Nederduitse orthographie
(1971)–Pontus de Heuiter– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Vande tsamenvougijnge der vocalen genomt diphthongen en
triphthongen.
| |
ae.Dees diphthonge den Hollander gemeen bestaet zeer na (als voor is gezeitGa naar voetnoot9)) die lainge vocale aa. den Brabander en Flamijnc gemeen / waeromme igelic in zijn lant zal touzien welke hij meest beziht. Angaende mij neme nu deen / dan dander / zonder verbonden willen zijn / na dat mij duinct die nature der woordenGa naar voetnoot10) te eischen. Tlatijn spreect dees qualic als blote e. en om te weten dat het diphthonge is aldus aeGa naar voetnoot11). gehaekt als voor: aequus aequus, Ga naar margenoot+aestas aestas, aeuum * aeuum, aestimo aestimo, aedifico aedifico, &cGa naar voetnoot12). Den | |
[pagina 55]
| |
Fransois gebruict in dezer plaetse zeer overvloudih ai. zelden ae. aestéGa naar voetnoot1) tot onderscheit van estéGa naar voetnoot2). | |
ai.Die natuire wijst waer dees gebeziht mout zijn / dwelc in dees navolgende woorden liht is om horen: geklainc / dainc / stainc / zaincGa naar voetnoot3) / naiën / maiën / haiën / waiën / laiën / baiënGa naar voetnoot4) / uit welke woorden ic geheel ae. banneGa naar voetnoot5). Den Fransois gebruict in veel woorden ai. qualic anders sprekende dan zij schriven / daer wij ons mouten voor wahten / te weten: ferai, nai, sainct, serai, met diergelijcGa naar voetnoot6). Doutste Latinen hebben ai. gebeziht daer hun nakomers voor genomen hebben ae. welke zij noh naGa naar voetnoot7) alle beide verandert hebben in lainge e. met teken van diphthonge / aldus ae. als aulai, pictai, aquai, musai: aulae, pictae, aquae, musaeGa naar voetnoot8). Dees diphthonge bestaet mede die lainge vocale aaGa naar voetnoot9). | |
au.Dees is den Hoochduits / dan Nederlander gemeender / hou wel veel Neerlantse plaetsen die zelve hart gebruikenGa naar voetnoot10). Dus niemant zijn vriheit nemende / begere die mijn ooc niet te verliezen / zeggende en schrivende: vrou / kou / rou / mou / voor: vrau / kau / rau / mau / te zeer der katten | |
[pagina 56]
| |
gemeauGa naar voetnoot1) uitdruckende. wel is waer dat au. wat gebroken niet zonder beval en minnelicheit klijnct / maer platGa naar voetnoot2) genomen / ende daer voor ou. verwerpen / zo zommige steden doun om tgestadih gemeau neemt alle vriendelicheit Ga naar margenoot+weh. T'latijn en * Fransois dees diphthonge matelicGa naar voetnoot3) bekent / sprekense beide wel en met bevalGa naar voetnoot4) / diemen mah volgen / als: aura, aurum, aures, auriga, audio, audax, ausculto, ausim, author: au, auquel, aultre, cause, ende hier na wel den Neerlander in: nau / gau / kau / en zom anderGa naar voetnoot5). | |
ei.Dees bestaat die lainge vocale eeGa naar voetnoot6). Dus dout hier als in ae. geraden isGa naar voetnoot7): geneiht / geneeht / gedreiht / gedreeht / geheit / geheetGa naar voetnoot8) / bescheit / bescheet / geleit / geleetGa naar voetnoot9). Deze gebruict den Brabander / daer den Flamijnc (die ic volge) die vocale ij. als: wein wijn / zein zijn / mein mijn / reic rijc / deic dijc / leic lijcGa naar voetnoot10) volgende d'oude Latinen die dees diphthonge plegen te schriven / daer hun nakomers tot dezer uren altoos geschreven hebben een lainge e. of i. als: NeilusGa naar voetnoot11) Nilus, aureei, argenteei, puerei, furei, voor aureiGa naar voetnoot12), argentei, pueri, furi (daer Lucilius mede gect),Ga naar voetnoot13) Calleopeia, choreia voor Calliopëa, chorëaGa naar voetnoot14). Nu bezigen die Latinen ei. niet dan in lettel woorden sprekende | |
[pagina 57]
| |
