Nederduitse orthographie
(1971)–Pontus de Heuiter– Auteursrechtelijk beschermdZommige regels in t'gemeen dienende om wel spellen en schriven, so wel in redensGa naar voetnoot6) als woorden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste Regel.Alle woorden eindende met j.Ga naar voetnoot7) mahmen stoutelic schriven met ij. want reden zulx geensins tegen is gevoulendeGa naar voetnoot8) / dat vocalen in deinde der woorden komende en starc luidende / mitsdien lainc zijn / te weten: blij / ghij / zij / wij / vrij / hij / lij / mij / prij / hier int einde meest gevoulende t'geluit der lainge vocalen ij. zeer weinih die korte i. dwelc u dees navolgende woorden daer zij beide in elc woort eens komen / wijs mogen maken: beminnijnge / Ga naar margenoot+win*nijnge / vinnijngeGa naar voetnoot9) / verminderijnge / verquistijnge / berispijnge / lispijngeGa naar voetnoot10) / twistijnge met meer dees gelijcGa naar voetnoot11). In dees navolgende hoordij korte i. alleen: listih / quistih / berispihGa naar voetnoot12) / lispihGa naar voetnoot13) / twistih / verminderihGa naar voetnoot14). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oordelt desgelijx van woorden / eindende met a.e.o.u. want zelden vindij woorden die een lainge vocael zonder ander twemael hebbenGa naar voetnoot1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Schout in alle manieren als venijn gestaerte woorden / dan zelden daert nature of verchierijnge eistGa naar voetnoot2) / welke nature bouen mate zeer bemint / korte redenenGa naar voetnoot3) met gesnouide woordenGa naar voetnoot4) / waer in t'Hebreus alle bekende talen te boven gaet. Dus spreect noh schrijft niet: ene / twee / drije / vire / vive / zesse / zevene / allevene / twaleve / maer: een / twe / drij / vijr / vijf / zes / zeven / aht / negen / thien / elf / twalefGa naar voetnoot5). Desgelijx in ander woorden / latendeGa naar voetnoot6) ons Rijmmakers quade zede die dicmale woorden lelicke / onnatuirlicke staerten anhaingen / om te sluiten een qualijc klijnckende vaers. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Laet varen woorden te schriven met onnotelicke vocalen en consonanten / als dicmale warden bevonden c.d.e.g.h.i.ij.p.s.w. Te weten: in oirzaecke / wat douter e. en cGa naar voetnoot7)? GhelijckeGa naar voetnoot8) / wat douter h. ij? Ick / wat douter c. of k? Verclaersen / wat douter e. en sGa naar voetnoot9)? Godt / wat douter t. of d? GeclaingkGa naar voetnoot10) / Ga naar margenoot+wat douter g? dwaingk / dwijngghen / zijngghen / toing*ghe / hoinggheGa naar voetnoot11) wat douter deen g. en h? egeneGa naar voetnoot12) / wat douter deerste e? nompt / kompt / wat doutter pGa naar voetnoot13)? schrijft oorzake / gelike / ic of ik / verclaren / got of godGa naar voetnoot14) / geclainc / dwainc / dwijngen / zijngen / toinge / hoinge / gene / nomt / komt / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tis lihter / en even veleGa naar voetnoot1). Achter / achten / acht / mach / dach / zach / lach / of: ahter / ahten / aht / mah / dah / zah / lah is even vele / niet meer c. van doun hebbende dan der Latinen/ ah / en wah / zomen tvoorseide behoort te schriven / als mede al deze navolgende zonder c. en dezer gelijc: reht / sleht / kneht/ weh / niht / diht / stiht / gewiht / noh / doh / zoh / troh / gekuh / geruht / geduht / luht / niet vreems zijnde dat wij woorden met h. na vocalen sluiten / als inde letter h. voor gezeit isGa naar voetnoot2). Nieuwe / zouwen / vrouwen / brouwen / rouwen / vouwen / bouwen / touwen / mouwen / weduwe / wat hebben dees in tmiddel des woorts van doun wa. u. bide o. genouh tonende dat zij tsamen die diphthonge ou. maken / en daerom niet gescheiden mogen zijn / want waer zulx niet men zoude schriven: nievwe / zovwen / rovwen / tovwen / vrovwen / etc. dwelc want niet wezen mah daer u. vocale komt / ist genouh die voorseide woorden / en ander aldus te schriven / wilde die gewoonte: nieuë / zouën / vrouën / douën / brouën / rouënGa naar voetnoot3) / vouën / bouën / touën / mouën / weduëGa naar voetnoot4). Onderhout tzelve (diet gelieft) die de voorseide woorden met die diphthonge au schrijftGa naar voetnoot5) / vrauën / rauën / dauën / ja in alle vocalen / diphthongen en Ga naar margenoot+triphthongen / want het zoutheit int * spreken / en gemac int schriven zal breingen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIII.SchoutGa naar voetnoot6) in alle