Nederlandsche spraakkunst
(1892-1896)–C.H. den Hertog– Auteursrecht onbekendHandleiding ten dienste van aanstaande (taal)onderwijzers
9.Het aaneenschakelend zinsverband komt veel voor in den beschrijvenden of verhalenden stijl. Gewoonlijk worden aldus verbonden zinnen op gelijken toon uitgesproken: Het is nacht, het is het kwade seizoen. De lucht is donker; de wolken zijn dik en drijven onstuimig en snel heen en weder; de maan scheurt ze nu en dan met een waterachtigen straal. De wind huilt door 't gebergte; de regen ruischt; van verre gromt de donder.’ (Beets.) Komt er soms ten slotte een zin, die al het voorgaande samenvat, dikwijls ingeleid met kortom, - dan krijgt deze bijzonderen nadruk. Vgl. voor een mooi voorbeeld het fragment uit Bogaers' Heemskerk, aangehaald in De Groot, Leopold en Rijkens, II, 110, aanvangende met: ‘Nu rijzen er alom bevelen;’
gevolgd door eene lange reeks van gewoon aaneengeschakelde zinnen, de toebereidselen tot den slag vermeldende, en eindigend met: ‘Wat Neerland veil'gen in de slacht -
Wat Spanje moet te gronde voeren,
Het rijst er als door toovermacht.’
Of ook dezen fraaien zin uit Potgieters Rijksmuseum: ‘Was er dan geene stemme, die u antwoordde op de vraag: “Waar bleeft ge?” - “Om het geloof op het schavot onthalsd.” - “onder de vanen der vrijheid bij Heiligerlee gesneuveld” - “be- | |
[pagina 13]
| |
zweken, na den vruchteloozen tocht over de Maas” - “juichende verscheiden, daar de zege op de Zuiderzee was behaald” - “spijt het verdrag, binnen Haarlems wallen vermoord” - “uitgehongerd op de vesten van Leiden” - onsterfelijk in het harte eener dankbare nakomelingschap!’ De bijzonderheden van dit zinsverband worden het best overzien door het te verdeelen in gewoon, versterkend, rangschikkend en verdeelend aaneenschakelend zinsverband Ga naar voetnoot1).
| |
10.Gewoon aaneenschakelend verband. Dit is de eenvoudigste soort van nevenschikking. De eene zin krijgt volstrekt geen relief boven de andere. Zeer dikwijls worden de zinnen eenvoudig naast elkander geplaatst. Verder worden als verbindingsmiddelen gebezigd de voegwoorden en en noch, die beide èn zinnen èn zinsdeelen vereenigen.
Opmerkingen. 1. Dergelijke eenvoudige verbindingen worden ook dikwijls bewerkt door bijwoorden als: daarbij, ook, mede, insgelijks, eveneens of evenzoo. Opmerking verdient, dat bij het bezigen dezer woorden geen volkomen gelijkheid meer tusschen beide gedachten bestaat, maar de tweede gedachte eenige klimming vertoont, die ook door wat meer nadruk en eene langere pauze - vandaar de kommapunt - wordt aangewezen: Mijn buurman heeft in den laatsten tijd veel tegenspoed in zijn gezin; daarbij gaan de zaken ook niet bijzonder voordeelig. - Hij had geen lust er heen te gaan; ook had hij maar weinig tijd. - De noodzakelijkheid der voorgestelde reorganisatie werd door verscheidene raadsleden in twijfel getrokken; mede werd er bezwaar gemaakt tegen de kosten. - Zijne zwakke gezondheid belette hem, geregeld aan de verwezenlijking zijner plannen te arbeiden; insgelijks (evenzoo, eveneens) had hij over voortdurende tegenwerking te klagen. Zoo vormen deze woorden een overgang tot de rubriek van het versterkend aaneenschakelend zinsverband. Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 14]
| |
Ter vereeniging van zinsdeelen is in gebruik het bijwoord alsmede (of alsook), dat op het bijgevoegde gewoonlijk eenigermate de bijzondere aandacht vestigt: Morgen worden de boeken en de platen verkocht alsmede eenige oude muziekinstrumenten. Er is niets tegen, al deze verbindingsmiddelen voegwoordelijke bijwoorden te noemen, maar het blijven toch bijwoorden van omstandigheid, die door hun terugwijzend karakter het verband doen uitkomen. 2. En en noch worden bij eene verbinding van meer dan twee leden gewoonlijk slechts gebezigd tusschen het laatste en voorlaatste lid. Ook kunnen zij aan het begin van elk der verbonden zinnen herhaald worden: En de vorm en de inhoud was uitstekend. - Noch de vorm, noch de inhoud behaagde mij. De herhaling brengt hier eene afzondering van de beide begrippen te weeg, die het gebruik van den enkelvoudigen vorm van het werkwoord wettigt. De beteekenis is, dat er aan geen tegenstelling mag gedacht worden tusschen de dus verbonden begrippen of gedachten. Hetzelfde kan uitgedrukt worden door de combinatie zoowel - als, die echter alleen bruikbaar is om zinsdeelen te verbinden en voorts iets versterkends heeft, dat haar geschikt maakt voor de vereeniging van het schijnbaar niet bijeen-behoorende. Daardoor kan deze uitdrukking ook tot de volgende rubriek gebracht worden. 3. Een leelijk misbruik is het, achter en inversie te laten volgen: Het ons opgedragen onderzoek is afgeloopen, en hebben wij thans de eer u mede te deelen, dat... enz. Dit papier is in verschillende dikten verkrijgbaar en is onlangs hieraan toegevoegd een ruw papier, onder den naam van Korn-Papier in den handel gebracht. (Uit een artikel over fotografie.)
