temidden van water, groen, bruggetjes en dieren, is er al geen geloof meer in de chemie.
Slapend op de bolle wangen van de heuvel liggen de huizen van Sweikhuizen. Aan één kant is het dorp uitgestulpt met nieuwigheden: bungalows leggen hun handen op het land dat zich terug schijnt te trekken, dieper de binnenlanden in. Maar is er hier nog binnenland?
Mensen gaan, nu het avond wordt, ronde na ronde langs de vijvers waar grootmoederlijke eenden zich laten begeleiden door hun kuikens, waar de kinderboerderij langzaam donker wordt met schreeuwende, krijsende, blazende dieren die weg waggelen, hun donker droomoord tegemoet.
Er zijn pauwen die beginnen te schreeuwen, huiskamers uit hun doezel opschrikkend. Er zijn langzaam in het vage licht verglijdende lama's die hun hoofd opheffen alsof ze van het begin af hun wereld verdroomd hebben. Er zijn reeën met gewassen huiden die zichzelf opdelen in het geruite licht dat de zakkende zon maakt op het weiland.
Stoffig gaat het pad naar boven, verdwijnt tussen hakhout, maakt de voeten loom en het gezicht donker nu het geboomte zwart wordt. Verder en verder op kousevoeten gaan paden naar Puth, naar Sweikhuizen, naar Munstergeleen, vertrekkend rond het bos, waar de aarde schuddebuikt met zijn diep ingescheurde navel.
Intussen wordt de hengelaar één met het zwarte water waarin ondoorgrondelijke vissen zich laten meeslepen door verraderlijke trillingen van de aardkorst.