Sweikhuizer bos
Paarden staan tegen de horizon. Onder de rand van het bos dóór kijkt de zakkende zon, zijn ene oog voor het laatst op de wereld gericht. Diep in het bos hangt nevel als rook, achtergelaten door een zwaaier met wierook. De nevel verplaatst zich, loopt voor me uit als een mens die van de ene naar de andere plek dwaalt. Licht is die nevel, weggeblazen door de zon die rust in de hand van wortels van boomstammen. In het kleine, kronkelige dal loopt de holle weg tussen starende koeien die hun glanzende ogen wijd open houden om maar geen splinter van het avondlicht te missen. Een man kijkt naar zijn duiven die neerstrijken in een geplunderd groepje dennen. Wuivend met hun staarten