Welten
Langs een krom landweggetje staat de wilg. Zijn korte dikke stam is gespleten. Daarbinnen is het hout geblakerd. De boom slaat zijn takken weerbarstig naar buiten: stroeve haren op een gekruifde kop. Hij steekt een stuk boven de haag uit, sterker en woedender, maar hij is van hetzelfde hout: stekelig en warrig zonder pardon. Zo, gebald als een vuist, staat de wilg laag boven de horizon, een eeuwige grijsaard die niet van zins is de strijd op te geven. Hij zal blijven woeden tegen de wereld totdat hij in elkaar stort.