Verzorgd Nederlands
(1974)–H.M. Hermkens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
6. Voorzetsels6. 1. Algemene opmerkingenVoorzetsels worden dikwijls verkeerd gebruikt. voorbeelden: De kunstenaar maakt een ontwerp over hetgeen hij zal uitbeelden; Vijf minuten later werd het 3-2 via een penaltyGa naar eind56. Dialectsprekers moeten erop bedacht zijn, dat het A.B.N. soms andere voorzetsels gebruikt dan hun streektaal. De Maastrichtenaar bv. ligt op het ziekenhuis, de andere Nederlanders kunnen erin liggen; De Saks ligt op bed, de anderen liggen erinGa naar eind56a. Daarnaast bestaat er een onderscheid tussen verschillende milieusGa naar eind57. In België is in de eerste plaats gewoon. De Nederlandse katholiek zegt: op de eerste plaats (bij een opsomming), op vakantie gaan; de niet-katholieke noorderling: in de eerste plaats; met vakantie gaan. Deze varianten moeten we erkennen en eerbiedigen. Sommige uitdrukkingen kunnen variëren in het voorzetsel, met betekenisverschil. Voorbeelden: Ik ben tevreden met mijn cadeautje, ik ben tevreden over mijn zoon. Ik denk dagelijks aan mijn vaderland, ik denk over een spoedige terugkeer, denk om het kind (het zit erbij en luistert). Haar taak bestaat in het schoonhouden van de school, een machine bestaat uit veel onderdelen. Verschillende voorzetseluitdrukkingen zijn sterk in de mode: met betrekking tot, in verband met, wat betreft. Ze worden gemakkelijk verkeerd gebruikt. Opeenhoping van voorzetsels maakt de zin stotend: Door de afspraak van de secretaris met de burgemeester omtrent de verdeling van de baantjes op het gemeentehuis is mijn kans op promotie van de baan. Voorzetsels kunnen ontstaan zijn uit participia. In conjuncte constructies stonden deze achter hun lijdend voorwerp: opmerkingen, het gedrag van de kinderen betreffende. Zodra we er een voorzetsel in voelen, verandert de volgorde: betreffende hun gedrag, aangaande het honorarium. Als ze ontstaan zijn uit absolute constructies, heeft de woordorde nooit een probleem gevormd: gedurende de vergadering, niettegenstaande het verbod, ongeacht ons protest. | |
[pagina 40]
| |
6. 2. Het voorzetsel omIn om te slagen is om volgens de traditionele grammatica een voorzetsel; Paardekooper noemt het een voegwoordGa naar eind58. De gesproken taal last meestal een ‘overbodig’ om in: Het is moeilijk om je dat uit te leggen; hij was druk bezig om zijn koffers in te pakken. Strenge taalrechters veroordelen dit gebruikGa naar eind59. Paardekooper beschouwt de constructie met om in alle gevallen als het correcte Nederlands. Hij is van mening dat het weglaten van om een latinisme is. Een voorzichtig standpunt wordt ingenomen door G.A. van EsGa naar eind60. ‘Ten dele is toeneming van het gebruik van “om” waarschijnlijk te wijten aan slordigheid en slapheid van stijl. Om die reden is het te veroordelen vanuit stilistisch oogpunt. Ten dele echter voldoet dit woord blijkbaar aan een behoefte: men wenst een verbindingswoord met de onbepaalde wijs. En mag de taalkundige deze behoefte tegengaan?’ Het meningsverschil bij de deskundigen is niet bevorderlijk voor een effectieve didactiek. Uiterst rechts verkondigt de ene taalkundige dat er overbodige, dus foute om's bestaan; uiterst links houdt de tweede taalkundige staande, dat het natuurlijk taalgebruik in alle situaties om vereist; daartussen staat een derde taalkundige, die de standpunten probeert te verzoenen met een compromis. Het lijkt me voorlopig het beste (om) ieder zijn vrijheid te gunnen en alleen de excessen af te keurenGa naar eind61. 1. In bijwoordelijke bijzinnen van doel is om onmisbaar: We werken om te slagen. De ingeheide vrees voor om leidt tot hypercorrectie. Voorbeeld uit de krant: Ofschoon de politie alles heeft gedaan straatbetogingen te voorkomen en gedreigd deze met kracht te zullen onderdrukken, kregen de betogers die zich in de universiteit en een theater hadden verzameld, op het allerlaatste moment toestemming de straat op te gaan. N.B. 1. Een merkwaardig gebruik van om kent het Nederlands, als er een noodlotsbestemming, een onvermijdelijk gevolg of een natuurlijke afloop wordt aangegeven: Het schip vertrok naar de noordpool om nooit meer terug te keren. Ze werden door de ziekte besmet, om vervolgens een verschrikkelijke dood te sterven. Na zes maanden was hij korporaal, om achtereenvolgens de verschillende onderofficiersrangen te doorlopen. Als zo'n beknopte bijzin gemakkelijk finaal geïnterpreteerd wordt, behoort hij tot de ongewenste constructies. De fataliteit kan ook op andere manieren worden uitgedrukt, bv. Het schip vertrok naar de noordpool; het zou van deze reis niet meer terugkeren. Het natuurlijk verloop komt voldoende tot zijn recht door een nevenschikkend voegwoord of voegwoordelijk bijwoordGa naar eind62. | |
