| |
| |
| |
Eindelijk op weg of toch niet?
Geeuwend rekte Anki zich uit. Voorzichtig deed ze de ogen open.
Het felle zonlicht deed haar met de ogen knipperen. Met een schok realiseerde ze zich, dat het al dag was. De slaapzakken van de jongens waren leeg. Natascha, Sabine en Dewi sliepen nog. Er was nog een lege slaapzak; Brigitte was dus ook al wakker. Ze was benieuwd naar de anderen. In de loods waar ze zich de vorige avond gewassen hadden, hoorde ze water plenzen. Iemand was bezig zich te wassen. ‘Brigitte,’ riep Anki zachtjes. ‘Ben jij daar?’
‘Ja, de anderen zijn een eindje gaan wandelen. Ze zijn al een tijdje op. Ik ben zo klaar.’
Anki hoorde het geluid van naderende voetstappen. Sabine kwam aangelopen.
‘Goedemorgen Anki. Waar zijn de anderen?’
‘Brigitte neemt een bad en de anderen zijn gaan wandelen. Kom laten wij alvast de slaapzakken opvouwen, terwijl we op Brigitte wachten.’
Terwijl ze bezig waren, werd Natascha wakker. Die haastte zich om zich op te frissen.
Er verstreek een uur maar van de jongens was nog geen spoor te bekennen. De meisjes waren intussen allemaal al gebaad en zelf Dewi, die beslist een half uur later dan Natascha was opgestaan, was gereed voor vertrek. Naarmate de tijd verstreek, begonnen ze zich ongerust te maken. Was er misschien iets met de jongens gebeurd? Met die verontrustende gedachte begonnen de meisjes aan het ontbijt.
Er kwamen steeds meer mensen op het perronnetje. De trein zou over een uur vertrekken en de jongens waren er nog steeds niet. Dewi en Sabine besloten alvast de treinkaartjes te kopen. Natascha, Brigitte en Anki bleven bij de loods achter om op de jongens te wachten. Geïrriteerd hurkte Anki en begon op een grassprietje te kauwen terwijl ze met haar
| |
| |
hand boven de ogen de verlaten weg aftuurde. Geen spoor van de jongens. De minuten verstreken en de zweetdruppels gleden langs haar wangen.
Dewi en Sabine kwamen na enige tijd terug met de kaartjes en de boodschap dat de trein om tien uur zou vertrekken.
Anki keek op haar horloge. Het was al vijf voor tien en de passagiers die zich op het kleine bauxietperronnetje hadden verzameld, zochten hun plaatsen in de coupés.
‘Anki,’ zei Dewi, ‘volgens mij hebben wij onze planning verkeerd gemaakt. We kunnen onmogelijk binnen drie dagen terug zijn, als de trein maar één dag per week van en naar Kwakugron gaat.’
Anki haalde haar schouders op. ‘Je hebt gelijk, maar mijn ouders hebben niet gezegd wanneer wij terug moeten zijn, dus kunnen wij wel een week wegblijven.’
De machinist trok aan het belletje als teken van vertrek. Met een ruk stond Anki op. ‘Ik ga weg, met of zonder jongens! Ze laten alles mislopen.’ Woedend pakte ze haar tas van de grond en stapte op haar fiets af. Met de fiets aan de hand en de tas op haar rug liep ze in de richting van de trein. Na enkele meters bleef ze echter stilstaan om te kijken of de anderen haar volgden. ‘Kom dan!’ riep Anki ze toe. ‘Of blijven jullie daar voor eeuwig staan?’
Brigitte en Dewi pakten de rest van de tassen op en namen hun fiets aan de hand terwijl ze naar Sabine en Natascha keken, die nog steeds bij de loods stonden. Langzaam liepen Brigitte en Dewi naar Anki toe.
‘Komen jullie nog?’ vroeg deze geïrriteerd aan Sabine en Natascha. Ze wist ook wel dat ze niet zonder hun broers zouden vertrekken. ‘Kom, ik meen het niet. Ik ga alleen maar aan de machinist vragen of hij nog even op de jongens wil wachten.’
