze haar linkerhand op haar rechterhand plaatste. Ze aarzelde even; het water was een zwarte massa, die voor haar ogen op en neer danste. Toen ze uiteindelijk toch haar handen in het water stak, had ze er totaal geen spijt van. Het water was verkoelend. Ze lachte en mompelde zachtjes: ‘zalig, zalig....’ Met een zwaai wierp ze haar hoofd naar voren in het water. Toen haar hoofd onder water was, voelde ze opeens een scherpe steek in haar rechter onderbeen. Ze schrok en probeerde te gillen. Een golf water werd meteen haar maag ingepompt. Ze probeerde haar hoofd uit het water te heffen, maar gleed uit en viel voorover in de stroom. Het ging zo snel achter elkaar. Anki werd onmiddellijk met de stroom meegevoerd. Ze probeerde boven water te komen en sloeg haar armen op en neer boven haar hoofd. Paniek laaide in haar op. Gelukkig sloeg ze haar benen tegen een steen die in het water lag, waardoor ze naar boven kwam. Ze ging weer kopje onder. De stroom sleurde haar mee en met een smak werd ze tegen een rotsblok aangegooid. Huilend liet Anki zich op de rots vallen. Ze had zo'n pijn aan haar been en rilde van de kou. Na enige tijd begon Anki door het water
| |
| |
te waden, maar haar rechterbeen deed heel erg pijn. Het brandde op een vreemde manier. Het water botste tegen Anki op en zorgde ervoor dat ze met haar volle gewicht tegen de stroom op moest waden. Het was onbegonnen werk. De anderen zouden haar te hulp moeten schieten.
‘Don... Paul... Don..., help me nou!’ Haar schorre stem verscheurde de stilte. Herhaaldelijk riep ze de namen van de anderen, maar ze kreeg geen antwoord. Na enige tijd hoorde ze de stem van Diego. ‘Diego, Diego, help me!’ gilde ze zo luid mogelijk. ‘Diego...ik ben het. Ik ben in het water.’ Anki zag vier gestalten bewegen en zuchtte van blijdschap.
‘Waar ben je?’ hoorde ze nu duidelijk. Het geluid van Diego's stem weerkaatste tegen de rotsen.
‘Ik ben hier... in het water. Help me!’ ‘Nog even, blijf roepen. We zijn zo bij je.’
‘Ik ben in het water gevallen en mijn rechterbeen doet pijn... de stroom heeft mij meegevoerd. Ik ben moe...’ Hijgend liet Anki haar hoofd tegen de rots aanleunen. Eindelijk waren de anderen bij haar.
‘Anki, je voelt ijskoud aan. Hoe lang ben je al in het water?’
Twee grote warme handen pakten haar polsen beet. Niets drong meer tot Anki door. Ze was veilig en dat was het belangrijkste. Ze werd uit het water gehesen.
‘Dewi, haal vlug de kleren van Anki,’ hoorde ze Paul zeggen.
‘Kan je lopen?’ vroeg hij aan Anki. Deze schudde haar hoofd. Paul en Diego hielpen haar naar het vuur toe. Dewi kwam aangerend met een T-shirt dat snel om Anki's schouders werd geslagen. Bij het vuur aangekomen, zetten de jongens Anki neer. De anderen keken haar bezorgd aan. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Diego als eerste.
Hortend en stotend vertelde Anki wat haar overkomen was.
‘Laat me je been even zien,’ zei Arvid toen ze uitgesproken was.
Hij pakte haar been vast, zijn mond viel open van verbazing: ‘Mijn gunst! Mijn gunst, Anki, dit is een slangebeet!’
‘Een wat!’ Anki schoot overheid. ‘Dat kan niet, laat me zien.’ De anderen schoven allemaal dichterbij en begonnen door elkaar te praten.
‘Houden jullie je mond nou allemaal,’ schreeuwde Arvid. ‘Voel je iets?’ vroeg Arvid, terwijl hij op het been drukte.
‘Nee dokter,’ probeerde Anki door haar tranen heen te grappen.
| |
| |
‘Ach, Arvid, hou op, het is waarschijnlijk gewoon een schaafwond.’