| |
11.Versterkend aaneenschakelend verband. Hiervan is sprake bij de verbinding van het buitengewone met het gewone, het onverwachte met het verwachte, het onverklaarbare met het verklaarbare. Zij geschiedt door de voegwoordelijke bijwoorden: bovendien, buitendien, daarenboven, ja, zelfs, en door de verbindingen zoowel-als en niet alleen, niet slechts of niet enkel - maar ook. Hetzelfde doel wordt soms ook bereikt door kleine zinnen als: wat meer is, wat meer zegt, wat erger is. Het is duidelijk, dat vooral bij het gebruik van ja, zelfs en niet alleen - maar ook aan eene tegenstelling, eene schijnbare onvereenigbaarheid gedacht wordt. De gedachte daaraan wordt bestreden, door op het ongewone een bijzonderen nadruk te leggen: niet alleen mannen en vrouwen, maar ook kinderen en grijsaards. | |
[pagina 15]
| |
Opmerkingen. 1. Bij zoowel - als en niet alleen - maar ook is het merkwaardige verschil waar te nemen, dat bij het gebruik van het eerste het ongewone, en bij dat van het tweede het gewone voorop staat: Bv. In Londen rijden de sporen zoowel onder als boven den grond - In Londen rijden de sporen niet alleen boven, maar ook onder den grond. 2. Bovendien, buitendien en daarenboven drukken etymologisch eene verhouding in de ruimte uit. Zij zijn op zich zelf, evenals zelfs, als bijw. bepalingen van omstandigheid te beschouwen. Het bevestigende ja drukt modaliteit uit. 3. Ja begint al eenigszins op een voegwoord te gelijken, doordat er geen inversie achter volgt: De drukte hier in huis is niet om uit te houden; ja, ik denk er over te gaan verhuizen.
| |
12.Rangschikkend aaneenschakelend verband. Dit komt voor, wanneer een aantal bijeenbehoorende zaken achtereenvolgens te vermelden zijn. Het gebruik van verbindingswoorden in de verschillende zinnen dient dan, om op elk daarvan in het bijzonder de aandacht te vestigen en voor den lezer of hoorder de volgorde in hetzij toe-, hetzij afnemende belangrijkheid te doen uitkomen. Daartoe zijn gebruikelijk de voegwoordelijke bijwoorden: allereerst, vooreerst, ten eerste, dan, daarna, ten tweede, verder, nog, voorts, wijders, vervolgens, eindelijk, ten laatste en ten slotte. Ga naar voetnoot1)
Opmerking. Op de beteekenis dezer bijwoorden lettende, bemerkt men, dat zij meest alle eene betrekking in den tijd uitdrukken. Op zich zelf beschouwd, zijn zij dan ook als bijw. bepalingen van tijd aan te merken.
| |
13.Verdeelend aaneenschakelend verband. Dit komt voor, wanneer ten aanzien van eene zelfde zaak twee (of soms meer) mededeelingen gedaan worden, die elk op zich zelf slechts voor een deel op het onderwerp van den zin betrekking hebben. De verbinding geschiedt dan door de dubbele voegwoordelijke bijwoorden: deels - deels, eensdeels - anderdeels, eenerzijds - anderzijds, ter eene zijde - ter andere zijde, aan den eenen kant - aan den anderen kant, nu eens - dan weder; bv.: | |
[pagina 16]
| |
Deels is het luiheid van hem, deels is het onwil. Eensdeels getuigt het werk van talent, anderdeels van moeitevolle vlijt. Eigenlijk is hier tegenstelling, wat ook uitkomt door den nadruk op elk der deelen, maar zij wordt opgeheven, doordat de tegengestelde begrippen ten opzichte van eene zelfde zaak beide voor een deel gelden. |
|