| |
| |
| |
A. Taalproeven van Pontoppidan (T.P.)
| |
Spreekwoorden en zegswijzen.
|
p. 135. |
Kakerlaker no ha bestel na hundu sji cot. |
Kakkerlakken hebben niets te maken in 't kippehok. Wie zich met een anders zaken bemoeit loopt in zijn ongeluk. |
Hun du suk makutu, makutu tu him. |
De kipt zoekt de mand, en de mand sluit zich over haar (houdt haar gevangen). |
Pad mi long, geambo drog na sji boomGa naar voetnoot1). |
Mijn weg is lang, de geambo verdroogt op zijn boom. |
Blau diffie seg: wen regen caba, mi sal bau mi eigen husGa naar voetnoot2). |
De blauwe duif [een vogel die geen eigen nest maakt] zegt: als de regen voorbij is, zal ik mijn eigen huis bouwen. |
| |
| |
Pobre folluk no fo ha hart bran. |
Arme mensen moeten geen warm hart hebben. |
Hundu seg: mi kan sweer for mi eju, ma no fo mi kikinsji. |
De kip zegt: ik kan zweren [instaan] voor mijn ei, maar niet voor mijn kuiken. |
Na guj hart mak cabrita sji gat bin nabitti. |
Haar goede hart maakt dat het achterste van de geit naar buiten staat (vgl. § 58). |
Pobre no bin fraj. |
Arm is niet goed. |
Wanneer de wind ris, dan ju fo kik hundu sji gat. |
Als de wind opsteekt kan je 't achterste van de kip zien. |
Na groot geest mak crabbo no ha kop. |
Zijn grote geest maakt dat de krab geen kop heeft (vgl. § 58). |
Wanneer jekké sji flegon ha breek, dan him suk fo how geselskap mit hundu. |
Wanneer 't paarlhoen zijn vleugel heeft gebroken, zoekt het de kip gezelschap te houden. |
Cocro no bang Slang, Slang no bang cocro. |
De krokodil is niet bang voor de slang, en de slang is niet bang voor de krokodil. |
Water kok fo fes, fes no weet. |
't Water kookt voor de vis, maar de vis weet het niet. |
Kuj sji horn noit sal ben swar for him drag. |
De hoorn van de koe zal voor haar nooit te zwaar zijn om te dragen. |
Bergi mit bergi no kan tek, ma twee mens sal tekGa naar voetnoot1). |
De ene berg komt met de andere berg niet in aanraking, maar twee mensen wel. |
| |
| |
Mata mumma, du die before die kint, him sal jeet; ma mata kint, du die before mumma, him no sal jeet, him sal kris. |
Dood de moeder en zet haar aan het kind voor, dan zal het haar opeten; maar dood het kind en zet het aan de moeder voor, dan zal zij het niet opeten, zij zal schreienGa naar voetnoot1). |
Wat ple ju bottle bin, mi glas bin. |
Waar jouw fles is, is mijn glas. |
Een man dodt, een ander man brod. |
De ene zijn dood is de ander zijn brood. |
Ekke man suk sji eigen wif. |
Niemand vrijt naar zijn eigen vrouw. |
Man dodt, besjet gurri na sji door. |
Wanneer iemand dood is, groeit er gras voor zijn deur. |
No fordimak pussje wander him fang rotter. |
Niet omdat de poes rondloopt vangt ze ratten. |
Crabbo no wander, him no kom fet; as him wander attofel, him sal loop na pot. |
Wanneer de krab niet rondloopt wordt hij niet vet; als hij te veel rondloopt, loopt hij in de pot. |
| |
Samenspraak.