‘Anki, je gaat toch niet echt weg zonder de jongens?’ vroeg Sabine toen ze bij de anderen was.
‘Echt niet, Sabine. Je kent me toch. Ik ben alleen maar een beetje boos op de jongens.’
Zo snel als ze konden, liepen ze naar de trein. Terwijl Anki naar de voorste wagon liep om de machinist te vragen of hij wilde wachten, laadden de anderen de fietsen in de trein. De deur van de stookkamer stond open.
| |
| |
De machinist was druk in gesprek met een jongetje, dat bij de bakken bezig was hout te scheppen. Anki klopte hard op de openstaande deur.
De machinist keek geërgerd op. ‘Ja, wat is er?’ vroeg hij nors.
Anki besefte dat zo'n man nooit op de jongens zou willen wachten. Ze zou moeten jokken wilden ze deze week nog weg.
‘Eh... eh, meneer er... er is, er is een hoop stenen voor het achterste wiel geplaatst. Of nee, ik bedoel, kwajongens hebben stenen voor het wiel geplaatst, meneer. Er zijn erg veel stenen, denkt u dat de trein zo kans heeft te ontsporen? Het is levensgevaarlijk meneer,’ ratelde Anki.
De machinist stond zuchtend op en mompelde een verwensing in het Sranan. Met een zuur gezicht stapte hij uit de trein.
Langzaam volgde Anki hem. Ze moest tijd winnen. Onopvallend keek ze naar de weg... geen spoor van de jongens. Op het perron stonden alleen nog enkele vrouwen, die zelfgebakken dosi's verkochten. De machinist liep al ver vooruit en wenkte Anki om sneller te lopen. Als antwoord op zijn wenken wees zij op één van de vrouwen die dosi verkocht.
Geïrriteerd kwam de machinist op Anki af. ‘Meisje, ik heb werk te doen. Ik sta hier echt niet voor mijn plezier. Ga je me nou wijzen waar die hoop stenen is of niet!’
‘Ja meneer, maar ik heb opeens zo'n honger en de dokter heeft gezegd dat als ik niet direct eet, ik last van mijn maag zal krijgen. Enne..., als u niet had gezegd dat er een hoop stenen op het spoor lag, was de trein vast en zeker ontspoord en had u veel meer tijd verloren, dus houdt u zich alstublieft kalm, anders gaat u zelf maar zoeken waar het is, okee?’ Quasi-verontwaardigd keerde Anki zich om naar de vrouw. ‘Mag ik een Pakje? Wilt u er ook één?’ Het laatste was natuurlijk tot de woedende machinist gericht.
Genietend van haar eigen brutaliteit, nam Anki het pakje in ontvangst. ‘Oh ja, dat is nog waar ook. Ik moet betalen,’ mompelde ze afwezig. Onhandig betastte ze haar zakken op zoek naar haar geld. Tenslotte trok ze haar zakken binnenste buiten en alle muntstukken vielen op de grond.
‘Oh, kijk wat ik gedaan heb!’ Ze bukte zich voorover om het geld op te rapen. Toen ze zich weer oprichtte, probeerde ze zo nonchalant mogelijk rond te kijken. In een van de coupés zag ze de anderen aandachtig toekij-
| |
| |
| |
| |
ken hoe ze haar toneelstukje opvoerde. Toen Anki zich weer naar de vrouw keerde, zag ze bij de loods een paar mensen. Ze vernauwde haar ogen tot spleetjes om te kunnen zien of het de jongens waren. Ja inderdaad, het waren de jongens!
Vlug betaalde Anki de vrouw en liep voor de machinist uit om hem de plek te wijzen waar de stenen lagen. Hij mocht niet zien dat de jongens in de trein stapten, anders zou hij weten, dat hij voor de gek gehouden werd. Anki en de machinist liepen om de trein heen en toen weer een stukje terug.