van veel / als: treis, forteis, terribileisGa naar voetnoot1), en dat noh alleen hun Poeten of in drij of vier onvolmaecte woorden / eia, hei. Den Fransois spreect ei. in veel woorden welGa naar voetnoot2) / als: merueille, veiller: qualic in feit, feirent, seigneur, veint, dees sprekende oft lainge j.Ga naar voetnoot3) warenGa naar voetnoot4). | |
eu. en ui.Die diphthonge eu. heeft deze tijt twe uitspraken. Deen hart op d'oude Ga naar margenoot+maniere beide die vocalen uit*druckende / als die Latinen noh spreken: heus, orpheus etc.Ga naar voetnoot5) Dander minnelic der vocalen kraht bedwijngende en verdruckendeGa naar voetnoot6) / als heden daehs die gout Fransois spreken doun / zeggende: peu, feu, deux, eut, seigneur, lecteur, heurGa naar voetnoot7). Maer want dit doude natuirlicste diphthongs uitsprake gevalst is om een zouteGa naar voetnoot8) vrouwelicke spraec te maken / daer d'ouders mannelic gesproken hebbenGa naar voetnoot9) / als noh op dezen dage blijct onder die Franse en Walse bouren / die peu, feu, en ander diergelike woorden harder uitsprekenGa naar voetnoot10) / en manlicker / ja alzo die Latinen: heus, doun mogen die willen daer deze gevalste uitsprakeGa naar voetnoot11) plaets schijnt te hebben / onder den Flamijnc en Hollander / gebruiken en stellen inde plaetse van eu. oe. als daer den Brabander zeitGa naar voetnoot12): mogen / togenGa naar voetnoot13) / drogen / zogen / logen / pogen / hogen / spellen inde plaetse van meugen / teugen / dreugen / zeugen / leugen / | |
[pagina 58]
| |
peugen / heugenGa naar voetnoot1) / moegen / toegen / droegen / zoegen / loegen / poegen / hoegen / etc.Ga naar voetnoot2) waer dat d'oprehte uitsprake van oe. te passe komt / haerlijGa naar voetnoot3) nohtans niet ontweldigende met die Fransoizen die gevalste uitsprake van eu. maer keus daer af latende / ic nohtans liever oe. dan gevalste eu. gebruikende / angezien dopreht oude gebruic van eu. den Brabander klaer en opentlic uitdruct / in alle woorden daer den Flamijnc en Hollander (die ic volge) gebruiken ui. ende die zom die lainge vocale uu. den Hoohduits zeer gemeen / te weten: heus / huis / huus: leus / luis / luus: keus / kuis / kuusGa naar voetnoot4): Ga naar margenoot+eut / uit / uut: * eul / uil / uul: beul / buil / buul: beuc / buic / buuc: keul / kuil / kuul: geul / guil / guul: veul / vuil / vuul: eu / uiGa naar voetnoot5) / uu / welke Brabantse woorden die zom niet met eu. maer met die Triphthonge eui. schinen geschreven willen zijnGa naar voetnoot6). T'latijn gebruict eu. zeer zelden / ten ware in Griecse woorden: euge, eugium, eugeniae, eurus, eupatoriumGa naar voetnoot7). hier uit is genouh te bemercken die nature / kraht / en tgebruic der diphthongen uiGa naar voetnoot8). die t'Fransois welGa naar voetnoot9) gebruict / te weten: nuict, huict, fruict, construict, duict, depuis, fuict, bruit, met meer ander / waerom ic vande zelve niet meer schriven zalGa naar voetnoot10). | |
[pagina 59]
| |
ie.Dees diphthonge bestaatGa naar voetnoot1) die vocalen ee. ijGa naar voetnoot2). zo ider in zijn lantGa naar voetnoot3) mah mercken / al voor: vier vijr / dier dijr / getier getijr / zier zijr / mier mijr / lier lijr / bier bijrGa naar voetnoot4). Voorts: bien been / stien steen / gien geen / allien alleen / gemien gemeen / ien een / vande welke ic altemet gebruicke ie. altemet eeGa naar voetnoot5). D'oude Latinen hebben deze mede gebruict / eerst voor ei. maer zijn beide gestorven / als mede ai. hebbende hun plaetse ingenomen de lainge e. en jGa naar voetnoot6). Den Fransois gebruict ie. welGa naar voetnoot7): mien, sienGa naar voetnoot8), tien, bien, premier, siege, viel, ancien, met meer duizendenGa naar voetnoot9). | |