manieren harde diphthongen en triphthongenGa naar voetnoot7) / an te nemen daer t'ZeusGa naar voetnoot8) en HollantsGa naar voetnoot9) om begect wort / ja zom onnotelic t'FlaemsGa naar voetnoot10) mede willen beswaren / en dat door de platteGa naar voetnoot11) uitsprake / of te dicmale melkander ontmoutijnge der vocalenGa naar voetnoot12) / dwelc die Griecken in hun Tale bemerckende / hebben gevonden die betreckende van twe vocalen in een / dat die Latinen / Contractio nommen / als voor:pi-e-o, vo-a-o, chriso-o, piö, voö, chrisoGa naar voetnoot13) om de voorseide gapijnge te vlieden / dat wij mogen volgen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als harde diphthongen / of triphthongenGa naar voetnoot1) ons Tale vreemt maken / of die zelve veranderen in lainge vocalen of zouter diphthongenGa naar voetnoot2) / als voor aa. nemende ae. of ooGa naar voetnoot3). voor oai. oiGa naar voetnoot4). voor eae. ie / of eeGa naar voetnoot5). voor ao. ae.Ga naar voetnoot6) voor eo. eeGa naar voetnoot7). voor ue. oeGa naar voetnoot8) / of iet anders dat u beter behaeht alst minnelicker valt / want ider behoort te zouken zijn Tale te verzouten en verlihten / geen schande rekenende te volgen in alsGa naar voetnoot9) t'beste en natuirlicste. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.V. ende I. consonanten schrijft zo ic hier dou / of op dees maniere / of aldus v.j. tzij die komen in dbegin of middel der woorden / maer vocalen blivende schrijft inden beginne der woorden / beginnende met een nieuë reden aldus V.I. maer komende in dbegin der woorden / van een gedurende Ga naar margenoot+redenGa naar voetnoot1) / voorts int middel oft einde van een nieuë / of gedurende * redenGa naar voetnoot2) / anders niet dan aldus: u.i.Ga naar voetnoot3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.Waht u int leste der woorden / eindende in consonant die zelve te verdoubbelen / alzo zom zonder reden doun schrivende: will / still / geschill / prill. matt / platt / vatt / datt / aff / gaff / laff en meer dezer gelijc / daer nohtans eenGa naar voetnoot4) l. f. en t. genouh zijnGa naar voetnoot5). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.Alle woorden beginnende met c. nohtans luidende als k. schrijft met k. als knape / kneht / kit / komen / kopen / kou / kool / kruit / kluit / kuil / latende c. alleen plaetse int middel / en einde der woorden (als voorzeit isGa naar voetnoot6)) nimmermeer inden beginne / want tzelve in onze tale toubehoort / t'natuirlic geluit van k. WoordenGa naar voetnoot7) beginnende met sc. vouht altoos h. bij / om der voorzeider twe consonanten hartheit te verzouten / tzij inden beginne of middel der woordenGa naar voetnoot8) / als voor: scriven / scrijft / scult / scamen: schrijft / schriven / schult / schamen / en ander dezer gelijcGa naar voetnoot9). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.Gewent u te schriven s. en z. daer zij behoren deen in danders plaetse nimmermeer stellende / want met eender mouite aen neemdi goude en quade geweentenGa naar voetnoot10). Mede is hier inne gelegen een vande plompste misbruiken die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onder onze Taelschrivers mogen bevonden warden / alzoGa naar voetnoot1) die twede is in tquaet gebruic der letteren x. dat ooc naerstih mout onderhouden zijn / alzo ic daer geleert en bewezenGa naar voetnoot2) hebbeGa naar voetnoot3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+IX.V tale int spreken en schriven zal zeer verzahten / indien u gelieft metter tijt afbreken / en verlaten d'oude gewente van veel consonanten int middel en einde der woorden bij een te breingen / daer inde derde regel af gesproken isGa naar voetnoot4) / ende men hier uit noh mah mercken. Nederlants / Nederlantsch. Mens / mensch. wens / wensch. Crants / CrantschGa naar voetnoot5). Dans / Dantsch. Pens / Pensch / in welke woorden groote hartheit maken drij consonanten / met mouiten en slainxGa naar voetnoot6) geblaze melkander zonder noot uit den mont stotende / maer sprekende van veel / kiest dat u gelieft / menschen / Nederlantschen / of mensen / Nederlantsen / etc.Ga naar voetnoot7). Angaende mij / d'ooh altoos hebbende op een zahte tale / bezige altemet deen / altemet danderGa naar voetnoot8). