Nederduitse orthographie
(1971)–Pontus de Heuiter– Auteursrechtelijk beschermdVande triphthongen of driklainkers.Ga naar margenoot+Gelijc die triphthongen den gemeen manGa naar voetnoot11) altoos* onbekent zijn geweest / uitgenomen zeer weinih / daer nohtans die zelven ons met die Fransoizen gemeen zijn: alzo om die nu bekent te maken bidd'ic den goutwilligen Lezer | |
[pagina 64]
| |
op haer nature / nauGa naar voetnoot1) wel ende naerstih te willen letten / al ere hij daer van oordele / dwelc gedaen hebbende / twifel niet of zij zullen met alle geleerden beliden dat zij ons Nederduits zo notelic zijn / als die diphthongenGa naar voetnoot2). | |
aeu.Deze triphthonge hoortmen openlic in: blaeu / flaeu / graeu / haeuGa naar voetnoot3) / klaeu / laeu / paeu / raeu / alle der drij vocalen geluit tsamen in ene sijllabe gesmolten haer openbarendeGa naar voetnoot4) / dat alle triphthongen eigen is: hier voor te schriven: blaau / flaau / graau / haau / klaau / laau / paau / raau / zult door onnotelicke gapijnge een zoute sprake / hart makenGa naar voetnoot5). | |
aou.Deze triphthonge in geen ufenijng zijnde / wart openlic ende klaer in veel woorden gehoort / daer ghij af lezen mooht voor inde diphthonge oe. ende ou. ende diet gelieft mahse ufenen en bezigenGa naar voetnoot6). | |
eau.In gemeen den Flamijnc en Hollander / alsmen klaerlic hoort in bleau-ënGa naar voetnoot7) / geauën / meauën / preauënGa naar voetnoot8) / reauënGa naar voetnoot9) / schreauën / teauGa naar voetnoot10) / teauënGa naar voetnoot11). Maer hou wel dees den Fransois mede gebruict / zeggende: eau, beau chapeauGa naar voetnoot12), nohtans bezige ic hier voor liever met den Brabander die Ga naar margenoot+lainge e. als: gewen / prewen / mewen / * rewen / schrewen / tewen. Igelic volge dat hem tzoutste schijnt en best behaehtGa naar voetnoot13). | |
[pagina 65]
| |
eui.Dits een platteGa naar voetnoot1) Hollantse Triphthonge plaets hebbende in deze en dezer gelike woorden: geleui / speui / reui / leui / freuit / heuike / daer den Flamijnc en Brabander meest bezigen die diphthonge ei / te weten: gelei / spei / rei / leiGa naar voetnoot2). | |
ieu.Is van niet veel woorden rijc / als is aeu. en oui. maer nohtans bekent in dees en dezer gelijc: nieu / hieu / stieuGa naar voetnoot3). Den Fransois seit: Dieu, lieuGa naar voetnoot4). | |
oui.Dees konen wij geensins lochenenGa naar voetnoot5) in duizentihGa naar voetnoot6) woorden / nohtans den meesten dele der Nederlanden onbekent / en zeer ongeschictelic daer voor bezigende ou. en oe. als blijct in: foui / roui / koui / moui / krouiën / glouiën / houiënGa naar voetnoot7) / kouiën / bouiën / mouië / rouiën / schouiën / snouiën / touiënGa naar voetnoot8) / vlouiën / wouiën / zouiënGa naar voetnoot9) In zommige woorden gebruict hier den Hollander oei. als voor / mouië / moeiëGa naar voetnoot10). oui. is den Fransois mede bekent / als: | |
[pagina 66]
| |
mouiller nat maken / touiller tsamen rouirenGa naar voetnoot1) / fouiller, brouiller, met veel meer anderGa naar voetnoot2). | |
uae.Deze waer niet ontfaincbaerGa naar voetnoot3) / ten ware wa. uit tmiddel van veel Neerlantse woorden gebannen wart / daer voor stellende u. ende dan schrivende Ga naar margenoot+voor: dwaers / swaer / swaert / tuwaert / duaers / suaer / * suaert / tuaert / nohtans alzo tvelt niet wel noh konende houden alzo u. hier gaarne zoude veranderen in va.Ga naar voetnoot4) ende den Brabander in veel woorden / voor uae. zoude gebruiken uie. als: duiers / suiert / etc.Ga naar voetnoot5). Dits genouh vande diphthongen en triphthongen / gemaect van verscheide korte vocalenGa naar voetnoot6). Die meer diphthongen wil gebruiken dan dees thien die ic gestelt hebbe / mah doun dat hem gelieft / want ic wel weet datter meer geufent warden / ja tot dertienen tou / waer af die drij ao. eo. ue. als harde onbequameGa naar voetnoot7) diphthongen (want die gout rontGa naar voetnoot8) Nederlants mah derven) willens en wetens van mij ahtergelaten zijn / nohtans daer van op notelicke plaetsen vermanende hier naGa naar voetnoot9). Ofmen meer triphthongen vint dan ic stelle / wil ic niet onkennenGa naar voetnoot10) / want igelic zal door dezer nature metter tijt gaislaen die zijn lant gebruict / ende meschien noh vinden die t'Nederlant toukomen. Vande zeven zijnde drij aeu. ieu. oui. meest in ufenijngeGa naar voetnoot11). | |
[pagina 67]
| |
Waerschuwe.Die letter q. kan met twe vocalen geen diphthongen / noh met drij geen triphthongen maken / gelijc hier blijct: quaemt / quaelt / queelt. quaet is geen triphthonge / dan alleen diphthonge ae. ende in queelt lainge vocale ee. In quijt / quist / quelt / quam / en meer dezer gelijc is geen diphthonge / want haer u. alleen dient om met ander vocalen te vougen en verenigen / zomen Ga naar margenoot+nau luisterende klaer hoortGa naar voetnoot1) / luidende anders * niet die voorseide woorden / dan of aldus zonder u. geschreven stont / qaemt / qaelt / qeelt / qaet / qijt / qist / qelt / qam dienende alleen u. om k. en q. t'onderscheiden en verscheiden geluit te gevenGa naar voetnoot2) / dwelc die Fransoizen uit die Latijnse Poëterie merkende / ja mede een weinih uit der Romeinen haerder Meesteren spraec horende / hebben q. geheel tot k. getrocken ende een af gemaect / dwelc onze Taels uitsprake geheel vliet ende ontkent. Den meesten deel der diphthongen komen / zo wel in dbegin als middel en einde der woorden / te weten: aert / airdenGa naar voetnoot3) / autGa naar voetnoot4) / einde / ouders / oit / iet / uit. Maer die triphthongen beminnen tbegin der woorden niet / of tmout enih onvolmaect woort wezenGa naar voetnoot5). |
|