‘Ja, hier moet het zijn,’ zei Anki. ‘Hé, er is niets meer. Dan heeft die ene meneer het misschien al weggehaald. Ziet u, ik had het eerst tegen een andere meneer gezegd maar die zei dat ik het aan u moest vertellen. Ja, ik weet zeker dat hij de stenen moeten hebben weggehaald. Nu, dat is een opluchting,’ besloot Anki terwijl ze haar handen over elkaar wreef. Triomfantelijk keek ze de verbouwereerde man aan.
Hij haalde luid snuivend zijn schouders op, draaide zich om en liep scheldend weg.
Sjjoeff! Dat was dat, dacht Anki opgelucht. Als het goed was, zaten de jongens nu al in de trein. Ze liep naar de coupé waar de anderen op haar wachtten. Met een frons op haar voorhoofd stapte ze op de jongens af. ‘Waar waren jullie al die tijd? Wisten jullie dan niet dat we de trein zouden missen? Ik vind dat jullie je heel onverantwoordelijk hebben gedragen. Als jullie eens wisten in wat voor moeilijkheden jullie me hebben gebracht.’
Don die altijd het hoogste woord had, stak een heel verhaal af, waarvan Anki de helft niet begreep. Het kwam erop neer dat ze tijdens het wandelen de tijd niet in de gaten gehouden hadden, waardoor ze later dan afgesproken terugkeerden.
De machinist trok voor de laatste keer aan het belletje en de oude trein zette zich langzaam en schokkend in beweging. De reis was eindelijk begonnen.
De fietsen stonden netjes op een rij in de wagon. Ook Anki's fiets stond in de rij. Ze vroeg aan Brigitte wie hem in de trein had gezet, maar haar vraag ging verloren in het gestamp en gesjoek van de trein. Lachend keek ze naar de anderen die met hun handen hun oren bedekten.
| |
| |
De trein ging nog langzamer dan ze had verwacht. Ze zouden op z'n minst vier uur onderweg zijn.
De wagon was erg oud en verroest. De raamkozijnen die van ijzer waren, zaten onder de roestvlekken en de bank waarop de anderen zaten, was zwart van het vuil.
Diego beduidde Anki ook te zitten. Aarzelend keek ze naar de bank maar bij de gedachte dat ze vier en een half uur zou moeten staan, koos ze eieren voor haar geld en nam vlug plaats.
Vanuit haar zitplaats kon ze rustig naar de andere passagiers kijken. Het waren overwegend oudere mensen die in het binnenland woonden. Ze waren met volle boodschappentassen op weg naar huis.
In de coupé was het heet, niet alleen door de hitte van de zon maar ook door de rook uit de schoorsteen, die door de ramen naar binnen kwam. Buiten was niet veel te zien. Alleen de cashewbomen en ananasstruiken kwamen Anki bekend voor. De bomen groeiden steeds dichter naar de rails toe, waardoor de trein op sommige plaatsen langs boomtakken schuurde. Het eentonige getuf van de trein begon na een poosje te vervelen.
De anderen hadden ondertussen al verschillende manieren bedacht om de tijd te doden. Sabine, Natascha, Dewi en Paul speelden Mens-Erger-Je-Niet. Paul lachte breeduit; hij was duidelijk aan het winnen. Diego en Don luisterden samen naar een tape op de walkman, terwijl Arvid en Brigitte uitdrukkingsloos uit het raam staarden. Anki's blik dwaalde weer af naar het landschap. Ze vond het veel te heet om een spelletje te doen. Ze verheugde zich al op de aankomst te Kwakugron.
Opeens voelde Anki een schok. Het volgende moment lag ze tussen de anderen op de grond. Luid gejammer klonk door de trein. Verbaasd krabbelde ze overeind. Enkele mensen verdrongen zich voor de kleine raampjes om te zien wat er gaande was. Anderen gingen weer rustig op hun plaats zitten, blijkbaar was zo'n plotselinge stop niet ongewoon voor hen. Anki wendde zich opgewonden tot Don die druk in gesprek was met de andere jongens. ‘Don, laten we ook naar buiten gaan om te kijken wat er is gebeurd.’
