Psalmen, zangen en oratoria's
(1870)–Emanuel Hiel– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
O menschenzoon,
ge zult herleven,
met de geesten zweven
in der minne rijkste woon....
Met de geesten zweven!
REI VAN NIXEN.
Met de geesten zweven
in der minne rijkste woon.
MEERMIN.
Zie, nu vloeien mijne tranen,
paarlen door mijn hart geschonken,
waarvoor hemelvonken tanen...
Zie ze blinken,
kom ze drinken,
kom dan sterven liefdedronken,
kom, aan mijnen boezem, kom!
JONGELING.
O geliefde!... diepe kwaal!
moet ik de wereld begeven?
Ach!... laf is mijn siddrend streven....
Liefde, roem en glans.... ik dwaal...
Is sterven beter dan leven?
REI VAN NIXEN.
Zie, nu vloeien hare tranen,
zij verhoogen hare schoonheid....
| |
[pagina 90]
| |
Kan niets uw gemoed vermanen,
niets verheffen uw gevoel?
Blijft ge voor die tranen koel?
zij verhoogen hare schoonheid!
Volgt ge waar u domme hoon leidt?
zuigt de lafheid aan uw herte?
stikt de nacht dan uwen geest,
dat gij voor de liefdesmerten,
die den weg ten hemel banen,
dat gij voor de deernis vreest?
Zie, nu vloeien hare tranen,
zij verhoogen hare schoonheid....
Gauw geschonken hart en geest!
GEWETEN.
Waar de moeder u als zoon vleit
kind, zijt gij daar nooit geweest?
MEERMIN.
O eedle menschenzoon,
wees mijn behoeder....
JONGELING.
Ik kom.
GEWETEN.
En uwe moeder?
JONGELING.
God! wijken... O wat hoon!
| |
[pagina 91]
| |
GEWETEN.
En uwe moeder!
MEERMIN.
Eedle menschenzoon
ik zucht en ween.
JONGELING.
Mijne moeder!
En zij?... Ik kom.
REI VAN NIXEN.
Ha!
JONGELING.
Neen, ach, neen!
MEERMIN.
O wee!
Waar is mijne liefde thans,
geschonden is haar reine glans.
REI VAN NIXEN.
Laf en trotsch en nietig tevens.
MEERMIN.
O wee!
| |
[pagina 92]
| |
REI VAN NIXEN.
Vlucht, verrader valsch en snood,
wees gevloekt tot in den dood.
MEERMIN.
O wee!
REI VAN NIXEN.
En gij, o bruischende, brandende zee,
moeder des eeuwigen levens,
neem haar op in uwen schoot.
Ze verdwijnen.
JONGELING, ontwaakt.
Weg!... verdwenen!... Hoe lang was de nacht.
Diep was mijn lijden... Diep, mijne droomen!...
Onverzaadbaar mijn verlangen, kracht
mis ik om te denken... Wederkomen
zal niet meer het toovervizioen.
Wat moet ik doen? wat moet ik doen,
om den geest te redden uit dien sombren kluister?
GEWETEN.
Open ziel en harte; zie en luister:
STEMMEN OP HET LAND EN OP DE ZEE.
*
Ja, ziet, daar vlucht de nevel heen,
de zonne stijgt uit 't oost,
Als eene schuchtre vreegodin,
die zacht van wellust bloost.
| |
[pagina 93]
| |
Fluks opent de aarde blad en bloem
en geurt haar minnend toe,
de zee zwelt op van warmte en vreugd
en lacht zoo blij te moe;
De baren tuimlen in het licht,
de duinen staan in gloed,
miljoenen stemmen roepen luid:
O Zonne, wees gegroet!
**
De boeren ploegen door het land
en zaaien 't zwrangre graan,
dat later, in den zoelen wind,
zal rijp te wieglen staan.
Daar zeilen schepen in de vert
als blanke meeuwen voort,
en voeren moedermild het brood
van 't een naar 't ander oord.
Het menschenhert, de vooglenkeel,
de zee vol melodij,
verkonden samen hun gebed
vol hemelharmonij.
***
O aarde, zonne en oceaan
omhelst elkander teer,
gestadig werkt door u de wet
der liefde van den Heer.
| |
[pagina 94]
| |
En deze liefde wekt de liefde
en schenkt den mensche geest,
waardoor, begaafd met wil en moed,
hij geenen arbeid vreest.
Ja, deze wet eischt recht en heil
voor ieder menschenkind,
dat vrij en vroom door werk en vlijt
den goeden Schepper mint.
|
|