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X.Waht woorden te spreken diemen geensins zoude konenGa naar voetnoot9) schriven / maer zo zere in u is laet die penne en mont samen overkomen. Alle landen zondigen hier / maer meest Hollant / Vrieslant / en boven al Zelant / met die Flaemse zekant / sprekende vocalen en diphthongen / die geen penne zoude weten te schriven / in hou konstige geleerde hant ooc gesteltGa naar voetnoot10). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XI.Zijt voorzihtih met verkiezijngeGa naar voetnoot11) te leren gebruiken woorden redens binnendeGa naar voetnoot12) / als zijn: ende / en / dit / dat / van / hem / haer / hun / tot / in / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+met / uit / en meer dees gelike van eender syllabenGa naar voetnoot1) / welke zo dic*male niet gebeziht mogen zijn als den mont eist / angezien zij alsdan een reden hart binnenGa naar voetnoot2) / en zonder noot en bevalGa naar voetnoot3) dicmale weder lossenGa naar voetnoot4) / maer met smake en oordel gebeziht / verzouten en verlihten die zelveGa naar voetnoot5) boven maten / dwelc igelic den tijt ende eigen oren / beter dan laingwoordige regels wijs maken zullen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XII.Om wel van joinx die kinderen leren die letteren tsamen vougenGa naar voetnoot6) datmen spellen nomt / voor d'eerste onthout als u thien geboden nimmermeer diphthongen / triphthongen / noh zommige consonanten te scheiden / zeggende aldus: moui-ken / koui-ë / roui-ëGa naar voetnoot7) / twe sijllaben / koui / roui / flaeuGa naar voetnoot8) / nieu / meauGa naar voetnoot9) een sijllabeGa naar voetnoot10) / behorende mitsdien al die letteren tsamen te nommen eermen twoort nomt / niet gelijc zom aldus qualic spellen: mo-uiken / ko-ui-ë / ro-ui-ë / ko-ui / ro-ui / fla-eu / ni-eu / me-au daer zij die natuir der diphthongen door breken / en hun zelven ontwennen die kennisseGa naar voetnoot11). Desgelijx dout in diphthongen / rae-ken / mae-kenGa naar voetnoot12). Onderhout tzelve als korte en lainge vocalen tsamen komen / ge-aart / ge-eert / ge-ijnct / ge-oostGa naar voetnoot13). Angaende consonanten hun nature zal igelic zelve wizen tgemackelicste en behoirlicste om spellen / zonder hier om met ideleGa naar voetnoot14) zorhvuldicheit Meesters en kinders te beladen. want nature leert datmen aldus behoort te spellen: men-schen / wen-schenGa naar voetnoot15) / pen-schen / bemerckende dat c. en h. Ga naar margenoot+hier half* overvloudih zijnGa naar voetnoot16) / dus dat niemant aldus zoude spellen: mens-en / wens-en / pens-en. Desgelijx oordeelt van andere woorden / in gelike / en ongelike zaken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.Om kort te schriven dient zeer der Grieken Apostrophe (dat onder ander betekenissen te zeggen is verwerpijnge) bide Fransoizen van hun ontleentGa naar voetnoot17) / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dwelc geschietGa naar voetnoot1) als twe vocalen (tzij korte of lainge) melkander in verscheide woorden ontmoutenGa naar voetnoot2) deen in d'einde / dander in dbeginne / verslinnende dan twoort dat met een vocale begint die leste vocale van tvoorgaende woort dat met een vocale ent / latende tot een tekenGa naar voetnoot3) in d'einde des lesteGa naar voetnoot4) woorts een half maenkenGa naar voetnoot5) / aldus ' gekeert / alzo in deze navolgende woorden blijct: onze ere ahterlatende ist al verloren. Schrijf kort aldus: onz'eer' ahterlatend'ist al verloren. Maer alzo dit in die volgende vocalen niet altoos wart geufent / mede dat onze Tale niet zere gequelt is met vocalen melkander dic ontmoutende / als doun die Grieken en Fransoizen / alzo wild'ic wel dat alle schrivers nauGa naar voetnoot6) onderhilden tkort spreken en schriven / dat wij vermogen door die consonanten d. en t. ahterlatende die mouielicke en dicmale onzen reden brekende woorden: het / den / die / dat / te / als hier: t'kort gebet / t'mouiëlic kint / t'groot geluc / t'klein verstant / t'harde geveht / d'einde des Ga naar margenoot+Jaers / d'eerste mijns levens / d'oude zede / d'eerste * plaetse / d'oude man / tsamen gaen / met ontellicke dezer gelijcGa naar voetnoot7) / daermen anders zoude mouten zeggen: het / of dat kort gebetGa naar voetnoot8) / het mouiëlic kint / het groot / het kleine / het of dat einde des Jaers / het eerste / die oude zede / die eerste plaetse / den ouden man / te zamen gaen. Maer gelijc d'Apostrophe wel en matih gebruict zeerGa naar voetnoot9) verzout / en verchiert een redenGa naar voetnoot10): alzo onmatih