|
p. 137 |
Morruk, cabé, huso ju be die frufru? |
Goeie morgen, kameraad, hoe gaat 't van ochtend? |
Dank, mi be fraj. |
Dankje, ik ben wel. |
| |
| |
Huso ju slaap dunko? Ju ka drum enista fraj? |
Hoe heb je van nacht geslapen? Heb je wat moois gedroomd? |
Mi no ha slaap fraj, mi ha ha pin na mi tan, ma die fru die be mussie better, dank God. |
Ik heb niet goed geslapen, ik heb kiespijn gehad, maar van ochtend is 't, Goddank, veel beter. |
Ju aht to fo loop na die doctor fo trek die tan na bitte. |
Je moest na de dokter gaan om de kies te laten trekken. |
|
|
p. 138. |
|
Mi addu wak bitzji meer, fo kik as die tan sal pin mi weeran, dan mi sal loop fo trek die. |
Ik wacht liever noch een beetje om te zien of de kies me weer pijn zal doen; dan zal ik hem gaan laten trekken. |
Wat ju sal jeet fo frukost van dag? |
Wat eet je vandaag als ontbijt? |
Mi sal ha stof fleis mit bateta en dan ene kominsje te. |
Ik krijg gestoofd vlees met aardappelen en een kommetje tee. |
Cabé Meria, ju loop na ju grun fo lo peck geambo en dig bateta? |
Kameraad Meria (?), ga je naar je akker om geambo te plukken en bataten te rooien? |
Die pampun no ka rip nungal, te die manskin ful. Die peterselje no bin fraj nungal fo snie. |
De pompoenen zijn nog onrijp, totdat het volle maan is. De pieterselie is nog niet goed om te snijden. |
Huso die beest lo kom an? |
Hoe komt het vee aan? |
Die how cirjGa naar voetnoot1) bin fol, en sal gaw ha calluf. Die boricka ka marro en calo over die |
De koe is drachtig en zal gauw een kalf krijgen. De ezelin is er van door en holt over |
| |
| |
bergi; mi ka stier die jung fo lo fang die. Die farki bin na cot, mi lolo suk bateta-tow fo jeet fo die. Een cuj ka kom over die barcad en ka destroi alga die jung plantsoon; wen mi fang die mi sal drag die na fort, mak die eigenaer betal. Mi lolo na taphus, mi lolo suk stekki sowed gut fo mi goj na pot. |
de berg(en); ik heb de jongen gestuurd om haar te vangen. De varkens zijn in 't hok, ik ga batatewortels zoeken tot voedsel voor ze. Een koe is over de afscheiding gekomen en heeft 't hele jonge plantsoen vernield; als ik haar pak zal ik haar naar het fort meenemen, en de eigenaar laten betalen. Ik ga naar stad om een stuk pekelvlees te halen om in de pot te doen. |
Wat ju sal ha fo dinner? |
Wat krijg je voor middagmaal? |
Mi no weet, mi wel bak fes mit bak banana; wen mi no ka ha ander, mi jeet sowed gut mit funchi. |
Ik weet het niet, ik houd van gebakken vis met gebakken bananen; als ik niets anders kan krijgen, eet ik pekelvlees met meelspijs. |
Mi wonder, as di ha eniste nyw na taphus; mi mankee loop fo weet die nyw, as mi kom na plantaj; fordimak we ha werk fo du na plantaj. Wi ha fo loop na camina fo lo plant die sukustok. |
Ik ben benieuwd of er wat nieuws is in stad; want als we op de plantage komen moeten we lopen om nieuws te horen; want we hebben werk te doen op de plantage. We moeten naar 't veld gaan om het suikerriet te planten. |
Ma biren, die pot lo brau. |
Maar buurman, de pot kookt over. |
Du die na grun te mi hoppo. Mi lo prat mit die mester, ma mi sal kom kik na die miselluf. |
Zet hem op de grond tot ik op ben (?). Ik ben aan 't praten met de meester, maar ik zal er zelf naar komen kijken. |
| |
| |
Mi sal groot te asteran mi sal kom weeren. |
Ik zal (je) groeten tot ik terug zal komen. |
Adios. |
Goeien dag. |
|
-
voetnoot1)
- Vgl. Negerengels: Pasi langa, okro dre na boom (wanneer de weg, naar de kostgronden, lang is verdroogt de okro, een vrucht, aan de boom, vóór men de tijd heeft te komen, Wullschlägel no. 495); derhalve ons spreekwoord ver van je goed, dicht bij je schade. 't Negerhollandse spreekwoord zal wel hetzelfde betekenen.
-
voetnoot2)
- Vgl. Negerengels: Areentem tingi-fowloe wani meki hoso: dre tem a de vergiti (in de regentijd wil de gier, de stinkvogel, een huis maken, maar in het droge jaargetij vergeet hij het. Wullschlägel (no. 31) geeft hierbij de verklaring: in de nood belooft iemand veel, later is hij 't vergeten.
-
voetnoot1)
- Negerengels (Wullschlägel no. 81): Bergi nanga bergi no de mit makandra, ma soema nanga soema sa miti makandra.
-
voetnoot1)
- Ik heb op gezag van Pontoppidan aldus vertaald, ofschoon 't Kreools recht geeft om een minder barbaarse opvatting te verdedigen, n.l. zij (het) zal haar (zijn) eten laten staan.
-
voetnoot1)
- Ongetwijfeld drukfout voor cuj, 't woord dat enige regels lager voorkomt.
|