Nederduitse orthographie
(1971)–Pontus de HeuiterZommige regels in t'gemeen dienende om wel spellen en schriven, so wel in redens6) als woorden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste Regel.Alle woorden eindende met j.7) mahmen stoutelic schriven met ij. want reden zulx geensins tegen is gevoulende8) / dat vocalen in deinde der woorden komende en starc luidende / mitsdien lainc zijn / te weten: blij / ghij / zij / wij / vrij / hij / lij / mij / prij / hier int einde meest gevoulende t'geluit der lainge vocalen ij. zeer weinih die korte i. dwelc u dees navolgende woorden daer zij beide in elc woort eens komen / wijs mogen maken: beminnijnge / +win*nijnge / vinnijnge9) / verminderijnge / verquistijnge / berispijnge / lispijnge10) / twistijnge met meer dees gelijc11). In dees navolgende hoordij korte i. alleen: listih / quistih / berispih12) / lispih13) / twistih / verminderih14). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 68] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oordelt desgelijx van woorden / eindende met a.e.o.u. want zelden vindij woorden die een lainge vocael zonder ander twemael hebben1). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Schout in alle manieren als venijn gestaerte woorden / dan zelden daert nature of verchierijnge eist2) / welke nature bouen mate zeer bemint / korte redenen3) met gesnouide woorden4) / waer in t'Hebreus alle bekende talen te boven gaet. Dus spreect noh schrijft niet: ene / twee / drije / vire / vive / zesse / zevene / allevene / twaleve / maer: een / twe / drij / vijr / vijf / zes / zeven / aht / negen / thien / elf / twalef5). Desgelijx in ander woorden / latende6) ons Rijmmakers quade zede die dicmale woorden lelicke / onnatuirlicke staerten anhaingen / om te sluiten een qualijc klijnckende vaers. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.Laet varen woorden te schriven met onnotelicke vocalen en consonanten / als dicmale warden bevonden c.d.e.g.h.i.ij.p.s.w. Te weten: in oirzaecke / wat douter e. en c7)? Ghelijcke8) / wat douter h. ij? Ick / wat douter c. of k? Verclaersen / wat douter e. en s9)? Godt / wat douter t. of d? Geclaingk10) / +wat douter g? dwaingk / dwijngghen / zijngghen / toing*ghe / hoingghe11) wat douter deen g. en h? egene12) / wat douter deerste e? nompt / kompt / wat doutter p13)? schrijft oorzake / gelike / ic of ik / verclaren / got of god14) / geclainc / dwainc / dwijngen / zijngen / toinge / hoinge / gene / nomt / komt / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 69] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tis lihter / en even vele1). Achter / achten / acht / mach / dach / zach / lach / of: ahter / ahten / aht / mah / dah / zah / lah is even vele / niet meer c. van doun hebbende dan der Latinen/ ah / en wah / zomen tvoorseide behoort te schriven / als mede al deze navolgende zonder c. en dezer gelijc: reht / sleht / kneht/ weh / niht / diht / stiht / gewiht / noh / doh / zoh / troh / gekuh / geruht / geduht / luht / niet vreems zijnde dat wij woorden met h. na vocalen sluiten / als inde letter h. voor gezeit is2). Nieuwe / zouwen / vrouwen / brouwen / rouwen / vouwen / bouwen / touwen / mouwen / weduwe / wat hebben dees in tmiddel des woorts van doun wa. u. bide o. genouh tonende dat zij tsamen die diphthonge ou. maken / en daerom niet gescheiden mogen zijn / want waer zulx niet men zoude schriven: nievwe / zovwen / rovwen / tovwen / vrovwen / etc. dwelc want niet wezen mah daer u. vocale komt / ist genouh die voorseide woorden / en ander aldus te schriven / wilde die gewoonte: nieuë / zouën / vrouën / douën / brouën / rouën3) / vouën / bouën / touën / mouën / weduë4). Onderhout tzelve (diet gelieft) die de voorseide woorden met die diphthonge au schrijft5) / vrauën / rauën / dauën / ja in alle vocalen / diphthongen en +triphthongen / want het zoutheit int * spreken / en gemac int schriven zal breingen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIII.Schout6) in alle manieren harde diphthongen en triphthongen7) / an te nemen daer t'Zeus8) en Hollants9) om begect wort / ja zom onnotelic t'Flaems10) mede willen beswaren / en dat door de platte11) uitsprake / of te dicmale melkander ontmoutijnge der vocalen12) / dwelc die Griecken in hun Tale bemerckende / hebben gevonden die betreckende van twe vocalen in een / dat die Latinen / Contractio nommen / als voor:pi-e-o, vo-a-o, chriso-o, piö, voö, chriso13) om de voorseide gapijnge te vlieden / dat wij mogen volgen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 70] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als harde diphthongen / of triphthongen1) ons Tale vreemt maken / of die zelve veranderen in lainge vocalen of zouter diphthongen2) / als voor aa. nemende ae. of oo3). voor oai. oi4). voor eae. ie / of ee5). voor ao. ae.6) voor eo. ee7). voor ue. oe8) / of iet anders dat u beter behaeht alst minnelicker valt / want ider behoort te zouken zijn Tale te verzouten en verlihten / geen schande rekenende te volgen in als9) t'beste en natuirlicste. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 71] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.V. ende I. consonanten schrijft zo ic hier dou / of op dees maniere / of aldus v.j. tzij die komen in dbegin of middel der woorden / maer vocalen blivende schrijft inden beginne der woorden / beginnende met een nieuë reden aldus V.I. maer komende in dbegin der woorden / van een gedurende +reden1) / voorts int middel oft einde van een nieuë / of gedurende * reden2) / anders niet dan aldus: u.i.3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.Alle woorden beginnende met c. nohtans luidende als k. schrijft met k. als knape / kneht / kit / komen / kopen / kou / kool / kruit / kluit / kuil / latende c. alleen plaetse int middel / en einde der woorden (als voorzeit is6)) nimmermeer inden beginne / want tzelve in onze tale toubehoort / t'natuirlic geluit van k. Woorden7) beginnende met sc. vouht altoos h. bij / om der voorzeider twe consonanten hartheit te verzouten / tzij inden beginne of middel der woorden8) / als voor: scriven / scrijft / scult / scamen: schrijft / schriven / schult / schamen / en ander dezer gelijc9). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.Gewent u te schriven s. en z. daer zij behoren deen in danders plaetse nimmermeer stellende / want met eender mouite aen neemdi goude en quade geweenten10). Mede is hier inne gelegen een vande plompste misbruiken die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 72] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
+IX.V tale int spreken en schriven zal zeer verzahten / indien u gelieft metter tijt afbreken / en verlaten d'oude gewente van veel consonanten int middel en einde der woorden bij een te breingen / daer inde derde regel af gesproken is4) / ende men hier uit noh mah mercken. Nederlants / Nederlantsch. Mens / mensch. wens / wensch. Crants / Crantsch5). Dans / Dantsch. Pens / Pensch / in welke woorden groote hartheit maken drij consonanten / met mouiten en slainx6) geblaze melkander zonder noot uit den mont stotende / maer sprekende van veel / kiest dat u gelieft / menschen / Nederlantschen / of mensen / Nederlantsen / etc.7). Angaende mij / d'ooh altoos hebbende op een zahte tale / bezige altemet deen / altemet dander8). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X.Waht woorden te spreken diemen geensins zoude konen9) schriven / maer zo zere in u is laet die penne en mont samen overkomen. Alle landen zondigen hier / maer meest Hollant / Vrieslant / en boven al Zelant / met die Flaemse zekant / sprekende vocalen en diphthongen / die geen penne zoude weten te schriven / in hou konstige geleerde hant ooc gestelt10). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 73] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
