Nederlandsche spraakkunst
(1892-1896)–C.H. den Hertog– Auteursrecht onbekendHandleiding ten dienste van aanstaande (taal)onderwijzers
19.Als aanknoopingspunt voor de beschouwing van dit verband moet herinnerd worden aan enkele zaken, welke daaromtrent in het 1e stuk §§ 50 en 51 gezegd zijn. Door oorzakelijke betrekking verstaan wij de verhouding van twee werkingen, waarvan de eene, de werking A, geacht wordt de andere, de werking B, te voorschijn te roepen. De werking A heet dan de oorzaak, de werking B het gevolg. Zoo is regenen de oorzaak van nat worden, waaien de oorzaak van het omvallen van boomen, het afrukken van takken, het wegvoeren van hoeden, enz. De term gevolg wijst er op, dat wij gewoon zijn, ons oorzaak en gevolg als twee op elkander volgende werkingen voor te stellen. In naïeve taal worden oorzaak en gevolg dan ook herhaaldelijk als eene tijdsbetrekking voorgesteld: Hij nam trouw in, en toen werd hij beter. En bij de afhankelijke zinnen houden de voegwoorden nu (dat) en dewijl (die wile dat = op den tijd dat) deze verwantschap tusschen de temporale en causale betrekkingen in herinnering. Oorzaken en gevolgen zijn dan ook steeds werkingen of toestanden. De zuiverste en duidelijkste uitdrukking van oorzakelijk verband geschiedt daarom door twee zinnen: | |
[pagina 21]
| |
Socrates heeft vergif moeten innemen; daardoor is hij gestorven. De eerste werking, die de oorzaak is, kan echter ook in den vorm eener bepaling weergegeven worden: Door het innemen van vergif is Socrates gestorven. Nog korter kan men zijn door te zeggen: Socrates is door den gifbeker gestorven. Het schijnt dan wel, dat een ding als oorzaak vermeld wordt, maar in werkelijkheid is het de van dat ding uitgaande werking. In het voorgaande zijn de begrippen oorzaak en gevolg in hunne eenvoudigste beteekenis omschreven. Indien wij de betrekking echter in bijzonderheden nagaan, dan zijn de volgende gevallen te onderscheiden:
1o. Eene oorzaak leidt zonder eenige tusschenkomst tot een gevolg: Door dien ontzettenden brand zijn een aantal arbeiders broodeloos. 2o. Eene oorzaak werkt als reden op den wil of als grond op het oordeel, en leidt òf tot een besluit of daad, òf tot eene bewering of gevolgtrekking: Wegens den nood der arbeiders heeft zich eene commissie tot het inzamelen van liefdegaven gevormd. Wegens de loopende geruchten zal er waarschijnlijk wel een gerechtelijk onderzoek ingesteld worden. 3o. Eene oorzaak wordt opzettelijk aangewend en wordt dan een middel om een gewild gevolg (= doel) in het leven te roepen: Door het omhalen der muren heeft men den brand beperkt. Met eene brandende lucifer had de booswicht de krullen vlam doen vatten.
Er kunnen alzoo als bijw. bepalingen voorkomen: 1o. direct werkende oorzaken, 2o. op den wil en het oordeel werkende redenen of gronden, 3o. opzettelijk aangewende oorzaken of middelen. Daartegenover is het insgelijks mogelijk, dat het gezegde de veroorzakende werking uitdrukt en dat als bijw. bepalingen vermeld worden:
4o. Een gevolg Ga naar voetnoot1): Tot groote teleurstelling der arbeiders heeft de directie besloten, de fabriek niet te herbouwen. 5o. Een doel (gewild gevolg): Tot ondersteuning der werkloozen zal er eene collecte langs de huizen gehouden worden. | |
[pagina 22]
| |
Ook de voorwaarden en toegevingen zijn tot deze groote rubriek te brengen, wat blijkt uit de volgende omschrijving dezer begrippen:
6o. Een oorzaak (reden of grond) wordt als mogelijk of noodig voorgesteld en treedt dan op als voorwaarde: Bij meerdere waakzaamheid had de ramp kunnen voorkomen worden. 7o. Eene oorzaak (reden of grond) wordt als vergeefsch, als zonder gevolg voorgesteld en treedt dan op als toegeving: Ondanks den ijver der brandweer was het vuur niet te bedwingen.