‘Ja kom, laten we gaan!’ zei Don. Natascha en Sabine bleven in de trein, de anderen gingen naar buiten. De zon stond al hoog aan de hemel. De
| |
| |
kinderen zagen een aantal mannen staan, die met ernstige gezichten onder de trein keken. Terwijl ze naar de mannen toeliep, keek Anki met de hand boven haar ogen naar het voorste gedeelte van de trein en zag dat het naar links helde. Nieuwsgierig voegde ze zich bij de andere mensen om te kijken wat er aan de hand was. Eenmaal op de juiste plek aangekomen, zag ze waar de groep naar keek. De trein stond naast het rechterspoor en een stuk rail lag iets verderop in het gras. Een deel van de rail was gebroken en waarschijnlijk was de trein daardoor ontspoord.
Er kwamen nog enkele mannen aangelopen; één van ze had een lasapparaat in zijn handen en een andere droeg een metalen frame. De man met het lasapparaat gebaarde de mannen om de trein op te tillen.
Aarzelend stonden de jongens elkaar aan te kijken; ze durfden niet naar voren te gaan om hulp te bieden. Maar de mannen konden best wat hulp gebruiken. Toen meerdere mannen en ook enkele jongens zich bij de zwoegende mannen voegden, wenkte Don de anderen om hetzelfde te doen.
Met veel moeite lukte het de mannen om de trein weer op het spoor te krijgen. Terwijl de mannen de trein omhoog hielden, schoof de lasser vlug het frame eronder. Hij had nu ruimte genoeg om de kapotte rail te lassen. Eerst zette de lasser het stukje rail weer op zijn plaats, vervolgens zette hij zijn beschermkap op en begon de stukken aan elkaar te lassen. Daarna vijlde hij de rails nog even op de plaats waar hij deze gelast had en de trein kon weer verder.
Anki vond het jammer dat de lasser klaar was. Teleurgesteld staarde ze naar de rails, alsof ze er met haar ogen nog een scheur in zou kunnen maken. Grinnikend om haar gedachten keerde ze zich om. Terwijl Anki naar de coupé rende, herinnerde ze zich dat de chauffeur van de pick-up had gezegd, dat de trein vaak ontspoorde. Het had dus geen verrassing hoeven te zijn, dat het nu ook gebeurd was.
Anki klom in de coupé waar de anderen aan Natascha en Sabine vertelden, wat zich daarbuiten had afgespeeld. Lachend om de angstige gezichten van Natascha en Sabine nam Anki plaats. Het eentonig getuf van de trein begon weer. Na enige tijd begon Anki zich loom te voelen en viel in slaap.
Anki wist niet precies hoe lang zij geslapen had, maar haar hele lichaam
| |
| |
deed pijn. Ze voelde zweetdruppels langs haar wangen glijden terwijl ze haar hoofd oprichtte. Kreunend kwam ze overeind. Ze probeerde haar ogen open te maken. Deze waren zwaar en deden pijn. Alles was dof en wazig om haar heen. Anki schudde het hoofd en knipperde met de ogen om beter te kunnen zien. Ze voelde zich duizelig en sloeg haar handen voor de ogen. Ze hoorde de stemmen van Brigitte en Arvid. Ze fluisterden. Of waren haar oren ook al niet meer goed?
Versuft keek ze rond. Het eerste dat haar opviel was een plank die rechtop stond. Wat was dat? De bank waarop ze gezeten had? Verwonderd keerde ze zich om. ‘Au!’ Haar nek deed pijn. Ze had waarschijnlijk een hele tijd in een verkeerde houding gelegen. Vermoeid bracht ze haar hand naar haar nek. Een felrode gloed trok haar aandacht. Er stroomde bloed langs haar arm.
