Psalmen, zangen en oratoria's
(1870)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 163]
| |
Levenstijden.Ga naar voetnoot*Mijnen goeden vriende | |
[pagina 165]
| |
Lentegevoel.
| |
[pagina 166]
| |
REI VAN JONGELINGEN.
Laat ons lachen, laat ons lieven,
Schoone meisjes, komt met ons.
REI VAN MEISJES.
Laat ons lachen, hartedieven,
Hupplen bij het biegegons.
JONGELINGEN.
Laat ons zoenen nippen,
MEISJES.
Bloemen plukken!...
JONGELINGEN.
Boezems drukken!...
MEISJES.
't Zal niet lukken.
JONGELINGEN.
Laat ons zoenen nippen,
Malsche wangen, warme lippen....
MEISJES.
Ach! wie denkt, in 't schoon getij,
Aan die gekke schelmerij?
JONGELINGEN.
Wij!
| |
[pagina 167]
| |
Schaterlach en Krekelzang. - Pooze. - Zacht en steeds klimmend biegegons.
MEISJES EN JONGELINGEN.
Laat ons lachen, laat ons lieven,
Vreugde kan toch niemand grieven,
Dat door onze blijde zangen,
Elke ziel, vol minverlangen,
Van de zoete hope droomt
En met moed het leven binnenstroomt!
VOLKENREI.
Geest, die in den lichtglans zweeft,
Geest, die in den dauwdrop beeft,
Geest, die in den bloemkelk geurt,
Geest, die in onze zielskracht beurt,
Gij, die nooit de doodrust vreest,
Aan u onzen heildank, Geest!
|
|