| |
20.Uit het feit, dat oorzaken en gevolgen steeds werkingen of toestanden zijn en alzoo het duidelijkst door twee zinnen weergegeven worden, is reeds af te leiden, dat deze wijze van verbinding eene hoofdgroep van het nevenschikkend verband moet uitmaken. Na bovenstaande herinnering kan thans nagegaan worden, op welke wijze de verbinding van oorzaken en gevolgen in de verschillende vormen, waarin zij zich voordoen, door nevengeschikte zinnen geschieden kan. Daartoe moet opgemerkt worden, dat hiertoe twee wegen zijn in te slaan; nl. 1o. eerst het feit, het besluit of de bewering vermelden, en daarna de oorzaak, de reden of den grond. 2o. eerst de oorzaak, de reden of den grond vermelden en daarna het gevolg, het besluit of de gevolgtrekking.
| |
21.Oorzaak, reden of grond in den nazin. Wanneer de volgorde aldus is, dan krijgt de tweede zin gewoonlijk een weinig meer nadruk dan de eerste, en ofschoon het geheel eene tweeledige mededeeling blijft, valt op de vermelding van oorzaak, reden of grond de meeste aandacht. De zinnen kunnen zonder verbindingsmiddel naast elkaar worden geplaatst (Hij gaat niet mee; hij kan geen verlof krijgen), of ze kunnen verbonden worden door het voegwoord want, dat afwisselen kan met de voegwoordelijke bijwoorden immers, namelijk en toch, en in een paar bijzondere gevallen met althans en trouwens. De inhoud der zinnen in § 19 onder 1o. en 2o. kan dan ook met eenige uitbreiding als volgt worden weergegeven: | |
[pagina 23]
| |
(Feit) Een aantal arbeiders zijn hier broodeloos; want (oorzaak) heden nacht is de fabriek afgebrand. (Daad). Er heeft zich eene commissie tot het inzamelen van liefdegaven gevormd; want (reden) de nood der arbeiders is verschrikkelijk. (Bewering.) Waarschijnlijk zal er een gerechtelijk onderzoek ingesteld worden, want (grond) er loopen vreemde geruchten omtrent de oorzaak van den brand.
Opmerkingen. 1. Indien de in § 19 onder 3o, 6o en 7o gegeven zinnen op dezelfde wijze als boven worden omgewerkt, krijgt men de volgende samengestelde zinnen: a. De commandant trachtte den brand dadelijk te beperken; daartoe liet hij de muren omhalen. b. De ramp had wel voorkomen kunnen worden; want men had waakzamer kunnen zijn. c. Het vuur was niet te bedwingen; nochtans had de brandweer zich ijverig genoeg geweerd. Uit de beschouwing daarvan volgt: a. dat indien men eene oorzaak in den tweeden zin als opzettelijk aangewend, dus als middel wil aanwijzen, het voegwoord want niet meer geschikt is, maar vervangen wordt door het voegw. bijw. daartoe, afwisselend met te dien einde, dat naar het voorafgaande feit als doel verwijst, waardoor hetgeen volgt het karakter van middel verkrijgt. b. dat een nevengeschikte nazin niet goed eene noodig geoordeelde oorzaak of voorwaarde kan uitdrukken; immers in zin b is de voorzin eene bewering geworden en de nazin bevat daarvan den grond. Hierna zal blijken, dat het doel beter te bereiken is, door de voorwaarde voorop te stellen. c. dat het verband tusschen een feit en eene vergeefsche oorzaak of toegeving uitgedrukt wordt op eene wijze, die reeds als beperkend tegenstellend verband onder de tweede rubriek is behandeld. Vandaar dat het overzicht in § 21 zich bepaalt tot de drie in den tekst vermelde gevallen. 2. Omtrent het gebruik van immers, namelijk en toch is nog het volgende op te merken. Immers drukt modaliteit uit; het maakt eene mededeeling tot eene vraag, als in: Ge komt immers? Dit vragend karakter blijft eenigszins behouden, wanneer het als verbindingsmiddel dient: Waarschijnlijk kende hij die omstandigheden niet; immers hij zou dan..... enz. De tweede zin is hier eigenlijk een vragend beroep op den hoorder. Meestal staat immers vooraan, nu met, dan zonder inversie. Namelijk staat gewoonlijk in het midden van den zin: er loopen | |