Anki keek naar de grond maar zag niet de vloer van de trein, die ze verwacht had te zien. In plaats daarvan zag ze gras. De trein was gekanteld en bij de val was Anki precies in de opening van het raam terecht gekomen. Verbaasd keek ze naar de anderen. Ze zag Don, Arvid en Brigitte slap tegen een wand leunen. Ze hadden een glazige blik in hun ogen, alsof ze versuft waren door een klap. Anki probeerde te lachen maar haar mond was droog.
Dewi en Paul lagen een eindje verderop. Anki zag dat Dewi een bloedplek op haar voorhoofd had. Ze had pijn, dat zag Anki aan haar ogen. Schuin achter haar lagen Diego en Sabine tegen elkaar aan. Diego lag op zijn zij met zijn beide benen onder het lichaam van een vrouw. Ze verroerden zich niet.
De hele coupé was bezaaid met tassen en daartussen lagen de mensen. Een van de passagiers was overeind gekomen en keek net als Anki in de trein rond. De man begon enkele mensen overeind te helpen. Het drong langzaam tot Anki door, dat zij ook best zou kunnen helpen. Terwijl ze overeind kwam, vroeg ze zich af wat er gebeurd kon zijn. Het stond wel vast dat er een ongeluk gebeurd was, maar hoe en wat was nog een raadsel voor haar.
Steunend tegen de leuningen van de banken, bewoog Anki zich voort. Ze wilde eerst de anderen die tegen de wand leunden, helpen overeind te komen. Daarna konden ze gezamenlijk de andere passagiers helpen.
| |
| |
Toen Anki bij de anderen aankwam, zag ze waarom die niet konden opstaan. Dwars over hun benen lag een zware plank. Niemand zei iets. Het verwijderen van de plank kostte Anki erg veel moeite. Een van de andere passagiers schoot haar te hulp. Gelukkig waren de anderen niet ernstig gewond. Ze hadden alleen een paar schrammetjes en wat blauwe plekken. Anki hielp ze één voor één overeind.
Don was de eerste die iets zei. ‘Wat is er eigenlijk gebeurd?’ vroeg hij met een hese stem.
Voorzichtig probeerde hij zijn rug te strekken.
‘Anki, jouw arm bloedt. Doet het geen pijn?’ vroeg Brigitte. Anki haalde haar schouders op en draaide zich om. ‘Kom, laten we de anderen helpen, mijn arm doet geen pijn en het bloeden stopt zo meteen wel. Kom op!’ gebood ze. Ze liep naar de anderen toe.
De vrouw die op Diego's benen lag, was nog steeds bewusteloos. Voorzichtig legden ze haar ergens anders neer. Diego had zijn voet verzwikt. Zijn ogen stonden dof van de pijn. Ze legden hem naast de vrouw neer. Als tte hoofdsteuntje gaven ze hem een rugtas.
Anki vroeg zich af waar de andere tassen waren. Ze had inmiddels gezien dat de fietsen verderop in de coupé overhoop lagen. Terwijl de anderen Sabine hielpen, keek ze naar de plek waar ze gelegen had. Ze zag scherven en bloed en realiseerde zich dat ze haar arm bezeerd had aan de gebroken ruit.
Dewi en Paul waren intussen ook opgestaan. Ze hadden zich al bij de anderen gevoegd. Anki maakte zich het meest zorgen om Diego. Ze liep naar hem toe. ‘Gaat het weer een beetje?’ Er was weer kleur op zijn gezicht. Hij glimlachte maar zijn ogen lichtten niet op. Anki voelde voorzichtig aan zijn opgezette enkel. Ze wist niet wat ze voor hem zou kunnen doen om de pijn enigszins te verlichten. Opeens dacht ze aan de EHBO trommel, waar rekverband in zat. Anki keek naar het bezwete gezicht van Diego. Hij had erg veel pijn, dat was duidelijk.
Ze riep Paul en Sabine om zo snel mogelijk de trommel te zoeken.