‘Nee Anki, het is een slangebeet.’
Maar grote ongelovige ogen keek Anki hem aan. Er kwam een brok in haar keel. ‘Ga ik dood?’ vroeg ze met een bevend stemmetje.
‘Ik denk het niet. Laat mij je hartslag voelen.’
Hij greep haar pols beet en drukte er met zijn wijsvinger op.
‘Volgens mij gaat het regelmatig. Wat moeten we nu doen?’
Hulpeloos keek hij de anderen aan.
‘We moeten het gif uit haar been proberen te zuigen,’ zei Brigitte wijselijk. De anderen trokken vieze gezichten bij het horen van deze woorden. Teneergeslagen keek Anki ze aan. ‘Dank je wel hoor! Ik heb nu echt wel gemerkt hoeveel jullie van me houden.’
De anderen schrokken van haar woorden. ‘Nee, je vat het verkeerd op dat....’
‘Wat vat ik verkeerd op?’ riep Anki boos.
De anderen keken zwijgend naar de grond. Een tijdlang zei niemand iets.
Tenslotte begon Diego te praten: ‘Anki, laten we later hierover praten. Als we je nu niet helpen, wordt het alleen maar erger.’
‘Je hebt gelijk,’ gaf Anki toe.
‘Wie heeft er een kort lintje of een stuk touw?’ vroeg Don. ‘Wat wil je ermee?’ vroeg Anki.
‘We gaan je bovenbeen afbinden, in de hoop dat er geen gif naar je hart toe kan gaan,’ legde hij geduldig uit.
‘Neem de veter van mijn patta,’ zei Anki. Zwijgend maakte hij de veter van Anki's patta los. Anki vroeg zich af waarom hij die van haar linkerpatta had losgemaakt, maar ze hield haar mond. Te veel vragen is nooit goed, dacht ze bij zichzelf. Don bond samen met Paul de veter zo strak mogelijk om Anki's bovenbeen.
‘Moet het echt zo strak? Ik krijg het warm.’
‘Doe nou niet zo vervelend en zit rustig,’ zei Don. Met een zucht liet Anki haar hoofd naar achteren hangen. Zweetdruppels parrelden op haar voorhoofd.
‘Schrik niet, Paul gaat het gif uit de wond zuigen,’ waarschuwde Don haar. Twee grote handen grepen haar been vast. Ze durfde niet te kijken, maar voelde wel hoe Pauls lippen de wond omsloten. Hij zoog wat bloed
| |
| |
uit de wond en spuwde het op de grond. Met gesloten ogen luisterde Anki naar het kwaken van de kikkers en het geschreeuw van de krekels. Ze kreeg het alsmaar warmer en probeerde de jeansbroek, die over haar benen lag weg te slaan, maar Don hield haar tegen. ‘Het is normaal dat je gaat zweten als je gif in je lichaam hebt. Houd je jeans nog om je heen, je kan nooit weten waar het goed voor is.’
Anki voelde zich duizelig. ‘Mag ik een beetje water?’ fluisterde ze.
‘Brigitte, haal wat water voor haar,’ commandeerde Don.
Oh, god, laat het alstublieft snel over gaan, bad Anki in stilte.
Brigitte kwam terug met de veldfles. Ze depte Anki's voorhoofd met wat water nadat Anki enkele slokken had gedronken. Na enige tijd liet Paul Anki's been los. ‘Volgens mij is het voldoende.’
‘Ja, laten we maar afwachten,’ besliste Don. Sabine en Natascha bogen zich over Anki. Troostend streelden ze haar hand.
| |
| |
‘Anki,’ zei Sabine ‘als je dood gaat, gaan wij ook dood hoor.’ ‘Nee Sabine, je moet terug gaan naar huis om het mijn ouders te vertellen en ze te troosten. Als ik alleen dood ga, is het al erg genoeg.’ Anki's lippen plakten aan elkaar, ze kon haast niet praten.
‘Ga nu maar slapen, we zullen de wond voor je deppen en je gezicht ook, als je dat wilt,’ bood Dewi aan.
‘Ja.....’ mompelde Anki.
|
|