+met / uit / en meer dees gelike van eender syllaben1) / welke zo dic*male niet gebeziht mogen zijn als den mont eist / angezien zij alsdan een reden hart binnen2) / en zonder noot en beval3) dicmale weder lossen4) / maer met smake en oordel gebeziht / verzouten en verlihten die zelve5) boven maten / dwelc igelic den tijt ende eigen oren / beter dan laingwoordige regels wijs maken zullen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XII.Om wel van joinx die kinderen leren die letteren tsamen vougen6) datmen spellen nomt / voor d'eerste onthout als u thien geboden nimmermeer diphthongen / triphthongen / noh zommige consonanten te scheiden / zeggende aldus: moui-ken / koui-ë / roui-ë7) / twe sijllaben / koui / roui / flaeu8) / nieu / meau9) een sijllabe10) / behorende mitsdien al die letteren tsamen te nommen eermen twoort nomt / niet gelijc zom aldus qualic spellen: mo-uiken / ko-ui-ë / ro-ui-ë / ko-ui / ro-ui / fla-eu / ni-eu / me-au daer zij die natuir der diphthongen door breken / en hun zelven ontwennen die kennisse11). Desgelijx dout in diphthongen / rae-ken / mae-ken12). Onderhout tzelve als korte en lainge vocalen tsamen komen / ge-aart / ge-eert / ge-ijnct / ge-oost13). Angaende consonanten hun nature zal igelic zelve wizen tgemackelicste en behoirlicste om spellen / zonder hier om met idele14) zorhvuldicheit Meesters en kinders te beladen. want nature leert datmen aldus behoort te spellen: men-schen / wen-schen15) / pen-schen / bemerckende dat c. en h. +hier half* overvloudih zijn16) / dus dat niemant aldus zoude spellen: mens-en / wens-en / pens-en. Desgelijx oordeelt van andere woorden / in gelike / en ongelike zaken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII.Om kort te schriven dient zeer der Grieken Apostrophe (dat onder ander betekenissen te zeggen is verwerpijnge) bide Fransoizen van hun ontleent17) / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 74] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dwelc geschiet1) als twe vocalen (tzij korte of lainge) melkander in verscheide woorden ontmouten2) deen in d'einde / dander in dbeginne / verslinnende dan twoort dat met een vocale begint die leste vocale van tvoorgaende woort dat met een vocale ent / latende tot een teken3) in d'einde des leste4) woorts een half maenken5) / aldus ' gekeert / alzo in deze navolgende woorden blijct: onze ere ahterlatende ist al verloren. Schrijf kort aldus: onz'eer' ahterlatend'ist al verloren. Maer alzo dit in die volgende vocalen niet altoos wart geufent / mede dat onze Tale niet zere gequelt is met vocalen melkander dic ontmoutende / als doun die Grieken en Fransoizen / alzo wild'ic wel dat alle schrivers nau6) onderhilden tkort spreken en schriven / dat wij vermogen door die consonanten d. en t. ahterlatende die mouielicke en dicmale onzen reden brekende woorden: het / den / die / dat / te / als hier: t'kort gebet / t'mouiëlic kint / t'groot geluc / t'klein verstant / t'harde geveht / d'einde des +Jaers / d'eerste mijns levens / d'oude zede / d'eerste * plaetse / d'oude man / tsamen gaen / met ontellicke dezer gelijc7) / daermen anders zoude mouten zeggen: het / of dat kort gebet8) / het mouiëlic kint / het groot / het kleine / het of dat einde des Jaers / het eerste / die oude zede / die eerste plaetse / den ouden man / te zamen gaen. Maer gelijc d'Apostrophe wel en matih gebruict zeer9) verzout / en verchiert een reden10): alzo onmatih en hart gebeziht / onchiert / verhart en verduistert die zelve boven mate / ende meest die gene die geüfent wart niet in verscheide woorden / maer in een woort tzelve scheurende / en met grote hartheit bina van een / twe makende / gevende mitsdien die mensen inval11) / al of ons wat onbekent nieus luste / en daeromme willens en wetens doinkerheit int