Die keken haar aan alsof ze Grieks had gesproken. Hulpeloos keek Anki rond. Hoe zou ze in deze wirwar van tassen en mensen ooit de trommel vinden? Ze had geen andere keus dan haar blouse te gebruiken als verband. Gelukkig had ze nog een onderhemd aan. Met haar tanden maakte
| |
| |
ze een kleine scheur in de blouse. De rest ging gemakkelijk.
Brigitte hield Diego's voet vast terwijl Anki die verbond. Ze had Sabines veldfles gevonden en liet Diego wat water daaruit drinken. Toen zijn voet eenmaal verbonden was, knapte Diego een beetje op.
Anki depte zijn gezicht met de rest van haar blouse, die ze nat had gemaakt. De anderen stonden opgewonden te praten over het gebeurde. Een ieder had zijn eigen versie over het ongeluk. Al gauw bleek dat Don. Diego, Arvid en Brigitte op het moment van het ongeluk wakker waren. Ze vertelden de anderen dat ze net een pakje koek gegeten hadden en wat te drinken zouden pakken, toen ze opeens een luid schurend geluid hoorden en de trein met een schok tot stilstand kwam. Brigitte had vonken en rook onder de trein vandaan zien komen en ze had ook luid gesis gehoord. Veel meer wisten ze niet te vertellen, want ze waren met een smak op de grond terecht gekomen. Ze had de andere passagiers nog horen gillen, maar kreeg daarna een klap op haar hoofd en verloor het bewustzijn. Diego vertelde dat hij zijn enkel bezeerd had en tot overmaat van ramp was een vrouw bovenop hem gevallen. Toen hij dat zei, keken ze naar de nogal oude vrouw die op Diego terecht gekomen was. Ze zat op een houten kistje tegen de coupewand aangeleund.
Enkele mannen klommen door de deur, die nu aan de bovenkant was, naar buiten. De trein was bezaaid met glasscherven. Gelukkig hadden de kinderen hun patta's aan. Het was snikheet in de coupé. Natascha en Sabine klaagden dat ze uit de trein wilden. Anki wilde er ook uit; de hitte was ondraaglijk. De mensen die naar buiten wilden, vormden een rij.
De kinderen keken toe hoe een man de mensen één voor één optilde, waarna een andere man die op de trein stond, de mensen verder naar buiten hielp.
Eindelijk waren de kinderen ook aan de beurt. Brigitte en Sabine pakten de tassen op en liepen naar de jongens, die al in de rij stonden. Anki en Natascha hielpen Diego om op te staan en ondersteunden hem tijdens het lopen. Dewi bleef met Diego in de coupé achter terwijl Natascha en Anki zich naar boven lieten hijsen. De man die alle anderen opgetild had, leek doodmoe. Anki had medelijden met hem toen ze haar stoffige
| |
| |
patta in zijn handpalm plaatste en zich omhoog liet tillen. Ze steunde met haar handen op de trein om de last te verlichten. De zon scheen fel op haar hoofd toen ze eenmaal buiten was. Diego was aan de beurt. De man in de trein tilde hem bij zijn heupen omhoog. Samen met de man op de trein pakte Anki zijn handen beet. Don en Arvid namen van haar over, toen ze zagen dat het te zwaar voor haar werd.
Natascha die ook al op de trein stond, trok Anki aan haar arm om te zakken van de trein. Paul hielp de anderen één voor één naar beneden. Anki haalde een handdoek uit haar tas en spreidde die op de grond uit. Daarop legden ze Diego. De anderen gingen in het gras zitten en keken wat er te doen viel. Nu ze eenmaal buiten waren, beseften ze pas goed wat er gebeurd was. De trein was weer ontspoord maar deze keer lagen er wagons op hun zij. Paul stond een eindje verder te praten met enkele mannen en de kinderen besloten ook daar naartoe te gaan om te luisteren wat er werd besproken. ‘Okee, dan gaan wij vast vooruit en dan zien we jullie zo meteen wel,’ hoorden ze één van de mannen tegen Paul zeggen. Vragend keken de anderen Paul aan. ‘Kom, we gaan naar de voorste wagon. Er zijn blijkbaar geen ernstige gewonden, maar iedereen gaat nu naar de voorste wagon, dus kunnen wij dat beter ook doen.’ Nadat ze Diego op een schaduwrijk plekje hadden achtergelaten, gingen ze naar de voorste wagon. De twee helpers van de machinist lagen op de grond. De één lag te kermen; om zijn armen cirkelden kleine vliegjes. Zijn arm zag er vreemd roseachtig uit. Het leek wel alsof hij verbrand was. Het verband aan zijn hoofd was doordrenkt met bloed. Sabine riep Anki en wees op de andere helper van de machinist. Hij lag op de grond met zijn been op een rare manier gebogen. Zijn arm was gespalkt.
