Verzorgd Nederlands
(1974)–H.M. Hermkens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||||||||
23. 1.Speciale aandacht vraagt de opsomming, die uit homogene elementen moet bestaan: woorden, woordgroepen of zinnen die dezelfde grammaticale functie vervullen. Fout: - Het boek ‘Moderne welsprekendheid’ van Stuiveling bevat vier delen:
- Ofschoon niet origineel in hun denkbeelden en door sommigen bekritiseerd om hun oppervlakkigheid zijn de Philantropijnen in historisch perspectief interessant, omdat zij ten eerste vertegenwoordigers zijn van een typische pedagogische stroming: de Verlichtingspedagogiek, die gekenmerkt wordt door rationalisme, empirisme en naturalisme. Ten tweede zijn zij de eersten in de nieuwe tijd geweest, die een begin maakten met een systematische opzet van de lichamelijke oefeningen en de lichamelijke opvoeding in de scholen introduceerden. Ten derde hebben zij (...). - We kunnen twee groepen onderscheiden:
| |||||||||||||
23. 2.Woordgroepen die nergens bij aansluiten (geïsoleerde woordgroepen) zijn niet zeldzaam in de opstellen van scholieren. voorbeelden: Geen van de tentoongestelde auto's rijdt in Rusland rond; evenzo met de motorfietsen. Het is noodzakelijk dat de conventionele maatschappelijke structuur doorbroken wordt: een eerlijker, rechtvaardiger verdeling van inkomen, macht en kennis. Zo vlug mogelijk moesten alle fabrieken geautomatiseerd worden, minder mensen nodig en toch meer produktie. | |||||||||||||
23. 3.Het nevenschikkend voegwoord vereist dikwijls parallelbouw. | |||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||
In de volgende zinnen ontbreekt die: Luns is de minister die ons land veel aanzien in het buitenland heeft geschonken en hij heeft de vriendschappelijke relaties met verschillende landen verstevigd. Verbetering: en die ... verstevigd heeft. De moraal van Elckerlyc is dat we niet op de aardse goederen moeten rekenen, maar we moeten alleen op het hemelse rekenen. Bredero was iemand die zolang hij geld had er lustig op los leefde, maar zodra zijn beurs leeg was, kwam hij tot inkeer. | |||||||||||||
23. 4.Ongelijksoortige zinsdelen kunnen niet door nevenschikkende voegwoorden verbonden worden. De combinatie bijwoordelijke bepaling en bepaling van gesteldheid komt in teksten voor: ‘Recht voor mijn kijken uit, stond op den scherpen draad de jongen los en boven de oogenvollen kuil benedenGa naar eind239, een Donatello-beeldje zonder voetstuk en aan een dwarsfluitspeler doende denkenGa naar eind240’. Maar er zijn beperkingen. Ik meen dat de combinatie van predikatieve bepaling met een bijw. bepaling van hoedanigheid, vergelijking of omstandigheid geen grammaticaal bezwaar meebrengt; misschien is er vaak stilistische kritiek mogelijk. voorbeelden: Woedend en als een getergde leeuw keek hij me aan. Eenzaam en zonder personeel woonde ze in de villa. Andere combinaties zijn moeilijker te verwezenlijken of zelfs onmogelijk: Woedend en nadat ze het boek in een hoek gesmeten had, ging ze weg. | |||||||||||||
23. 5.Een moeilijker vraag: moeten nevengeschikte woordgroepen tot hetzelfde syntactisch patroon behoren? Gevallen als ‘Ik zag de dief en hoe hij in het donker wegvluchtte’ bevatten geen probleem: hier is geen nevenschikking binnen één lijdend voorwerp, maar samentrekking van twee zinnen. Het is wel opvallend dat de meeste gevallen van verschil in patroon in ‘moeilijke’ teksten voorkomen. voorbeeld: ik bedoel natuurlijk niet, dat die (ondeugden) op zichzelf waardering verdienen, maar wel begrijpen (= substantief), hoezeer onmisbaar of juister voorwaarde van zijn grote eigenschappen die warenGa naar eind241. (Het samengestelde naamw. deel bestaat uit de combinatie adjectief + substantiefgroep.) De nevengeschikte delen van een bijvoeglijke bepaling bestaan vaak uit verschillende patronen. voorbeeld: Hij draagt weliswaar het besef in zich van het fragmentarisch karakter zijner wetenschap, (...) en hoe zij zich met alle andere vakwetenschappen in dat wezenlijk opzicht onderscheidt van de wijsbegeerteGa naar eind242. Ook hier kunnen we weer opmerken, dat de gedurfde combinatie voorkomt in geconstrueerde teksten. Bij slechte stilisten dreigt steeds de ontsporing; vooral als een van de delen een betrekkelijke bijzin is, ontstaat er een gewrongen constructie. voorbeelden uit de krant: De jonge Belg toonde zich hard als graniet in een rennersveld met tal van klinkende namen en waarin bovendien stielge- | |||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||
noten meereden, die in dit vak reeds jarenlang hun sporen verdiend hadden. Twee jongemannen onder invloed wilden wegrijden met een jeep, welke geparkeerd stond voor de woning van de familie G. en toebehorend aan een daar op bezoek zijnde familie.
Moeilijk te verwerken is vooral de combinatie van voor- en nabepaling. voorbeelden: Hij kocht een dure auto en met een radio erin. Er werden tweeduizend circulaires en waarin om hulp werd verzocht, rondgestuurd. Meestal kunnen we de correctie aanbrengen door het nevenschikkend voegwoord te schrappen.
N.B. Dit laatste type komt in literaire taal voor. Bij Hooft bv.: ‘het zijn eighe plaghen der hooghheidt (= de gewone moeilijkheden der hooggeplaatsten) ende die de grootste van den aardtbodem gepijnight hebben’Ga naar eind243. | |||||||||||||
23. 6.Geen anakoloet is er in de conditionele constructie: Als men die eenmaal heeft leren kennen, voorzover dat uit bescheiden mogelijk is, en men is voor zulke gestalten ontvankelijk, dan oefent deze een onvergankelijke aantrekking uit. De tweede voorwaardelijke bijzin heeft de rechte woordorde van de ‘hoofdzin’; het herhalende dan is onmisbaar. PaardekooperGa naar eind244 vindt deze volgorde natuurlijker dan de parallelbouw: Als men ... heeft leren kennen en men ... ontvankelijk is. | |||||||||||||
23. 7.Bijwoorden of bijwoordelijke uitdrukkingen die de delen van een opsomming markeren, missen soms node hun correlaten (enerzijds, ten eerste, in (op) de eerste plaats enz.): Deze vraag is enerzijds een mysterie omdat ze nooit afdoende beantwoord wordt, maar toch is ze niet zinloos. | |||||||||||||
23. 8.Een bijzin gaat onverwachts over in een hoofdzin: We moeten wel beseffen, dat hoe meer restricties we maken, deste moeilijker wordt de conclusie. |
|