Het Negerhollands der Deense Antillen
(1905)–D.C. Hesseling– Auteursrecht onbekendBijdrage tot de geschiedenis der Nederlandse taal
[pagina 1]
| |
Inleiding.In geen enkele van onze bezittingen in West-Indië is de Nederlandse taal het middel van gedachteuiting waarvan zich alle daar verblijvende Nederlandse onderdanen bedienen; in Suriname moet het Nederlands als landstaal naast zich dulden het Negerengels, dat wel geen toegang heeft verkregen tot de salons, maar toch ook door blanken gebruikt wordt wanneer zij met de gekleurde bevolking in aanraking komen; op Curaçao, Aruba, Bonaire is 't Negerspaans of Papiements de taal waarin ook de beschaafde inwoners veelal met elkaar verkerenGa naar voetnoot1), en op de eilanden boven de wind (St. Eustatius, Saba en St. Martin) heerst het Engels oppermachtigGa naar voetnoot2). | |
[pagina 2]
| |
De bontheid der taalkaart van onze West heeft drieërlei oorzaak: de betrekkelike gemakkelikheid waarmee Nederlanders in den vreemde hun moedertaal prijsgeven, de overmacht van talen door volken gesproken die ons in handelsgrootheid en getalsterkte overtreffen, de omstandigheid dat in verschillende streken reeds vóór ons zich blanken hadden gevestigd en er hun taal hadden overgebracht. Het schijnt mij toe dat de tweede faktor de gewichtigste is; toch kan men licht de beide andere onderschatten. Immers toen Engeland's handel de onze in veel geringer mate overtrof dan tans het geval is, was de toestand reeds soortgelijk; ten allen tijde hielden de Engelsen veel strenger aan hun eigen taal vast dan wij, voor een deel uit minachting van 't geen zij niet begrijpen, voor een ander deel uit een gevoel van eigenwaarde dat navolging verdient. Op de Deense Antillen spraken alle andere blanken het Kreools van 't eiland, en leerden hun kinderen die taal van de negerinnen en de negerkinderen met wie ze omgingen, ‘die Engländer hingegen, zegt Oldendorp in 1777, lernen mehrentheils kein Creolisch, und ihre Sclaven müssen sich darinn nach ihnen richten. Daher reden in grossen Gegenden von St. Croix die Neger nichts als Englisch’Ga naar voetnoot1). Hoeveel het voordeel der eerste inbezitneming waard is, blijkt het best uit de rol die het Portugees in onze Oost heeft gespeeld, een rol die niet in verhouding schijnt te staan tot de korte duur van de Portugese handelsbloei tussen de keerkringen. Nog in de eerste helft der achttiende eeuw dreigde het Portugees in | |
[pagina 3]
| |
Batavia het Nederlands te verdringenGa naar voetnoot1). In Suriname waren de Engelsen, die omstreeks 1630 zich er gevestigd hadden en er in 1665 reeds 40 à 50 suikerplantages bezatenGa naar voetnoot2), onze voorgangers; toen zij in 1667 de kolonie aan ons moesten afstaan en in groten getale het land verlieten, had zich daar reeds onder de gekleurde bevolking een mengeltaal gevormd die, ondanks het gestadig toenemen van Hollandse woorden en uitdrukkingen, nooit het karakter van Neger engels verloren heeft. Op de eilanden beneden de wind volgden wij als meesters de Spanjaarden op, en slaagden er ook hier niet in de bestaande landstaal te verdringenGa naar voetnoot3). Alleen op de bovenwindse eilanden waren wij de eerste blanke bezitters; de gesteldheid en de ligging van deze eilanden, die vóór alles entrepôts voor de handel waren, deed hier de mededinging van een machtiger taal zegevieren. Vergelijking met hetgeen wij in onze tegenwoordige kolonies waarnemen geeft recht tot de onderstelling dat in streken die door Nederlanders zijn gekoloniseerd, en later in andere handen zijn overgegaan, gedurende langer of korter tijd naast het officiële Nederlands een mengeltaal heeft bestaan, een Nederlands Kreools, dat vermoedelik hier en daar sporen zal hebben achtergelaten. | |
[pagina 4]
| |