oe. en ou.Die diphthonge oe. Flaenderen gemeen heeft gebuirschap met die vocalen o. oo. die ic veleGa naar voetnoot10) en gaerne daer voor meest gebruike / om dat d'uitsprake | |
[pagina 60]
| |
Ga naar margenoot+volder en starker valtGa naar voetnoot1). Onze schrivers hebben dezer twe * diphthongen nature in veel woorden wel onderhouden / maer in den meesten dele qualic. WelGa naar voetnoot2) schrijft den Brabander: zoege / broet pain, kloet / schoet / doet /Ga naar voetnoot3) moet en meer ander dees gelijcGa naar voetnoot4). Den Flamijnc: moegen / toegen / gedoegen (die zom zeer hart met eu. en ander noh harder en onbehoorlicker met ue. schrivende)Ga naar voetnoot5) zoen / gewoen / getoenGa naar voetnoot6). Maer qualic schriven zij beide: boeck / doeck / kloeckGa naar voetnoot7) / moet / doet faictes, doen / goet / groen / hoet / voet / zoet / broen couuer oefs, broer / met duizent ander die met ou. aldus behoren geschreven te warden: bouc / kouc / douc / mout / dout / doun / gout / groun / hout / vout / zout / brout / brour / alzo ons leert die natuir en die Franse woorden dezen van geluit gelijc / te weten: d'ou, bout, mout, goutte, vouteGa naar voetnoot8). Ic weet wel dat veel woorden dan in twifel komen watmerGa naar voetnoot9) mede meint / als in gout / d'or of bon: zout / doulx, of salé: hout / du bois, vng chapeu, of tenez: mout / il faut, couraige, of d'ou on brasse la ceruoise: brout /Ga naar voetnoot10) brassez, of la galline couue ses oefs, en zo meer anderGa naar voetnoot11). Maer dees zake nau over- | |
[pagina 61]
| |
leggende en wel inziende / bevin dat die voorzeide woorden zo wij die spreken / geensins met oe. mogen geschreven warden / min met uu. au. eu. ja zom qualic met ouGa naar voetnoot1). om den voorzeiden twifel weh te nemen / maer schijnt dat wij inde zom / te weten daer o. hartste gehoort wart behoren te stellen die lainge vocale oo. als: goout / or. gout / bon. zoout / salé, zout doux en diergelikeGa naar voetnoot2). Of die dit niet willen geheingen mouten liden ons hier te gebreken Ga naar margenoot+enige * ander vocale om platGa naar voetnoot3) te schriven: or, salé, tenez, brassez, mout met veel meer ander / waer af mij duinct (latende igelic zijn vrij oordel) dat wij inde zom dan zouden behoren die triphthonge aou. te gebruiken / te weten: gaout / or. zaout / salé, haout / du bois. maoutGa naar voetnoot4) / pour brasser, braout / brassez. raout /Ga naar voetnoot5) repentezGa naar voetnoot6). Maer wantGa naar voetnoot7) dees Triphthonge den schriver onbekent isGa naar voetnoot8) / indien imantGa naar voetnoot9) hier aou / nok oo. niet behaeht / maer wilt liever behouden ouGa naar voetnoot10). zo mout ghij verstaen dat alle vocalen (zo voorzeit is en die Latinen lerenGa naar voetnoot11)) thien of twalef verscheiden geluits klainc voorts breingen / dwelc want ons gemeente te lainc ende te doincker waer te verclaren / onthout dees voorzeide twe alleen naerstih. Deen is hart / luide en starc: Dander zaht / stil en krainc zo ic voor vande diphthonge eu. mede betoont hebbeGa naar voetnoot12) / dwelc u meest wijs maken zullen a.o. en u. zo zilijGa naar voetnoot13) mogen weten / die Brabanders / Flamijngen / Geldersen en Hollanders / dic horen spreken en wel konen oordelen / lettende op woorden daer au. oe. en ou. vallen. Voorts is waer datmen in alle talen des werelts / veel woorden vint van eender letterenGa naar voetnoot14) / nohtans in verscheide redenenGa naar voetnoot15) verscheide