Psalmen, zangen en oratoria's
(1870)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |
Recitatief.KRATOS (Tutti Bassi.)
Aan 's aardrijks verste en woeste strand,
van mensch noch dier gekend, zijn wij thans aangeland.
Hephaistos, 't is uw plicht: in diamanten kluister
nu Themis' zoon geboeid, die stal des hemels luister!
HEPHAISTOS (Tutti Tenori.)
Het vuur, dat hij uit reine menschenliefde schonk
aan de aard, die d'ethergloed met volle teugen dronk,
den gloed, die, snelgejaagd in eindloos golfgewemel,
terneerdaalt bij den mensch en hope wekt in 't hart.
KRATOS (Tutti Bassi.)
Hij die 't geheim verried, het kleinood van den hemel,
verdient geen medelij, maar haat en helsche smart.
KRATOS EN HEPHAISTOS (Tutti Bassi e Tutti Tenori.)
Nu ligt hij daar geboeid, die Goden uit dorst dagen,
de bloem des lijfs verwelkt door 't zengend zonnelicht.
Vergeefs houdt hij den blik naar Helios gericht!
| |
[pagina 120]
| |
KRATOS (Tutti Bassi.)
Vergeefs heft hij de stem tot klagen...
Hem strafte Zeus... Wie zal het wagen,
hem uit dit schandig jok te ontslagen?...
De Lijder trilt en zucht: het licht!
Hephaistos, Kratos en Bia verdwijnen-
REI VAN OKEANIDEN.
Ween niet, droog de jammertranen,
menschenvriend, verdraag uw leed.
't Vuur zal niet meer wijken, tanen,
dat uw' liefde ontspringen deed.
Ziet de menschheid juichend komen;
over bergen, wouden, stroomen,
hoort hoe haar gejubel zweeft;
sinds uw geest haar hooft verlichtte.
sinds uw' kunst haar herte stichtte,
dat van blijde erkentnis beeft.
DE MENSCHHEID.
Verlossing den Lijder!
Bron van hoop en deugd.
Ja, eere den strijder!
Bron van liefde en jeugd.
PROMETHEUS.
Welk lied verneemt mijn oor, zoo grootsch en engelachtig[!]
Hoor ik den menschenzang, die krachtig
mijn hart met troost en moed
vervult in wee en tegenspoed?
O, menschenlied, wat zijt ge schoon en zoet!
| |
[pagina 121]
| |
Reine zieletonen,
komt ge mij beloonen
voor mijn heilgeschenk?
Licht gaf ik aan 't leven,
't wordt me weergegeven
als een heilgeschenk!
De Menschheid verlost Prometheus.
Breken mijne boeien,
'k voel den ether vloeien
om de leden mijn!
'k word als opgeheven,
vrij kan ik weer zweven
door den zonneschijn!
DE MENSCHHEID.
Verlost is de lijder!
Bron van hoop en deugd.
Ja, eere den strijder!
Bron van liefde en jeugd.
PROMETHEUS EN DE MENSCHHEID.
Nu zegepraalt de geest der eedle kunsten
PROMETHEUS.
door mij den mensch veropenbaard;
DE MENSCHHEID.
door hem aan ons veropenbaard;
| |
[pagina 122]
| |
PROMETHEUS EN DE MENSCHHEID.
de heil'ge vrede schenkt de mildste gunsten,
de schoone waarheid troont op aard.
Nu heerscht het recht, gebroken is de keten,
die eeuwen hield gekneld 't gedacht...
't Geweld is heen, de tweedracht is vergeten,
terwijl het licht der liefde lacht.
DE MENSCHHEID.
| |
Slotkoor.Nu zegeviert de geest der eedle kunsten,
door Prometheus veropenbaard;
de heil'ge vrede schenkt de mildste gunsten,
de schoone waarheid troont op aard.
|
|