Een voorbeeld levert Berbice. In 's Rijks Archief wordt een tweetal briefjes bewaard, door de hoofden van de slavenopstand die in 1763 de kolonie teisterde aan de goeverneur Van Hogenheim gezonden. Ik laat ze hier volgen ter staving van mijn mening omtrent het Kreools dat eens in Berbice gesproken werdGa naar voetnoot1): ‘Coffy, Gouverneur van de Neegers van de Berbice, Capitein Accara en laat UEd. groet, laat UEd. weet dat geen oorlog soek, vermis maar als UEd. soek oorlog te [tegen] de Neegers, sie ook klaar. Barguy en syn Bediende Graaf, Schoock delle van Lentzens gr. Frederick Betjes, maar de heer Barguy en sijn Bedienden en de Graaf syn de Operschuldenar van de quat die in de Berbice geschied is, de Gouverneur is by geweest toe dat hebbe begonne te schied, hij is seer quate [kwaad] geweest dat sy begonne heb, de Gouverneur van de Berbice verzoek UEd. dat UEd. met mijn koomt om met te spreeken, en UEd. moet niet ban [bang] wees, maar als U wil niet koom sy sal vechten soo lang als een Christ en [in] de Berbice is; de Gouverneur sal UEd. geeven de half Berbice, en sy luye sal amaal na booven gaan, maar moet niet denken dat de Neeger wel Slaven wil zijn, maar de Neeger dat UEd. heb op de Seepe [schepen] die kan zijn UEd. slaaven, de Gouverneur groet UEd’. ‘De Edele Brief die heben wel ontfangen, derwiel doet [dat] de jonge Heer Charbon siek is, soo versoeke uwe de Neeger Cofi en Accara dat je andere in die blaets [plaats] steueren, of de selven, en wie [wij] versoeke de heer Gouverneur selfs met de komen, dat wie ook wel weeten doet [dat] en [een] Godt is in [en] als die gedaegten haeden [hadden] om joe kwae te doen wie suellen keen Brief stuerren, omdat de Negre Quaebi | |
[pagina 5]
| |
en Biraemus en Piter vaen Abelzis, doet sie de Stuerman van Captien Pinabel gevaengen, en bij ons gebrocht, en ons geseid dat je luy ons daar verwachtende, maer anders dat Cofi en Accara ken [geen] quade gedaegten meer haden, dat Cofi die boven met Syn Volg, en dat hij gehoord haede daet die andre Volg by joeluy gekoomen waeren om vegten seer quawd waes voor haar lui de Neger Quaebi en Biramus gezyt als wie daar quame daet hy ons leluepe [lubben?] soeude; daer stuer uwe de neeger Cofi en [een] baer [paar] goute Gespen aan de Gouverneur’. ‘Zuiver’ Kreools is deze taal niet; de schrijver had de bedoeling Nederlands te schrijven en heeft zelfs naar zekere korrektie gestreefd, maar 't is niettemin duidelik uit de aard van zijn vergrijpen tegen onze taal, dat hier de inwerking van een vreemd idioom tot verhaspeling van het Nederlands heeft geleid. Een dergelijk onvermogen om te vervoegen en te ververbuigen, zulk een verwarring van stemhebbende met stemloze medeklinkers, deze eigenaardigheden van de slotklank (de n in ban, die vermoedelik een genasaliseerde a weergeeft), dit alles vindt zijn weerga in geen enkel Nederlands taaleigen en schijnt onverenigbaar met de hypothese van zelfstandige vervorming onzer taal binnen een betrekkelik kort tijdsverloop. Door een gelukkige omstandigheid is voor ons van 't Negerhollands van een ander deel van West-Indië heel wat meer bewaard dan zulke kattebelletjes, die alleen waarde hebben bij ontstentenis van belangrijke stukken. Op de Deense Antillen, die - als men een kortstondige vestiging op St. Croix uitzondert - nooit aan Nederland hebben behoord, maar in hoofdzaak door Nederlanders gekoloniseerd moeten zijn, is onze taal eeuwen lang in gebruik geblevenGa naar voetnoot1); Deense en Duitse | |
[pagina 6]
| |
zendelingen hebben zich op 't eind der 18de en 't begin der 19de eeuw met ijver op de kerstening der negerslaven toegelegd en verschillende geschriften samengesteld in de taal van hun katechumenen. Uit die boeken, vergeleken met een paar mededelingen van andere herkomst, kunnen we ons een vrij nauwkeurig beeld vormen van het Kreools dat lange tijd op St. Thomas, St. Jan en St. Croix het meest verspreid was. Aan de bestudering van die taal is dit geschrift gewijd. |
|