en hart gebeziht / onchiert / verhart en verduistert die zelve boven mate / ende meest die gene die geüfent wart niet in verscheide woorden / maer in een woort tzelve scheurende / en met grote hartheit bina van een / twe makende / gevende mitsdien die mensen invalGa naar voetnoot11) / al of ons wat onbekent nieus luste / en daeromme willens en wetens doinkerheit int schriven annemende / alzo wij zommige Rijmers en LijtdichtersGa naar voetnoot12) stout / en overvloudih nu ter tijt vinden gedaen te hebben / om haer mate in zekeren angenomen zin te houden staan / uit welker bouken wij deze lettel woorden om ander na bemereken en oordelenGa naar voetnoot13) gestelt hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dusdanige / en dezer gelike / alzoGa naar voetnoot1) ic wel wilde datmense in Rhime zeer soberlic en zelden gebruicte / ia bina nergens dan daerGa naar voetnoot2) noot dwijngt: alzoGa naar voetnoot3) is mijn zinne datmenze buiten Rhime nimmermeer zal bezigen / latende die woorden geheel ende tot meerder klaerheit in haer natuirlicheitGa naar voetnoot4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIIII.Tekenen die volkomen en onvolkomen redenen / met datter toubehoort bewizenGa naar voetnoot5) / volgende die Latinen neemt dezeGa naar voetnoot6): /./,/:/?/()/...Ga naar voetnoot7) . Dit betekent de voorgaende redens einde / met een nieuë redens begin / mogende daerom die zelve nieuë redens eerste letter groot maken / ende u aseme starc verhalenGa naar voetnoot8). , Dit betekent datmen den aseme lezende mede wel mah verhalen / maer ogen noh zinnen van tgeschrift keren / angezien datmen geheel onvolmaecte reden heeft / zo lainge dees tekenen durenGa naar voetnoot9). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
: Dit vermaent ons van eens redens scheurselGa naar voetnoot1) inde minste of meeste helft / daerom starker den aseme mogende verhalen dan in dit / , / teken / Ga naar margenoot+maer * niet zo starc als in dit . teken / noh des volgende redens eerste letter groot mogende schrivenGa naar voetnoot2). ? Dit zetmen als die voorgaende reden mout gelezen zijn / ofmen imantGa naar voetnoot3) starc iet vraehde / dats te zeggen tis een vraeh teken als hier blijct: hebt ghij zulke woorden gesproken?Ga naar voetnoot4). () In dese half manen besluitmen alle redenen / die notelic in tmiddel van een begonnen reden vallen / ende om datmense in d'einde vande zelve reden niet welGa naar voetnoot5) kan breingen / wart zij in twe half manen besloten / om datGa naar voetnoot6) den Lezer zoude weten waer hij vergaderenGa naar voetnoot7) mout t'leste vande gebroken reden / met haer ander afgesneden dele / dwelc die voorseide twe half manen tonenGa naar voetnoot8). Wel is te verstaenGa naar voetnoot9) dat ic hier nomme een reden / niet een geheel volbraht hooftwercGa naar voetnoot10) / maer tzelve in hondert duizent kleine redenen gedeilt / om t'menschen verstant / oordel / en gedeincGa naar voetnoot11) in geen verstroitheit te breingen / den hoingerigen Lezer dicmale rust / ende tgedeinc in lainge schriften beter onthoudijnge te geven. .. Deze twe puntkens boven enige vocael gevonden / leren dat die zelve met haer gebuir vocalen geen diphthonge noh triphthonge maect / maer een vocael op haer zelven blijft en alleenGa naar voetnoot12) uitgesproken mout warden / en mitsdien twoort een sijllabe lainger makende dan oft diphthonge oft triphthonge ware / als hier blijct: geäht / geënt / beïnt / geöpent / geüfent. Desgelijx verstaet Ga naar margenoot+daer lainge en korte vo*calen tsamen komen / als geäart / geëert / geijnct / geöost / geüurtGa naar voetnoot13). Voorts die vocalen komende na diphthongen en triphthongen / als naiën / vlaiën / kraiën / kouiën / mouiën / rouiën / en meer ander dees gelijc. Vande voorseide tekenen zuldij in dit en ander bouken exemplen genouh vinden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XV.t'Nederlants een gemeingelde Tale makendeGa naar voetnoot1) / volg'ic die nature van alle lants sprakenGa naar voetnoot2) die t'zuverste hunder talen / niet juist in dit of dat lant stellen (hou wel deen Lant en Stat beter spreect dan dander) maer inder verstandihsten en meest der geleerden gewente / ende ooc ufenijnge des Edeldoms / die in alle talen altoos zeer gezoht heeft die haer te zuveren / ende uit des gemeens slijmGa naar voetnoot3) te helpenGa naar voetnoot4). Mede heb ic exempel ande Grieken