schriven annemende / alzo wij zommige Rijmers en Lijtdichters12) stout / en overvloudih nu ter tijt vinden gedaen te hebben / om haer mate in zekeren angenomen zin te houden staan / uit welker bouken wij deze lettel woorden om ander na bemereken en oordelen13) gestelt hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 75] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dusdanige / en dezer gelike / alzo1) ic wel wilde datmense in Rhime zeer soberlic en zelden gebruicte / ia bina nergens dan daer2) noot dwijngt: alzo3) is mijn zinne datmenze buiten Rhime nimmermeer zal bezigen / latende die woorden geheel ende tot meerder klaerheit in haer natuirlicheit4). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIIII.Tekenen die volkomen en onvolkomen redenen / met datter toubehoort bewizen5) / volgende die Latinen neemt deze6): /./,/:/?/()/...7) . Dit betekent de voorgaende redens einde / met een nieuë redens begin / mogende daerom die zelve nieuë redens eerste letter groot maken / ende u aseme starc verhalen8). , Dit betekent datmen den aseme lezende mede wel mah verhalen / maer ogen noh zinnen van tgeschrift keren / angezien datmen geheel onvolmaecte reden heeft / zo lainge dees tekenen duren9). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 76] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
: Dit vermaent ons van eens redens scheursel1) inde minste of meeste helft / daerom starker den aseme mogende verhalen dan in dit / , / teken / +maer * niet zo starc als in dit . teken / noh des volgende redens eerste letter groot mogende schriven2). ? Dit zetmen als die voorgaende reden mout gelezen zijn / ofmen imant3) starc iet vraehde / dats te zeggen tis een vraeh teken als hier blijct: hebt ghij zulke woorden gesproken?4). () In dese half manen besluitmen alle redenen / die notelic in tmiddel van een begonnen reden vallen / ende om datmense in d'einde vande zelve reden niet wel5) kan breingen / wart zij in twe half manen besloten / om dat6) den Lezer zoude weten waer hij vergaderen7) mout t'leste vande gebroken reden / met haer ander afgesneden dele / dwelc die voorseide twe half manen tonen8). Wel is te verstaen9) dat ic hier nomme een reden / niet een geheel volbraht hooftwerc10) / maer tzelve in hondert duizent kleine redenen gedeilt / om t'menschen verstant / oordel / en gedeinc11) in geen verstroitheit te breingen / den hoingerigen Lezer dicmale rust / ende tgedeinc in lainge schriften beter onthoudijnge te geven. .. Deze twe puntkens boven enige vocael gevonden / leren dat die zelve met haer gebuir vocalen geen diphthonge noh triphthonge maect / maer een vocael op haer zelven blijft en alleen12) uitgesproken mout warden / en mitsdien twoort een sijllabe lainger makende dan oft diphthonge oft triphthonge ware / als hier blijct: geäht / geënt / beïnt / geöpent / geüfent. Desgelijx verstaet +daer lainge en korte vo*calen tsamen komen / als geäart / geëert / geijnct / geöost / geüurt13). Voorts die vocalen komende na diphthongen en triphthongen / als naiën / vlaiën / kraiën / kouiën / mouiën / rouiën / en meer ander dees gelijc. Vande voorseide tekenen zuldij in dit en ander bouken exemplen genouh vinden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 77] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XV.t'Nederlants een gemeingelde Tale makende1) / volg'ic die nature van alle lants spraken2) die t'zuverste hunder talen / niet juist in dit of dat lant stellen (hou wel deen Lant en Stat beter spreect dan dander) maer inder verstandihsten en meest der geleerden gewente / ende ooc ufenijnge des Edeldoms / die in alle talen altoos zeer gezoht heeft die haer te zuveren / ende uit des gemeens slijm3) te helpen4). Mede heb ic exempel ande Grieken genomen / die vier lants goude talen in ufenijng hebbende / te weten: Ionica, Attica, Dorica, Aeölica, die vijfste noh daer uit gesmeet