‘Heb jij de machinist gezien?’ vroeg ze aan Sabine. Sabine keek verwonderd om zich heen. ‘Wat vreemd, ik zie hem niet. Misschien is hij ergens in de schaduw gaan liggen.’
‘Ik denk het niet. Het kan ook zijn dat hij nog in de trein is, misschien kan hij er niet uitkomen,’ opperde Anki. Sabine knikte slechts. Er kwam beweging in het groepje mannen, dat heftig aan het discussiëren was over de oorzaak van het ongeluk.
De meeste mensen begaven zich onder de bomen. Ook de kinderen zochten de koelte op en begaven zich naar de boom waaronder Diego lag.
| |
| |
| |
| |
Een ieder werd gevraagd zijn bagage uit de trein te halen. De meeste mensen hadden bij het verlaten van de trein hun bagage al mee genomen, dus slechts enkelen zetten zich in beweging. De kinderen moesten eigenlijk de fietsen uit de trein halen maar wilden graag horen wat er verder besproken zou worden. Een van de mannen deelde hen mee dat de machine totaal vernietigd was en dat ze niet verder konden met de trein. De trein was ontspoord, doordat er een stuk van de rail ontbrak in het spoor. De machinist was in slaap gevallen en had daardoor niet tijdig kunnen remmen, met als gevolg dat de trein van het spoor was afgereden. De machinist was het bos in gevlucht, bang voor eventuele woedebuien van de passagiers. De man stelde voor op deze plaats de nacht door te brengen. Hij zou even op de anderen wachten en dan bespreken wat er verder moest gebeuren.
De kinderen besloten toen de fietsen te halen en lieten Diego met de bagage achter. Anki's fiets was dusdanig beschadigd, dat hij onberijdbaar was geworden. Het stuur en het frame waren helemaal verbogen en de spaken van het voorwiel waren op twee na allemaal kapot. Anki voelde een brok in haar keel. Wat moest ze aan haar ouders vertellen? Ze probeerde haar gezicht in plooi te houden en zei met een wrang lachje: ‘Ach kom, dit is echt niet het einde van de wereld. Ik ben blij dat dit de enige fiets is, die beschadigd is.’
Don sloeg troostend zijn arm om haar schouders. ‘Als we weer thuis zijn, breek ik wel mijn spaarvarken open om een nieuwe fiets voor jou te kopen en ik weet zeker dat de anderen ook mee zullen helpen.’ De anderen knikten ernstig.
‘Jullie zijn echt schatten,’ zei Anki ontroerd.
‘Snif, snif, zullen we jouw fiets bij deze dan maar begraven of denk je dat bij gelukkiger zal zijn als er eerst een volledige kerkdienst wordt gehouden voordat de teraardebestelling plaatsvindt?’ pestte Arvid. De anderen schoten in de lach. ‘Kom, we kunnen beter gaan, anders missen we de rest van de bespreking nog’, zei Anki zachtjes.