zaken betonendeGa naar voetnoot16) / als in onze tale zijn dees: T'kint heeft een zout wezen / zuldij te middage thuis wezen? Tis den zesten dezer maent / maent u schulden inGa naar voetnoot17). Hij bad God om gracie / hij is tot Aken int bad. Hij leit te bet / ghij mouter Ga naar margenoot+bet an. Tis die zeste weke / ic weke van kern. Luit die klocke / speelt op * die luit. Hou heet den man / heet het water. Zij zagen eken bartGa naar voetnoot18) / zij zagen hem komen. Dat misdaet is vergeven / den Konijnc is vergeven / met meer duizendenGa naar voetnoot19). Mede is onmogelic van enige vocalen diphthongen te maken die geheel | |
[pagina 62]
| |
zullen uitdrucken die slibberahtige draiijnge onzer toingen / daerom datmen mout nemen altoos die naestgelikende diphthongen of triphthongen / als inde voorzeide woorden zijn oou. ou. aou. angezien die penne onmogelic is ons toinge te volgenGa naar voetnoot1). Ooc is waer datmen hoort door die Nederlanden diphthongen spreken en vocalen / die onmogelic waer met onze letteren uit te drucken / dus datmen die naest gebuiren neme / of die gemeen sprake totter letteren nature gewen te dalen / dwelc ic bekenne zeer swaer om doun wezen / ia in tgeheel onmogelicGa naar voetnoot2). Dus laet alledijnc schriven alzoot luit en klijnct / want als Quintilianus wel zeit: Letteren zijn alleen gevonden om tgeluit onzer spraken te bewaren / ende als geleende panden den Lezer getroulic dat haer bevolen is / voor ogen te leggenGa naar voetnoot3). oe. spreken nu die Latinisten qualic met e. als voor: poena, coenum, coelum, coena: pena, celum, cenum, cenaGa naar voetnoot4). Die Fransoizen kennen oe. zeer zelden oeuure, oef, maer ou. zeer wel / als: bout, tout, pour, nous, tour, gouuerner, trouuer, soubz. altoos ou. zaht en zoutGa naar voetnoot5) / nimmermeer hart gebruikendeGa naar voetnoot6). | |
oi.Ga naar margenoot+Dezer nature is gout te kennen / in deze navolgen*de woorden: beroit / doit / goit / hoit / koi / loi / moi / oit / noit / poitGa naar voetnoot7) / toit / vloit / zoiGa naar voetnoot8). Voorts in deze: kloinken / droinken / voinken / hoingen / zoinc / kloinc / moincGa naar voetnoot9) / proincken / roincken / stoincken / toingen / voingen / wroingen / zoingen en dezer | |
[pagina 63]
| |
gelijcGa naar voetnoot1) j. hier zo notelic als in aiGa naar voetnoot2). nohtans van a. en o. starker vocalen dan zij isGa naar voetnoot3) zeer verdoinkert wardende / meest daer n. volht die mits haer natuirlic getinGa naar voetnoot4) alle vocalen wat verdoinkertGa naar voetnoot5). T'fransois gebruict oi. in zommige woorden qualic / als: disoit, estoit, viuoit, faisoit, auoir, vouloir, tresoir, noir met meer duizent / sprekende dees woorden of zij geschreven waren met oo. als: disoot, estoot, viuoot, faisoot, etc. Maer in dees navolgende / en dezer gelijc spreken zij oi. wel: moi, soi, toi, quoiGa naar voetnoot6). | |
Waerschuwe.Want alle diphthongen en triphthongen / uit haer nature lainc zijn / alzo bekent is die t'Latijn en Griex een lettel gesmaect hebben / ia al die daer op letten wilGa naar voetnoot7) / is onnotelic t'Neerlants in t'spreken en schriven beswaren met uitdruckijnge der lainge vocalen / te weten: maiën / naiën / waiën / zaiën / leiden / zeiden / draiën / frai / genai / gekrai / gedrai / is niet van node te schriven: maaijën / naaijën / waaijën / zaaijën / leijden / zeijdenGa naar voetnoot8) / draaijen / fraaij / genaaij / gekraaij / gedraaijGa naar voetnoot9). Desgelijx oordelt in alle ander vocalen en diphthongen / maeschapGa naar voetnoot10) van lainge vocalen zijnde. |
|