hebben / die zij nommen Gemeen tale5): aldus heb ic mijn Nederlants over vijf en twintih Jaren gesmeet uit Brabants / Flaems / Hollants / Gelders / en Cleefs6) / dwelc diet gelieft mah mij helpen beteren en riker maken: diet niet gelieft bij tzijn bliven / want mijns veranderijnx oorzake7) is geweest / merekende t'Flaems allene te zeer gevalst wezen / door d'oude hanterijnge8) en bestier der Fransoizen9) / t'gemeenschap van t'lelic Zeus en ontellicke vermeerderijnge der letteren10) en +sijllaben / int begin / middel / en einde der * woorden: t'Gelders / Cleefs / en Gulix door handelijnge11) der Hoohduitsen / die deze gelanden12) na te blazen frai duinct. t'Brabants door t'gestadih gewoon der Duitse en Bourgonse Princen13) / heeft mede een vreemde heuike14) omgehaingen / en zonder dat15) ist niet te prizen / mits16) t'lelic gegaap der diphthongen / bina in alle woorden plaets eissende / en t'lainc gelei17) der vocalen daer zij gout buitens lants18) door te kennen zijn / gelije die Hollanders door tgeblaet19) en eigen woorden afbijtsel en half eetsel / dwelc niemant nemen20) zal of ic met enige lants tale genuihte name21) te schimpen / angezien dat in alle spraken des werelts | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 78] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die oit geweest hebben / ende noh zijn deze verscheidenheit der uitspraken / afbitijnge / en leidijnge1) der sijllaben / openijnge en betreckijnge des monts / door overvloudicheit der vocalen / diphthongen of consonanten / melkander dic ontmoutende altoos geweest is / ende noh blijft / niet alleen van Lant tot Lant2) / maer van Stat tot Stede / van Dorp tot Dorpe / van huis tot huize / ia van mens tot mensche / eensdeels om dat God daer door zijn almogentheit wil tonen / zo wel als door verscheidenheit van elker menschen wezen / stemme en zeden van doun: eensdeels om frai geesten3) eerlic zinwerc4) te laten / om breingen tot bequaemheit / zoutheit en lihtheit / dat hunlij duinct wezen onbequaem / onzout en swaer. Anders5) t'Flaems (maer6) zuver plat7) Flaems) heeft in veel woorden zijn eigenheit8) / en zahte uitspraec / +mits t'klein en zaht gebruic * der diphthongen bij Brabant en Hollant te geliken. t'Brabants is in duitspreken vol van geluit / en krahtih bizonder die de diphthongen wat matigen. Thollants lerende kort spreken en ongestaart9) / en gebreect geen minnelicheit die de vocalen anders10) kan zout geluit geven / zo deen plaets veel meer dout dan dander. t'Gelders en Cleefs is rijc / en naerstih in tzouken van eigen woorden / geen vreemde onder t'Nederduits beminnende11). Want dat12) etlicke menschen willen verantwoorden13) igelic te behoren zijn kinderen laten na spreken de tale / gemeen14) woorden / en uitsprake zijns Vaderlants15) / hou gevalst en belahtic die mah zijn / mercken niet dat alle talen onder die Gemeenten16) zijn geboren / maer door die Geleerden en Edelen geschaeft en gezuvert / wien die gemeente voorts gevolht is / alzo tot Athenen en Romen heeft gebleken die vol geleerde Edelmannen zijn geweest / welcke wel bemercten dat deze onderste nature17) trect tot verwiltheit / ia dicmale mits haerder stofs onbequaemheit tot valse veranderijngen der gedaenten / en zaken die zij in bevel heeft18) tot haer eerste natuirlicke bequaemheit te breingen / waer tegens zij zagen boven alle verstants begrijp des opperste natuirs kraht werkende / veel gouts in doun. Dus om die zelve te helpen begaven alle haer verstants krahten tot dienste der simpele gemeen mensen noot / eerst wetten en leefregels in t'geestelic en waerlic19) +stellende dat zij tsamen in menihten vredelic mohten leven / daer na * huizen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 79] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegens des lohts1) veranderijngen en bemuirde steden / tegens ongerusts2) gewelt bouwende / voorts