genomen / die vier lants goude talen in ufenijng hebbende / te weten: Ionica, Attica, Dorica, Aeölica, die vijfste noh daer uit gesmeet hebben / die zij nommen Gemeen taleGa naar voetnoot5): aldus heb ic mijn Nederlants over vijf en twintih Jaren gesmeet uit Brabants / Flaems / Hollants / Gelders / en CleefsGa naar voetnoot6) / dwelc diet gelieft mah mij helpen beteren en riker maken: diet niet gelieft bij tzijn bliven / want mijns veranderijnx oorzakeGa naar voetnoot7) is geweest / merekende t'Flaems allene te zeer gevalst wezen / door d'oude hanterijngeGa naar voetnoot8) en bestier der FransoizenGa naar voetnoot9) / t'gemeenschap van t'lelic Zeus en ontellicke vermeerderijnge der letterenGa naar voetnoot10) en Ga naar margenoot+sijllaben / int begin / middel / en einde der * woorden: t'Gelders / Cleefs / en Gulix door handelijngeGa naar voetnoot11) der Hoohduitsen / die deze gelandenGa naar voetnoot12) na te blazen frai duinct. t'Brabants door t'gestadih gewoon der Duitse en Bourgonse PrincenGa naar voetnoot13) / heeft mede een vreemde heuikeGa naar voetnoot14) omgehaingen / en zonder datGa naar voetnoot15) ist niet te prizen / mitsGa naar voetnoot16) t'lelic gegaap der diphthongen / bina in alle woorden plaets eissende / en t'lainc geleiGa naar voetnoot17) der vocalen daer zij gout buitens lantsGa naar voetnoot18) door te kennen zijn / gelije die Hollanders door tgeblaetGa naar voetnoot19) en eigen woorden afbijtsel en half eetsel / dwelc niemant nemenGa naar voetnoot20) zal of ic met enige lants tale genuihte nameGa naar voetnoot21) te schimpen / angezien dat in alle spraken des werelts | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die oit geweest hebben / ende noh zijn deze verscheidenheit der uitspraken / afbitijnge / en leidijngeGa naar voetnoot1) der sijllaben / openijnge en betreckijnge des monts / door overvloudicheit der vocalen / diphthongen of consonanten / melkander dic ontmoutende altoos geweest is / ende noh blijft / niet alleen van Lant tot LantGa naar voetnoot2) / maer van Stat tot Stede / van Dorp tot Dorpe / van huis tot huize / ia van mens tot mensche / eensdeels om dat God daer door zijn almogentheit wil tonen / zo wel als door verscheidenheit van elker menschen wezen / stemme en zeden van doun: eensdeels om frai geestenGa naar voetnoot3) eerlic zinwercGa naar voetnoot4) te laten / om breingen tot bequaemheit / zoutheit en lihtheit / dat hunlij duinct wezen onbequaem / onzout en swaer. AndersGa naar voetnoot5) t'Flaems (maerGa naar voetnoot6) zuver platGa naar voetnoot7) Flaems) heeft in veel woorden zijn eigenheitGa naar voetnoot8) / en zahte uitspraec / Ga naar margenoot+mits t'klein en zaht gebruic * der diphthongen bij Brabant en Hollant te geliken. t'Brabants is in duitspreken vol van geluit / en krahtih bizonder die de diphthongen wat matigen. Thollants lerende kort spreken en ongestaartGa naar voetnoot9) / en gebreect geen minnelicheit die de vocalen andersGa naar voetnoot10) kan zout geluit geven / zo deen plaets veel meer dout dan dander. t'Gelders en Cleefs is rijc / en naerstih in tzouken van eigen woorden / geen vreemde onder t'Nederduits beminnendeGa naar voetnoot11). Want datGa naar voetnoot12) etlicke menschen willen verantwoordenGa naar voetnoot13) igelic te behoren zijn kinderen laten na spreken de tale / gemeenGa naar voetnoot14) woorden / en uitsprake zijns VaderlantsGa naar voetnoot15) / hou gevalst en belahtic die mah zijn / mercken niet dat alle talen onder die GemeentenGa naar voetnoot16) zijn geboren / maer door die Geleerden en Edelen geschaeft en gezuvert / wien die gemeente voorts gevolht is / alzo tot Athenen en Romen heeft gebleken die vol geleerde Edelmannen zijn geweest / welcke wel bemercten dat deze onderste natureGa naar voetnoot17) trect tot verwiltheit / ia dicmale mits haerder stofs onbequaemheit tot valse veranderijngen der gedaenten / en zaken die zij in bevel heeftGa naar voetnoot18) tot haer eerste natuirlicke bequaemheit te breingen / waer tegens zij zagen boven alle verstants begrijp des opperste natuirs kraht werkende / veel gouts in doun. Dus om die zelve te helpen begaven alle haer verstants krahten tot dienste der simpele gemeen mensen noot / eerst wetten en leefregels in t'geestelic en waerlicGa naar voetnoot19) Ga naar margenoot+stellende dat zij tsamen in menihten vredelic mohten leven / daer na * huizen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegens des lohtsGa naar voetnoot1) veranderijngen en bemuirde steden / tegens ongerustsGa naar voetnoot2) gewelt bouwende / voorts haer verwildeGa naar voetnoot3) taels uitsprake temmende en zuverende. Ten lesten komende tot bizonder / leerden dairdenGa naar voetnoot4) bouën / d'onkruit uit wien / die bomen snouiën / die wateren besluiten / verscheide beesten tot behouflicheitGa naar voetnoot5) temmen / die VrikonstenGa naar voetnoot6) en alle wetenheidenGa naar voetnoot7) door wijsselicke besnouijnge / scheidijnge en bepalijnge uit hun doinkere verwoustheit tot geregeltheit liht om begripen / konstelic breingen. Dit bemerckende behoort nimant verstandihs onredelicGa naar voetnoot8) te vinden in oude en ioinge mensen die tale besniden en zuveren / niet meer danmen onredelic vint / een kint geboren met een hazemont / of span-areGa naar voetnoot9) door sniden helpen / t'hooft zetten / bulten en kromme vouten/ door gouden touzih beletten/t'scheluGa naar voetnoot10) zien / tgeziht bedwijngende / t'stamelen door lansem spreken zeer helpende. Dit is d'oorzake mijnder gemeingelder spraken / van haer zelven rijc genouh te vertalenGa naar voetnoot11) / al dat t'verstant begrijptGa naar voetnoot12) / uitgenomen lettel woorden / toukomende die Vrikonsten / en datter an haingt met etlike andere dijngen die ons voorvaders niet gekent hebben dan door komste der Grieken en Romeinen / die hunlij die zaken lerende / die namen mede gelaten hebbenGa naar voetnoot13). Die wij uit t'Latijn behouden (latende nu ter tijt rusten / doordel en wanijnge van den geleerden Joannes Goropius BecanusGa naar voetnoot14)) zijn die namen der Vrikonsten / voorts: Ga naar margenoot+natuirGa naar voetnoot15) / wijn / element / fortuin / faem / let*ter / somme / triomfe / riuier / regel / exempel / testament (tot onderscheit van uterste wille) ordre / venijn / offeren / contrari / kamer / graen / conscienti / punt / poorte / muir / schriven / lezen / kandelaer / sober / fondament (zom grontwerc) wijc / papier / penne / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fonteine / met veel meer ander duizenden over veel hondert jaren / onze lants poorters en burgers gewardenGa naar voetnoot1) / maerGa naar voetnoot2) te zeggen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met hondert duizent dezer gelikeGa naar voetnoot2) / die onze schrivers en rijmmakersGa naar voetnoot3) frai duinct om bezigen / en rijmen mede sluiten is al eensGa naar voetnoot4) gedaen / gelijc dieGa naar voetnoot5) hun eigen kleinogienGa naar voetnoot6) en juwelen laten inde kisten leggen bederven / en Ga naar margenoot+zonder bezigen vergaen/zoukende noh*tans met mouiten en arbeit/anderlijGa naar voetnoot7) die hun t'ontlenen of geheel onthouwenGa naar voetnoot8) / dwelc niet alleen teken is van grote onrehtvaerdicheit / maer mede van groveGa naar voetnoot9) menschen trage onahtzaemheitGa naar voetnoot10). Andere woorden / als: tornoiën / heraut / baincket / dansen / trompet / hanteren / harnas / bec / met veel dezer gelijc / houd'ic dat meer die Fransoizen vande Duitsen / dan zij vande Fransoizen geleent mouten hebbenGa naar voetnoot11) / alzo die Duitse tale veel hondert jaren ouder is dan die tegen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woordige FranseGa naar voetnoot1). Ooc wil ic niet ontkennen / dat wij etlicke woorden vande Fransoizen / of tsamen vande Latinen houden die wij niet behoren te verwerpen / angezien geen tale ter werelt zo zuver noh rijcke men vint / die niet enige bequame woorden van haer gebuiren ontleent / als wij doun in: manieren / brodderen / schrijn / met zom ander dees gelijcGa naar voetnoot2). Maer boven al wild'ic wel dat igelic hem naerstih wahte te staan na vreemde uitlantse gebuirGa naar voetnoot3) woorden / als ons den noot daer tou niet en dwijngt / welke lelicheit nu ter tijt van zommige nieusgierigeGa naar voetnoot4) Geesten / zonderlijngeGa naar voetnoot5) bemint en belust wart / om door verscheide nieuheit bide simpele GemeenteGa naar voetnoot6) in ahtijnge te komen / daer nohtans dit gebrec vande Latinen genomt: AffectatioGa naar voetnoot7): tot alle oude tiden bide geleerden als venijn / gevliet en geschout is geweest. Neemt dees lettel woorden (onder grote menihte) voor teken / en exempel:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In welke woorden gout te mercken is dat zij vander Nederlantsen gebuiren (wonende tuschen Nederlant en Hoohduitslant) zonder noot genomen zijn / en alleen door nieusgierigeGa naar voetnoot1) onwetenheit belust / of geaffecteert werdenGa naar voetnoot2), meer dan wonder ist / dat dees menschen niet mercken natuirlicker te wezen spreken datmen terstont mah verstaen en begrepen warden / dan na laing gepeisGa naar voetnoot3) / ende dat hier om in alle talen eigen woorden gezoht en bemint warden / altoos eerst die eenvoudigen (of simplicia) ende ons dees gebrekende / dan eerst die gemaecte (of composita) nemende. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVIGa naar voetnoot4).Mij verstout hebbende t'oirdelen van wel Nederduits te schriven ende Ga naar margenoot+spellen / zal mij voorts ver*vorderenGa naar voetnoot5) die Neerlantse Schoolmeesters mijnen zinGa naar voetnoot6) t'openenGa naar voetnoot7) / hou zij haer Schoolkinderen inden beginne behoren t'ufenen. Als zij dan die letteren zullen beginnen te leren / wahtGa naar voetnoot8) hun die zelven van ahterenGa naar voetnoot9) te doun opzeggen / alzo dat zonder bateGa naar voetnoot10) tgedeincGa naar voetnoot11) beswaert / ende haer joinc klein ongeüfent oordeelGa naar voetnoot12) boven maten verdoinckert / maer vraeht altemetGa naar voetnoot13) inden a.b.c. wat letter is dit / of wat letter is dat / zonder t'getal of haer plaetse anzien / om te weten of zij leren als menschen / of als papegaiën. Den a.b.c. wel kennende leertse spellen / naerstih onderhoudende tvoorseide en gaislaende op de nature der vocalen en consonanten / die niet gescheiden willen zijn / als mede op die nature der diphthongen en triphthongen zo voor gezeit is / ende dat zulx hun leerbouc inhoutGa naar voetnoot14) / dwelc ic altoosGa naar voetnoot15) wel wilde dat voor deerste wel gespelt Neerlants wareGa naar voetnoot16). Want indien zij in haer eerste bouc / gewennen aende oude quade spellijnge / niemant is zo sleht van oordeelGa naar voetnoot17) / of hij kan openlic bemercken / datmen met grote mouiten en verdrietelickenGa naar voetnoot18) arbeit / die joinge verstandekens qualic zal op een nieuweGa naar voetnoot19) doun verleren / dat zij eens angenomen hebben ende dwijngen aen te nemen / dat hunlij ongehoort en ongezien isGa naar voetnoot20) / breingende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en werpende tuschen haerlij oirdelGa naar voetnoot1) en gedeincGa naar voetnoot2) / ongeschicte berourijnge tot grote kreinkijnge en verstroiijngeGa naar voetnoot3) der zelven / welke twe godlicke krahtenGa naar voetnoot4) der zielen / een wijs en verstandih Meester / niet min en behoort te Ga naar margenoot+zouken om te breingen tot der Eingelen gelikenisseGa naar voetnoot5) / (daer alle grote verstanden na porren) als die zelven te vervollen / met t'gene dat hij gaerne leren zoude / want door dickeGa naar voetnoot6) veranderijnge van meestersGa naar voetnoot7) / van bouken / en maniere van leren / wart hunlij gedeinckeGa naar voetnoot8) of memorie gekreinct: d'oordel geen vasticheit noh plaets konende nemen / verstroit / dat is door wanijngenGa naar voetnoot9) of opinien die inde joincheit tot geen slotGa naar voetnoot10) konen geraken / noh hunlij daer tou gebreingen (ic swige hier van menschen in geenderhande disciplinen behoorlic geüfent) boven alle geloof verdoinckert / welc mishantGa naar voetnoot11) mout niet alleen in alle menschen / maer mede in alle jaren van ons leven geschoutGa naar voetnoot12) warden / die andersGa naar voetnoot13) een weinih wil kruipen uit onwetenheits grote en afgrijsselicke veltlegerGa naar voetnoot14) / daer menih mens (God wilt beteren) zeer deerlicken / noh met groot behagen ende opgeblazenGa naar voetnoot15) hartmoutGa naar voetnoot16) zeer wel in te vreden leeft / nergens door bedroogen danGa naar voetnoot17) eigen zinnelicheitGa naar voetnoot18) / die de menschen onmenschende / metter tijt geheel beestelic maect / al dwelc waer te wezen openlic in alle houken des werelts bethonen / die wercken ende vruhten komende van ende uit alzulke verleide bedrogen menschen / waer in zeer te beclagen is t'verdoinckeren des redensGa naar voetnoot19) / kreincteGa naar voetnoot20) des gedeinxGa naar voetnoot21) / ongestadicheit des oordelsGa naar voetnoot22) / blintheit der vijf zinnen / ontschakijngeGa naar voetnoot23) des Godlicke beeltsGa naar voetnoot24) / ende mitsdien een gehele gemene ontmenschijnge / dwelc Ga naar margenoot+haer bedrigelicke / onkonstelicke