Het Negerhollands der Deense Antillen
(1905)–D.C. Hesseling– Auteursrecht onbekendBijdrage tot de geschiedenis der Nederlandse taal
[pagina 121]
| |
V. [Punten van overeenkomst en van verschil met het Nederlands in Zuid-Afrika]In de vorige hoofdstukken is herhaaldelik gewezen op punten van overeenkomst tussen het Negerhollands en het Afrikaans; het glossarium zal gelegenheid geven sommige van die parallellen ook in de woordeschat te volgen. Het zou misschien wel de moeite waard zijn de beide talen eens systematies en in alle onderdelen te vergelijken, doch dit vrij uitvoerig onderzoek valt buiten het kader van dit boek. Toch kan ik niet nalaten hier de hoofdtrekken aan te geven van het plan dat men m.i. bij die vergelijking zal moeten volgen; er zal uit blijken welke slotsom ik opmaak uit de gevolgtrekkingen ten opzichte van het Afrikaans die de studie van het Negerhollands aan de hand doet. Bij het bespreken der verschillende proeven van Negerhollands heb ik er reeds op gewezen dat een Europese taal in zeer verschillende graden een Kreools karakter kan aannemen. Indien wij het Afrikaans naast het Negerhollands der slaven plaatsen zien wij de twee uiterste termen van de reeks die van Nederlands tot Kreools voert; het Afrikaans staat aan 't begin van de rij; als tussenterm, maar reeds dicht bij het eind gelegen, kunnen wij 't Negerhollands der Blanken op de Deense Antillen beschouwen, terwijl de taal van hun slaven alle eigenaardigheden van eigenlik Kreools vertoont. Ik heb in een vroeger geschrift betoogd dat het Afrikaans ‘halverwege is blijven staan op den weg om Kreools te worden’ en uitvoerig trachten aan te tonen door welke oorzaken dit proces is gestuitGa naar voetnoot1). Ondanks dat verschil in de loop der gebeurtenissen kan men uit de gelijksoortige ontwikkelingsgeschiedenis de volgende punten van | |
[pagina 122]
| |
overeenkomst tussen de taal van onze vroegere Kaapkolonie en het Negerhollands vaststellen: 1o. In Afrika en in Amerika is een mengeltaal ontstaan uit ons Nederlands; de overgrote meerderheid der woorden van beide talen is dan ook aan onze taal ontleend, en de klanken zijn in hoofdzaak Nederlandse klanken. 2o. Het Nederlands dat ten grondslag ligt aan beide talen is onze taal zoals die in de 17de taal door de eenvoudige burgerij en door het scheepsvolk gesproken werd. Wie dus Afrikaans of Negerhollands histories wil bestuderen en verklaren, mag zich niet tevreden stellen met de kennis van onze beschaafde spreektaal, nog minder met het lezen van onze deftige schrijvers, maar hij moet - dat kan niet genoeg herhaald worden - ook gemeenzaam, ja plat Hollands leren door 't beluisteren der hedendaagse volkstaal en door 't lezen der zeventiende-eeuwse kluchten en pamfletten. Veel wat eerst niet-Nederlands klonk wordt dan herkend als ons bezit, Germanismen vooral verdwijnen en tal van woorden in beide talen blijken - gelijk in alle Kreoolse of Kreoliserende idiomen - aan 't zeemansbedrijf ontleend te zijn. 3o. In Afrika en in Amerika is 't Nederlands veranderd onder invloed van een vreemde taal. Aan die gelijkheid van de oorzaak der verandering danken de beide talen hun, in graad verschillende, maar in 't wezen der zaak gelijksoortige vereenvoudiging, het afleggen van bijna alle elementen van buiging en vervoeging, in één woord al datgene wat, naar de theorie van Coelho, door psychologiese verklaring van algemene aard duidelik gemaakt kan worden. En tans de punten van verschil! In de eerste en voornaamste plaats moet er op gewezen worden dat in Afrika de faktoren tot taalverwording tot op zekere hoogte werden geneutraliseerd door omstandigheden die verband met de oorspronkelike taal bevorderden. Verder lag aan 't Negerhollands een ander dialekt ten grondslag dan aan 't AfrikaansGa naar voetnoot1), en eindelik was het ontstaan van 't Kreools der Antillen veroorzaakt door andere | |
[pagina 123]
| |
talen dan het Maleis-Portugees, dat zo sterke invloed op onze taal in Zuid-Afrika heeft geoefend. Van dit laatste zijn eigenaardige verschillen het gevolg die op de wijze, door Adam eenzijdig toegepast, verklaard moeten worden. Men ziet dus dat de beide bovengenoemde theorieën ieder een deel waarheid bevatten en alleen verwerpelik worden wanneer zij, gelijk door Coelho en Adam geschied is, worden voorgedragen als de oplossing gevend van 't gehele vraagstuk, als lopers op alle sloten. Er zijn nog altijd - hoewel niet in Nederland, voor zover ik weet - enkele geleerden die aan een ‘spontane’ overgang van Nederlands tot Afrikaans gelovenGa naar voetnoot1). Hoe dat mogelik is voor iemand die dergelijke vraagstukken bestudeerd heeft, verklaar ik niet te begrijpen. Wil men zich vóór ogen stellen hoe de taal wordt van een volkplanting die los raakt van 't moederland, een taal dus die z.g. aan zich zelf is overgelaten, dan beschouwe men het Frans van Canada. Langer dan onze taal in Zuid-Afrika is 't Frans in Canada inheems; de Franse bevolking is sedert 1763 officieel van 't stamvolk gescheiden; zij heeft in haar patriarchale neigingen veel karaktertrekken met de Afrikaanders gemeen, zodat vergelijking van de beide gevallen, bij onmiskenbare punten van verschil, zo gerechtvaardigd is als vergelijking wezen kan: welnu, hoe is tans de verhouding van de taal der z.g. ‘habitants’ van het Dominion tot de gemeenlandse taal der Fransen in Europa? Andere, aan Normandië herinnerende klankwaarde van oi, ai, ei, eu, un, een groot aantal Engelse woorden in de konversatie en sommige wijzigingen van semasiologiese aard, ziedaar alles | |
[pagina 124]
| |
wat de twee talen onderscheidtGa naar voetnoot1); van verschil in vormleer is geen sprake, normalisering der onregelmatige werkwoorden b.v. vindt men er niet. Het is waarschijnlik dat onze taal in Zuid-Afrika niet verder was afgeweken van 't Nederlands indien de geografiese gesteldheid geen ingrijpende invloed van de Indiese haven- en slavetaal teweeg had gebracht. Hoe dit zij, in West-Indië vindt men een voorbeeld van wat geschiedt wanneer, bij nog groter afzondering van een volkplanting, nog inniger en langduriger aanraking met een vreemde taal zich laat gelden. Niemand zal het wagen de formatie van het Negerhollands toe te schrijven aan de ‘spontane’ ontwikkeling van het Nederlands; mij dunkt dat, wanneer men dit idioom heeft leren kennen, een dergelijke verklaring voor het Afrikaans weinig minder ongerijmd wordt. Ik ben niet blind voor de belangrijke punten van verschil die tussen beide talen bestaan, doch ik vertrouw dat zij die nog mochten twijfelen aan de betekenis van het Maleis-Portugees voor de vervorming van onze taal in Zuid-Afrika, evenmin hun ogen zullen sluiten voor de zo scherp zich aftekenende punten van overeenstemming. Daarom meen ik in deze studie de bevestiging te mogen zien van 't geen ik indertijd aangaande het Afrikaans bedoelde te bewijzen. |
|