[pagina 24]
| |
namelijk vreemde geruchten, enz. Voorop staat het, wanneer eene opsomming volgt: Er zijn vier universiteiten, namelijk: te Leiden... enz. Deze opsomming is dan de grond voor hetgeen vooraf gezegd is. Namelijk kan dan afwisselen met als en te weten. Het oorzakelijke toch staat nooit vooraan in den tweeden zin: de fabriek toch is heden afgebrand; de nood der arbeiders toch is verschrikkelijk; vreemde geruchten, toch loopen er... enz. Steeds moet het een woord met vollen klemtoon zijn, dat aan toch voorafgaat. De oorzaak, dat dit toch nooit vooraan staat, zal wel zijn, dat het, vooropgeplaatst, een tegenstellend verbindingsmiddel wordt. Vgl. bv.: De Prins van Oranje had de Leidsche overheid tijdig gewaarschuwd; toch had zij verzuimd de stad van levensmiddelen te voorzien, en Groot was de ellende der Leidenaars; de overheid toch had verzuimd de stad van levensmiddelen te voorzien. 3. Achter althans volgt gewoonlijk eene oorzaak, reden of grond, dien de spreker zelf niet geheel afdoende vindt. Achter trouwens volgt daarentegen steeds eene mededeeling, die in alle opzichten afdoende wordt geacht. (Vgl. III, § 106, Opm. 2). 4. Een grond kan ook vermeld worden door eene oratorische vraag, al of niet voorafgegaan door of (Vgl § 18, Opm. 3). Of is niet dat blauw in zijn vleklooze pracht de trouw onzer vaadren gewijd? Is niet het kind de vader van den man? Ook hier wordt evenals bij immers een beroep op den hoorder gedaan, om op, den aangegeven grond de voorafgaande bewering toe te stemmen.
| |
22.Gevolg, besluit of gevolgtrekking in den nazin. Het kan ook zijn, dat eene oorzaak, reden, grond, middel, voorwaarde of toegeving in den voorzin vermeld wordt; dan komt het uitwerksel of gevolg, het besluit of de daad, de gevolgtrekking, het doel, het vermoedelijke of verwachte gevolg, of het niet verhinderde gevolg in den nazin en krijgt dit deel den meesten nadruk. Dit kan niet geschieden door voegwoorden, maar wel door voegwoordelijke bijwoorden, terugwijzend naar den inhoud van den voorgaanden zin. Dit blijkt uit de volgende voorbeelden: 1. Heden nacht is de fabriek hier afgebrand; daardoor zijn een aantal arbeiders broodeloos. De directie heeft besloten de fabriek niet weer te herbouwen; daardoor zijn de arbeiders zeer teleurgesteld. 2a. De nood der arbeiders is verschrikkelijk; daarom heeft zich eene commissie tot het inzamelen van liefdegaven gevormd. | |
[pagina 25]
| |
2b. Er loopen vreemde geruchten omtrent de oorzaak van den brand; derhalve zal er waarschijnlijk een gerechtelijk onderzoek ingesteld worden. 3. De commandant liet de muren omhalen; daardoor (of daarmede) heeft hij den brand dadelijk beperkt. Er zal eene collecte langs de huizen gehouden worden; met de opbrengst daarvan (daarmede) zullen de werkloozen ondersteund worden. 4. Men had waakzamer kunnen zijn; dan ware de brand misschien voorkomen. 5. De brandweer was ijverig genoeg; nochtans was het vuur niet te bedwingen. Wat den laatsten zin betreft, is wederom op te merken, dat deze soort van verbinding reeds voorkomt als beperkend tegenstellend verband. Er volgt echter uit, dat gemeld verband ook onder de rubriek van het oorzakelijk verband gebracht zou kunnen worden.