woorden met boze * wercken gemeingt altoos uitgevenGa naar voetnoot25). In dezer zake materij nebbe ic mij wat lainger laeten treckenGa naar voetnoot26) / dan dit bouxkens voornemeGa naar voetnoot27) wel is eissende / mits die grote genegentheit die ic altoos hebbe gehat / tot die goude en behoirlicke instructie die alle joincheit behoort te hebben / als haer notelic wezende om voorts te geraken / ende dat met zo lettel quetsijnge haerlieder oordelsGa naar voetnoot28) ende gedeinxGa naar voetnoot29) / alst mogelic kan wezen. Dus laet (als voorseit is) haerlij eerste leer-bouken / wel gespelt Nederlants zijnGa naar voetnoot30) / om daer in / ende an te gewennen. Dit boucGa naar voetnoot31) / twe / drij / viermale (nade verstanden zijn) uitgespelt hebbende / weder tot den beginne kerende leertse lezen / dwelc vast hebbende laet haerlij t'bouc van buiten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leren / tot gedoctoortGa naar voetnoot1) in d'eerste bouc datter nietGa naar voetnoot2) op valt te zeggen / en desgelijx int twede / zij met t'derde mogen die penne anvaerdenGa naar voetnoot3) (zijn zij niet te joinc / anders laet hun vrij in doude bouc den tijt versliten / om rasGa naar voetnoot4) te warden int lezen en spellen / want vrouh school gaen heeft dees deuhtGa naar voetnoot5) in / dat ghij geen straetvarkens vout) maer al vore zal den meester hun deze mine LettertafelGa naar voetnoot6) / op een blats zide gestelt uitschriven oft doun kopen / tot dartikel daer ic spreke vander letteren nature en krahtGa naar voetnoot7) / tzelve doun van buiten leren ende wel verstaen eer zij beginnen letteren te maken / haerlij dicmael vragende vande scheidijnge der letterenGa naar voetnoot8) / want die scheiwoordenGa naar voetnoot9) betekenen / en waerom die letteren gescheiden mouten zijn (te weten om de Ga naar margenoot+kraht te leren kennen) waer * op volkomen van buiten wetende t'antwoorden / geeft haer stoutelicGa naar voetnoot10) voorschriftGa naar voetnoot11) / pen / ijnc / en pampier om leren na schriven / nau touziende op tmaecsel der letteren en spellijnge der woorden inde consonanten / vocalen / diphthongen en triphthongen altemetGa naar voetnoot12) hun een woort dounde schriven dat in haer voorschrift niet en staet / hebbende een triphthonge / twifelahtige diphthonge / of lainge vocael van doun / waer door zij in korten tijt zeer gewent en geüfent zullen warden tot der zelverGa naar voetnoot13) onderhoudijngeGa naar voetnoot14) / maer gelijc ic zeer begere / dat zij inde voorseide maniere van spellen ende lezen geüfent zullen warden: alzo begere ic wel zo zere/ datmen haerlij voor deerste een Meester bezorge die welGa naar voetnoot15) schrijft / om te gewennen aen een klare / ronde effen letterGa naar voetnoot16) (al kan icze zelve niet maken) schuwende doinckere / gekante / oneffen / en alle spitige beluste letterenGa naar voetnoot17) / want die ioincheit terstont aen neemt / ende zeer liht volht dat natuirlic is / dout arbeit zonder baet / in tgene dat belust of geäffecteertGa naar voetnoot18) wert. Indien dieGa naar voetnoot19) schole komen outahtihGa naar voetnoot20) / of ankomendeGa naar voetnoot21) van begrijp zijn / meuht deze wel terstont naden a.b.c. geleert te hebben der letteren scheidijnge mede doun leren / want alsdan den Meester en leerjoinge min mouiten zullen hebben in t'spellen. Maer die te joinc of te laet ankomende zijn / geensinsGa naar voetnoot22) om geen verstanden t'overvallen / noh inden beginne vervaren / welke twe punten hondert duizent ioingers die VrikonstenGa naar voetnoot23) hebben doun verlaten Ga naar margenoot+(gelijc menih * ioinc man die Vrikonsten verlaet / menende genouh te weten / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende van alsGa naar voetnoot1) behoirlicGa naar voetnoot2) volleert te zijn eer hij daer wel halfGa naar voetnoot3) in is) waer tou geen schrivers iaren konen stellenGa naar voetnoot4) / maer mouten tzelve bevelenGa naar voetnoot5) die wijze inzihticheit (die in dees zake alleen mout wercken) dees Meesters kinderen last anvarendeGa naar voetnoot6) / welke niet verstants genouh hebbende om zulx t'onderscheiden waren bequamer / swinen en kouiën te houiën dan joingers te leren. Waeromme alle bestierders der Gemeenten en Overheden niet min touzihs hier behoren te bezigen / dan die zelven door behoorlicke eerlicke Gehoorzaemheit / in rust en vrede te houden. |
|