haer verwilde3) taels uitsprake temmende en zuverende. Ten lesten komende tot bizonder / leerden dairden4) bouën / d'onkruit uit wien / die bomen snouiën / die wateren besluiten / verscheide beesten tot behouflicheit5) temmen / die Vrikonsten6) en alle wetenheiden7) door wijsselicke besnouijnge / scheidijnge en bepalijnge uit hun doinkere verwoustheit tot geregeltheit liht om begripen / konstelic breingen. Dit bemerckende behoort nimant verstandihs onredelic8) te vinden in oude en ioinge mensen die tale besniden en zuveren / niet meer danmen onredelic vint / een kint geboren met een hazemont / of span-are9) door sniden helpen / t'hooft zetten / bulten en kromme vouten/ door gouden touzih beletten/t'schelu10) zien / tgeziht bedwijngende / t'stamelen door lansem spreken zeer helpende. Dit is d'oorzake mijnder gemeingelder spraken / van haer zelven rijc genouh te vertalen11) / al dat t'verstant begrijpt12) / uitgenomen lettel woorden / toukomende die Vrikonsten / en datter an haingt met etlike andere dijngen die ons voorvaders niet gekent hebben dan door komste der Grieken en Romeinen / die hunlij die zaken lerende / die namen mede gelaten hebben13). Die wij uit t'Latijn behouden (latende nu ter tijt rusten / doordel en wanijnge van den geleerden Joannes Goropius Becanus14)) zijn die namen der Vrikonsten / voorts: +natuir15) / wijn / element / fortuin / faem / let*ter / somme / triomfe / riuier / regel / exempel / testament (tot onderscheit van uterste wille) ordre / venijn / offeren / contrari / kamer / graen / conscienti / punt / poorte / muir / schriven / lezen / kandelaer / sober / fondament (zom grontwerc) wijc / papier / penne / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 80] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fonteine / met veel meer ander duizenden over veel hondert jaren / onze lants poorters en burgers gewarden1) / maer2) te zeggen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 81] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met hondert duizent dezer gelike2) / die onze schrivers en rijmmakers3) frai duinct om bezigen / en rijmen mede sluiten is al eens4) gedaen / gelijc die5) hun eigen kleinogien6) en juwelen laten inde kisten leggen bederven / en +zonder bezigen vergaen/zoukende noh*tans met mouiten en arbeit/anderlij7) die hun t'ontlenen of geheel onthouwen8) / dwelc niet alleen teken is van grote onrehtvaerdicheit / maer mede van grove9) menschen trage onahtzaemheit10). Andere woorden / als: tornoiën / heraut / baincket / dansen / trompet / hanteren / harnas / bec / met veel dezer gelijc / houd'ic dat meer die Fransoizen vande Duitsen / dan zij vande Fransoizen geleent mouten hebben11) / alzo die Duitse tale veel hondert jaren ouder is dan die tegen- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 82] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woordige Franse1). Ooc wil ic niet ontkennen / dat wij etlicke woorden vande Fransoizen / of tsamen vande Latinen houden die wij niet behoren te verwerpen / angezien geen tale ter werelt zo zuver noh rijcke men vint / die niet enige bequame woorden van haer gebuiren ontleent / als wij doun in: manieren / brodderen / schrijn / met zom ander dees gelijc2). Maer boven al wild'ic wel dat igelic hem naerstih wahte te staan na vreemde uitlantse gebuir3) woorden / als ons den noot daer tou niet en dwijngt / welke lelicheit nu ter tijt van zommige nieusgierige4) Geesten / zonderlijnge5) bemint en belust wart / om door verscheide nieuheit bide simpele Gemeente6) in ahtijnge te komen / daer nohtans dit gebrec vande Latinen genomt: Affectatio7): tot alle oude tiden bide geleerden als venijn / gevliet en geschout is geweest. Neemt dees lettel woorden (onder grote menihte) voor teken / en exempel:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 83] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In welke woorden gout te mercken is dat zij vander Nederlantsen gebuiren (wonende tuschen Nederlant en Hoohduitslant) zonder noot genomen zijn / en alleen door nieusgierige1) onwetenheit belust / of geaffecteert werden2), meer dan wonder ist / dat dees menschen niet mercken natuirlicker te wezen spreken datmen terstont mah verstaen en begrepen warden / dan na laing gepeis3) / ende dat hier om in alle talen eigen woorden gezoht en bemint warden / altoos eerst die eenvoudigen (of simplicia) ende ons dees gebrekende / dan eerst die gemaecte (of composita) nemende. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVI4).Mij verstout hebbende t'oirdelen van wel Nederduits te schriven ende +spellen / zal mij voorts ver*vorderen5) die Neerlantse Schoolmeesters mijnen zin6) t'openen7) / hou zij haer Schoolkinderen inden beginne behoren t'ufenen. Als zij dan die letteren zullen beginnen te leren / waht8) hun die zelven van ahteren9) te doun opzeggen / alzo dat zonder bate10) tgedeinc11) beswaert / ende haer joinc klein ongeüfent oordeel12) boven maten verdoinckert / maer vraeht altemet13) inden a.b.c. wat letter is dit / of wat letter is dat / zonder t'getal of haer plaetse anzien / om te weten of zij leren als menschen / of als papegaiën. Den a.b.c. wel kennende leertse spellen / naerstih onderhoudende tvoorseide en gaislaende op de nature der vocalen en consonanten / die niet gescheiden willen zijn / als mede op die nature der diphthongen en triphthongen zo voor gezeit is / ende dat zulx hun leerbouc inhout14) / dwelc ic altoos15) wel wilde dat voor deerste wel gespelt Neerlants ware16). Want indien zij in haer eerste bouc / gewennen aende oude quade spellijnge / niemant is zo sleht van oordeel17) / of hij kan openlic bemercken / datmen met grote mouiten en verdrietelicken18) arbeit / die joinge verstandekens qualic zal op een nieuwe19) doun verleren / dat zij eens angenomen hebben ende dwijngen aen te nemen / dat hunlij ongehoort en ongezien is20) / breingende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 84] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en werpende tuschen haerlij oirdel1) en gedeinc2) / ongeschicte berourijnge tot grote kreinkijnge en verstroiijnge3) der zelven / welke twe godlicke krahten4) der zielen / een wijs en verstandih Meester / niet min en behoort te +zouken om te breingen tot der Eingelen gelikenisse5) / (daer alle grote verstanden na porren) als die zelven te vervollen / met t'gene dat hij gaerne leren zoude / want door dicke6) veranderijnge van meesters7) / van bouken / en maniere van leren / wart hunlij gedeincke8) of memorie gekreinct: d'oordel geen vasticheit noh plaets konende nemen / verstroit / dat is door wanijngen9) of opinien die inde joincheit tot geen slot10) konen geraken / noh hunlij daer tou gebreingen (ic swige hier van menschen in geenderhande disciplinen behoorlic geüfent) boven alle geloof verdoinckert / welc mishant11) mout niet alleen in alle menschen / maer mede in alle jaren van ons leven geschout12) warden / die anders13) een weinih wil kruipen uit onwetenheits grote en afgrijsselicke veltleger14) / daer menih mens (God wilt beteren) zeer deerlicken / noh met groot behagen ende opgeblazen15) hartmout16) zeer wel in te vreden leeft / nergens door bedroogen dan17) eigen zinnelicheit18) / die de menschen onmenschende / metter tijt geheel beestelic maect / al dwelc waer te wezen openlic in alle houken des werelts bethonen / die wercken ende vruhten komende van ende uit alzulke verleide bedrogen menschen / waer in zeer te beclagen is t'verdoinckeren des redens19) / kreincte20) des gedeinx21) / ongestadicheit des oordels22) / blintheit der vijf zinnen / ontschakijnge23) des Godlicke beelts24) / ende mitsdien een gehele gemene ontmenschijnge / dwelc +haer bedrigelicke / onkonstelicke woorden met boze * wercken gemeingt altoos uitgeven25). In