Nadat ze de fietsen naast de trein hadden geplaatst, liepen ze terug naar de boom. De zon ging al onder, waardoor het koeler werd. Toen ze bij de boom aankwamen, gebaarde de leider hen te zitten. Er was een groot zeil
| |
| |
uitgespreid, waarop de meeste mensen zaten. De kinderen legden Diego op het zeil neer en gingen zelf ook zitten. Toen een ieder een plaatsje had gevonden, werd er brood en andere etenswaren verdeeld. Anki vond een zak met broodjes en een pot pindakaas in de rugtas van Sabine. Ze sneed de broodjes open en besmeerde ze met pindakaas. Sabine begon te mopperen. Ze wilde boter op haar brood.
‘Maar Sabine, je weet waarom we geen boter hebben meegenomen? Het zou smelten. We zijn in het bos. Doe niet zo kinderachtig en eet je brood op,’ zei Anki boos.
Maar Sabine weigerde haar brood te eten. Paul nam het dankbaar van haar over en at het gretig op.
Het was intussen donker geworden en iemand had een houtvuurtje gemaakt. De leider stond op, pakte de kaars en begon te praten. De meeste mensen gingen op hun buik liggen om naar hem te kijken. Ook Anki had het zich gemakkelijk gemaakt. Ze vond de sfeer erg gezellig. Ze kneep Natascha in haar hand: ‘Gezellig hè?’
Natascha knikte heftig: ‘En of!’
Nadat de man zich voorgesteld had als Louis zei hij: ‘Ik zal proberen zo snel mogelijk een eind te maken aan deze vervelende situatie. Men heeft mij gevraagd de leiding op me te nemen, omdat ik eerder verschillende excursies door het bos heb georganiseerd. Dit is wel geen normale excursie, maar we moeten ergens beginnen. Kwakugron ligt twintig kilometer voor ons. Onverwacht ligt zo'n drie en twintig kilometer terug. We zijn nu dus ongeveer halverwege. Als we doorgaan naar Kwakugron, komen we onderweg geen enkel dorp meer tegen, terwijl we vier dorpen zullen passeren als we teruggaan naar Onverwacht. Het lijkt mij dat we met al onze bagage beter terug kunnen gaan naar Onverwacht, omdat we onderweg dan een deel van onze bagage in één van de dorpen kunnen achterlaten om die later dan weer op te pikken. Als we geluk hebben, is er vervoer in één van de dorpen, zodat de gewonden naar de stad vervoerd kunnen worden voor behandeling. Mijn voorstel is dus om terug te keren naar Onverwacht. Als een ieder terug wil, dan zijn we vlug klaar. Willen de mensen die terug gaan naar Onverwacht hun vinger nu opsteken?’
| |
| |
Anki keek om zich heen en zag dat de meerderheid van de aanwezigen de vinger had opgestoken.
Natascha begon te klagen. ‘Laten we ook teruggaan, alsjeblieft. Ik vind het eng hier in het bos.’
Don en Anki keken elkaar aan. ‘Wat zullen we doen?’ vroeg hij.
‘De meeste stemmen gelden. Wie wil teruggaan?’ vroeg Anki. Natascha en Sabine staken hun vinger op. Anki had medelijden met hen omdat ze bang waren.
‘We blijven dus in het bos? We gaan niet terug?’ vroeg Arvid, zoals altijd belust op avontuur, hoopvol aan Don.
‘Tja, de meeste stemmen gelden. We zijn toch op pad gegaan om het avontuur. We gaan dus door met onze reis.’
De mensen die doorgingen moesten bij elkaar gaan staan en hun namen opgeven. Anki keek naar de groep. De groep was zo klein vergeleken bij de groep die terug zou gaan. Nadat ook de kinderen hun namen hadden opgegeven, kondigde Louis aan dat ze de volgende morgen om zes uur zouden vertrekken. Het was al laat en een ieder was moe. De leider gaf te kennen, dat het beter was om te gaan slapen. Met de rugtas onder haar hoofd, lag Anki naar de sterren te kijken. Ondanks de vermoeidheid kon ze niet in slaap vallen. Ze voelde zich opgewonden. De gedachte dat ze verder gingen naar Kwakugron hield haar voortdurend bezig. Zachtjes begon ze een liedje te neuriën. Haar ogen vielen langzaam dicht.
|
|