Wolder
De stad is hier op veroveringstocht. Gaandeweg slikt ze nieuwe brokstukken land in, zet steenhopen voor zich uit en breekt oude tekens af. Op het uiteinde van de bebouwing wisselt het land de stad af. Woelige grondpartijen zijn verplaatst, er zijn daar heuvels die kersvers opgerezen zijn. Het oude dorp is in de verdediging gedrongen. Slechts de kerk en de straten daaromheen zijn in stand gebleven. Het lijkt alsof ze zich dichter op elkaar gedrongen hebben. De straten zijn kleiner en korter geworden, de kerk weerbaarder, de schuren dichter en stoffiger. De kleinste erven zijn wakker geworden. Vanuit zijn stal gluurt de boer tussen zijn knorrige varkens naar de naderende stad die in 't harnas gaat. Het dorp intussen drinkt zijn laatste poelen en plassen leeg.