[pagina 41]
| |
N.B. 2. In enkele dialecten zegt men: We gaan naar de dierentuin voor de apen te zien. 2. Het ‘naamwoordelijk deel’ kan om niet missen als er een bestemming of een geschiktheid wordt uitgedrukt: Dat is om je dood te schrikken. Als het een mogelijkheid (noodzakelijkheid) aangeeft, is om facultatief. Dat is niet (om) te doen. 3. In onderwerps- en voorwerpsbijzinnen is om facultatiefGa naar eind63. voorbeelden: Het is niet verstandig (om) dit op eigen houtje te doen. Ik heb hem verboden (om) naar dat feestje te gaan. We rekenen erop (om) dat te mogen doen. Het lijkt me beter (om) morgen thuis te blijven. Het is onze plicht (om) hard te werken. 4. Een vooropgeplaatst onderwerp of voorwerp, beginnend met om, is in geschreven taal ongewenst: Om dat op eigen houtje te doen is onverstandigGa naar eind63a. 5. Bijwoordelijke en bijvoeglijke nabepalingen moeten meestal met om beginnenGa naar eind64. A. De bijwoordelijke nabepaling a. Om is onmisbaar: bij de bijv. naamwoorden bestemd, geschikt, klaar, ongeschikt, genoeg, ontoereikend e.d. (Hij is bestemd om te sneuvelen, dat is genoeg om van te leven); bij de bijv. naamwoorden die een goede of slechte hoedanigheid te kennen geven, in verband gedacht met de handeling die door om te als bestemming van de zaak wordt aangewezen: aangenaam, prettig, mooi, lekker e.d. (Die muziek is prettig om te horen; dat is mooi om te zien); bij alle bijv. naamwoorden en bijwoorden voorafgegaan door het bijw. te in de zin van te zeer. Om te duidt ook hier de bestemming aan, in het ww. uitgedrukt; maar de bedoeling is, dat die bestemming niet verwezenlijkt kan worden, dat de zaak niet geschieden kan of zo zijn kan omdat de genoemde hoedanigheid in te grote mate in het voorwerp aanwezig isGa naar eind65. (Hij heeft te veel boeken om ze alle te lezen. Zij is te arm om zoveel te betalen. Dat is te vervelend om aan te horen. Hij is te dom om te leren. Het is te moeilijk om te leren). b. Bij de bijv. naamwoorden die een neiging of begeerte te kennen geven is om volgens het W.N.T. weglaatbaar: begerig, geneigd, verlangend, nieuwsgierig. De constructie met om is m.i. echter natuurlijker: Ze zijn geneigd om toe te geven; we zijn nieuwsgierig om dat te vernemen. c. Bij andere adjectiva heeft de constructie zonder om vrij algemeen de voorkeur, bv. Hij was bezig de kamer te vernielen. B. De bijvoeglijke nabepaling a. Om is onmisbaar: bij alle zelfst. naamwoorden die een werking onderstellen als in de bestemming der zaak gelegen (men kan er bestemd of geschikt tussen denken): | |
[pagina 42]
| |
Dat is geen werk om spoedig af te doen. Ik heb geen boek om te lezen; een onderwerp om over te spreken; geld om eten te kopen; het middel om je doel te bereiken. b. Om is moeilijk weglaatbaar; de constructie met om is natuurlijker: bij de zelfst. naamwoorden doel, plan, voornemen, bedoelingGa naar eind66, verlangen, neiging, wens, wil, zucht e.a.: Ik zeg dit met het doel om u te waarschuwen; ik voelde de neiging om hard te gaan schreeuwen. c. Om is weglaatbaar, maar de constructie met om is natuurlijker: bij de zelfst. naamwoorden gelegenheid, verlof e.d.: Ik geef u de gelegenheid (om) uw zaken in orde te maken.
N.B. In geschreven taal zijn voorbepalingen met om ongewenst: Om je doel te bereiken is dit het beste middel. Om dat te begrijpen is hij oud genoeg.
Voorzichtige conclusie Misschien schuilt er enige waarheid in de ordening die het W.N.T. aanbrengt: zolang het begrip finaliteit aanwezig is, zij het dan ook in een verzwakte betekenis (bestemming, geschiktheid, strekking) is, om zeker goedGa naar eind67. Als dat niet het geval is, wordt om te gemakkelijk gehanteerd als een middel om een grammaticaal verband tot stand te brengen: Hij is gewoon om te wandelen; hij heeft altijd de aardigheid om mij te plagen. Om te zal zelden of nooit fout zijn; ten hoogste kan een opeenhoping van om's hinderlijk zijn. Veeleer moeten we oppassen voor de hypercorrecte constructie zonder om. | |
6. 3. TussenHet voorzetsel tussen is alleen mogelijk vóór een meervoud of een nevenschikking: Hij woont niet graag tussen de mensen; Dit is het verschil tussen mens en dier. In ondoordachte taal horen we dikwijls: Dit is het verschil tussen een mens en tussen een dier. Als corrigerende reactie daarop heeft men bedacht: Wat is het verschil tussen een dood vogeltje? Antwoord: Zijn ene pootje is even lang. |
|