| |
| |
| |
Zomerdrift. Tweede deel.
Ziele, gij, die onbedwingbaar,
U verheft van sfeer tot sfeer,
Voor wie niets is ondoordringbaar,
Duikel thans in 't zonnemeer....
Haal er uit in vuurge spranken
Zangen om den Geest te danken,
Paarlen vischt, om 't hoofd der schoonen
Met gestolden gloed te kronen!
Ziele, breng gedachten mee:
| |
| |
Die als starren glinstrend dwalen,
Door de weeldezwangre lucht,
Stout bezielen, als de stralen
Die thans rijpen vrucht op vrucht.
Gij, die met gul geschater,
Flakkert in het vuur en dwarrelt in het water...
Gij, die droomend op de weiden zingt,
Gij, die geurend door de bosschen dringt,
Gij, die juichend van de heuvlen springt,
Gij, die noodigt tot het levensfeest,
Kom, den slaap hier lusten,
Hier mijden wij 't loeiend,
Het driftige veldgeschrei,
| |
| |
Heil haar! die de vrucht der liefde draagt!
Geloei, dat langzaam wegsterft... zacht klimmend watergedruisch.
| |
| |
Samen zwemmen als visschen,
Samen harten verfrisschen,
Samen met de ziel in de toekomst vliegen,
Samen zoet verheugd eenen engel wiegen!...
Samen lijden en sterven...
Gij, die met gul geschater,
Flakkert in het vuur en dwarrelt in het water...
Gij, die droomend op de weiden zingt,
Gij, die geurend door de bosschen dringt,
Gij, die juichend van de heuvlen springt,
Gij, die noodigt tot het levensfeest....
|
|