| |
23.Omtrent de hier gebruikelijke verbindingsmiddelen is nog het volgende van belang. Daardoor wijst zoowel op eene voorafgaande oorzaak, als op een voorafgaand middel. Het kan afwisselen met hierdoor en in het eerste geval ook met dientengevolge. Daarom kan vervangen worden door hierom, dan ook, ook, of door de minder gewone voegw. bijw. mitsdien, dies, deswege en diensvolgens. Derhalve wisselt af met dus, bijgevolg, alzoo en dan ook. In plaats van het voorwaardelijke dan, is de uitdrukking in dat geval te gebruiken.
Opmerking. Hier kan thans eene opmerking volgen, die eigenlijk alle drie de voorgaande rubrieken betreft. Het is telkens gebleken, dat wanneer het zinsverband door een voegwoordelijk bijwoord uitgedrukt wordt, dit laatste dan niets anders is, dan eene aanduiding van den inhoud van den voorgaanden zin. Strikt genomen is dan ook in al dergelijke gevallen het zinsverband aaneenschakelend, wat bewezen wordt door het feit, dat vóór de meeste voegwoordelijke bijwoorden het voegwoord en kan komen; alzoo niet alleen en ook, | |
[pagina 26]
| |
en bovendien, en verder, deels- en deels, enz., maar ook en echter, en toch, en niettemin, of en daardoor, en daarom, en dus, en daartoe, en daarmede, enz. Voor integendeel en daarentegen komt dit en begrijpelijkerwijze niet voor; wel soms pleonastisch maar. Ook dient opgemerkt te worden, dat niet alleen dergelijke bijwoorden, maar evenzeer allerlei bijwoordelijke voorzetselbepalingen een volgenden zin aan een voorgaanden kunnen verbinden; bv. op die plaats, sinds dat oogenblik, om die reden, naar aanleiding daarvan, in die omstandigheden, in weerwil daarvan, op die manier, te dien opzichte, enz. Het doel van deze opmerkingen is alleen, hiermede nog eens terug te keeren tot hetgeen in § 4 voorloopig is aangeduid. Het mag nl. niet uit het oog verloren worden, dat de wijzen, om een zin aan een anderen te verbinden, zonder dat hij zijne onafhankelijkheid verliest, velerlei zijn en dat de drie groote afdeelingen van het nevenschikkend zinsverband slechts de belangrijkste gevallen behandelen, nl. die, waarbij de verbonden zinnen inderdaad als een geheel beschouwd worden. Het echte nevenschikkend zinsverband is dan ook dat, hetwelk bewerkt wordt alleen door de beteekenis der verbonden zinnen of door echte voegwoorden. Dat de verbonden zinnen eene eenheid vormen, wordt dan gemeenlijk aangewezen, door slechts aan het begin van den eersten zin eene hoofdletter te gebruiken. De overige verbindingsmiddelen zijn niet anders dan terugwijzende voornaamwoorden, bijwoorden of voorzetselbepalingen, waardoor in eene reeks van zinnen, die een gedachtegeheel uitmaken, elke volgende aan een vorigen geschakeld wordt. Deze beide manieren van nevenschikking loopen intusschen dooreen. Het is niet vreemd, dat met en, maar, doch, of of want een nieuwe zin begonnen wordt. En aan den anderen kant worden een aantal voegwoordelijke bijwoorden, gelijk hiervoren gebleken is, met de echte voegwoorden in functie gelijk gesteld en dienen zij ook om twee of meer zinnen tot een geheel te verbinden, waarvan de deelen niet door een scheidend punt of lange pauze, maar door eene verbindende kommapunt of kortere pauze van elkaar onderscheiden worden. |
|