dezer zake materij nebbe ic mij wat lainger laeten trecken26) / dan dit bouxkens voorneme27) wel is eissende / mits die grote genegentheit die ic altoos hebbe gehat / tot die goude en behoirlicke instructie die alle joincheit behoort te hebben / als haer notelic wezende om voorts te geraken / ende dat met zo lettel quetsijnge haerlieder oordels28) ende gedeinx29) / alst mogelic kan wezen. Dus laet (als voorseit is) haerlij eerste leer-bouken / wel gespelt Nederlants zijn30) / om daer in / ende an te gewennen. Dit bouc31) / twe / drij / viermale (nade verstanden zijn) uitgespelt hebbende / weder tot den beginne kerende leertse lezen / dwelc vast hebbende laet haerlij t'bouc van buiten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 85] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leren / tot gedoctoort1) in d'eerste bouc datter niet2) op valt te zeggen / en desgelijx int twede / zij met t'derde mogen die penne anvaerden3) (zijn zij niet te joinc / anders laet hun vrij in doude bouc den tijt versliten / om ras4) te warden int lezen en spellen / want vrouh school gaen heeft dees deuht5) in / dat ghij geen straetvarkens vout) maer al vore zal den meester hun deze mine Lettertafel6) / op een blats zide gestelt uitschriven oft doun kopen / tot dartikel daer ic spreke vander letteren nature en kraht7) / tzelve doun van buiten leren ende wel verstaen eer zij beginnen letteren te maken / haerlij dicmael vragende vande scheidijnge der letteren8) / want die scheiwoorden9) betekenen / en waerom die letteren gescheiden mouten zijn (te weten om de +kraht te leren kennen) waer * op volkomen van buiten wetende t'antwoorden / geeft haer stoutelic10) voorschrift11) / pen / ijnc / en pampier om leren na schriven / nau touziende op tmaecsel der letteren en spellijnge der woorden inde consonanten / vocalen / diphthongen en triphthongen altemet12) hun een woort dounde schriven dat in haer voorschrift niet en staet / hebbende een triphthonge / twifelahtige diphthonge / of lainge vocael van doun / waer door zij in korten tijt zeer gewent en geüfent zullen warden tot der zelver13) onderhoudijnge14) / maer gelijc ic zeer begere / dat zij inde voorseide maniere van spellen ende lezen geüfent zullen warden: alzo begere ic wel zo zere/ datmen haerlij voor deerste een Meester bezorge die wel15) schrijft / om te gewennen aen een klare / ronde effen letter16) (al kan icze zelve niet maken) schuwende doinckere / gekante / oneffen / en alle spitige beluste letteren17) / want die ioincheit terstont aen neemt / ende zeer liht volht dat natuirlic is / dout arbeit zonder baet / in tgene dat belust of geäffecteert18) wert. Indien die19) schole komen outahtih20) / of ankomende21) van begrijp zijn / meuht deze wel terstont naden a.b.c. geleert te hebben der letteren scheidijnge mede doun leren / want alsdan den Meester en leerjoinge min mouiten zullen hebben in t'spellen. Maer die te joinc of te laet ankomende zijn / geensins22) om geen verstanden t'overvallen / noh inden beginne vervaren / welke twe punten hondert duizent ioingers die Vrikonsten23) hebben doun verlaten +(gelijc menih * ioinc man die Vrikonsten verlaet / menende genouh te weten / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[p. 86] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende van als1) behoirlic2) volleert te zijn eer hij daer wel half3) in is) waer tou geen schrivers iaren konen stellen4) / maer mouten tzelve bevelen5) die wijze inzihticheit (die in dees zake alleen mout wercken) dees Meesters kinderen last anvarende6) / welke niet verstants genouh hebbende om zulx t'onderscheiden waren bequamer / swinen en kouiën te houiën dan joingers te leren. Waeromme alle bestierders der Gemeenten en Overheden niet min touzihs hier behoren te bezigen / dan die zelven door behoorlicke eerlicke Gehoorzaemheit / in rust en vrede te houden. |
|