Nederlandsche spraakkunst
(1892-1896)–C.H. den Hertog– Auteursrecht onbekendHandleiding ten dienste van aanstaande (taal)onderwijzers
[pagina II]
| |
[Deel III]Voorbericht.De verschijning van dit 3e stuk der Spraakkunst heeft langer op zich doen wachten, dan in het voorbericht van het 1e stuk was aangekondigd. De oorzaak daarvan is allereerst hierin gelegen, dat het den schrijver bij de bewerking van deze leer der woordsoorten noodig bleek, verschillende vraagstukken, die zich bij dit onderdeel der spraakkunst voordoen, opnieuw aan een gezet onderzoek te onderwerpen. Een voorbeeld daarvan zijn de beschouwingen, die hij in den jaargang 1894 van Noord en Zuid over de zoogenaamde ‘Concrete en Abstracte substantieven’ deed verschijnen. Ook de hoofdstukken betreffende de adnominale woorden zullen o.m. van dit vernieuwde onderzoek de blijken kunnen leveren. Bij deze behandeling der woordsoorten zijn dezelfde grondbeginselen gevolgd, die in de Inleiding bij het eerste stuk zijn uiteengezet en waarvan sommige in de hier volgende Inleiding opnieuw zijn toegelicht. Het streven is steeds geweest om te doen uitkomen, hoe de normen voor het taalgebruik, die de spraakkunst aan de hand doet, door eigen waarneming uit dat gebruik zelf kunnen worden afgeleid, al behoeft daarbij het licht der historie niet te worden versmaad. Zoo moge ook dit gedeelte der Handleiding er toe bijdragen om in de kringen der taalonderwijzers en onder de velen, tot wie hun invloed zich uitstrekt, meer en meer den waan te doen wijken, dat de taalwetenschap eene aanmatigende wetgeefster zou willen zijn. Indien die verouderde opvatting nog voortleeft, dan is dit meer aan het onderwijs dan aan de wetenschap te wijten. Veertig jaren geleden heeft Dr. L.A. te Winkel zich al beijverd om in de onderwijswereld het denkbeeld te doen doordringen, dat ‘elke | |
[pagina III]
| |
levende taal onophoudelijk verandert,’ en derhalve ‘de grammatica, zal zij hare taak blijven vervullen, na verloop van jaren herzien moet worden, ten einde telkens den waren toestand der taal te leeren kennen Ga naar voetnoot1).’ Alleen aan het gebruik van al te beknopte schoolboeken of aan onvoldoende toelichting daarvan kan het te wijten zijn, als de spraakkunst in onze dagen nog als eene decreteerende wetenschap wordt voorgesteld, en de bewustwording van deze dwaling dan bij wijze van reactie soms eene nieuwe dwaling in het leven roept, nl. dat alle regels maar dwaasheid zijn. Deze leer der woordsoorten beperkt zich tot de beschrijving en zoo mogelijke verklaring van hunne beteekenis, functie en syntactische eigenaardigheden, waarbij ook aan het taalgebruik der jongere literatuur de noodige aandacht is gewijd. De bijzonderheden omtrent de veranderlijkheid der woorden (de leer der buígingsvormen) zullen in een volgend 4e stuk worden samengevat.
Amstérdam, April 1895. C.H. den Hertog.
| |
Bij den tweeden druk.De herdruk heeft gelegenheid gegeven, hier en daar in dit 3e stuk der Nederlandsche Spraakkunst iets te veranderen of in te lasschen. Door bijzondere oorzaken was het onmogelijk, de in de eerste zes vellen noodig geachte wijzigingen in den tekst aan te brengen, zoodat ze nu aan het slot van het aanhangsel (blz. 243 en 244) verzameld zijn. Op deze veranderingen en toevoegingen wordt in 't bijzonder de aandacht van den lezer | |
[pagina IV]
| |
gevestigd, daar nergens in den tekst naar dit laatste deel van het aanhangsel verwezen wordt. Voor het 4e en 5e stuk zijn door den Schrijver geen bouwstoffen nagelaten. Mocht dus te eeniger tijd deze spraakkunst worden gecompleteerd, dan zullen de toe te voegen deelen te beschouwen zijn als eene poging om wat in De Nederlandsche Taal, Practische Spraakkunst van het hedendaagsche Nederlandsch (2 deelen) gezegd is over de Leer der vormen, de Leer der woordvorming en de Leer der klanken naar de door den Schrijver in de drie verschenen stukken der ‘Nederlandsche Spraakkunst’ gevolgde methode breeder te behandelen en historisch toe te lichten. Nu reeds zij den gebruiker dezer Spraakkunst de kennismaking met de drie genoemde hoofdstukken in De Nederlandsche Taal aanbevolen. Binnenkort zal een herdruk verschijnen van Nederlandsche Spraakkunst I en II, in overeenstemming gebracht met de overeenkomstige onderdeelen van De Nederlandsche Taal. Voor de aanwijzing van leemten of gebreken, bij het gebruik van dit 3e stuk opgemerkt, houdt de ondergeteekende zich ringend aanbevolen.
Amsterdam, Juli 1903. H.J. den Hertog. |
|