Er staan koeien in het doorzichtig-groene weiland. Die koeien dragen zwarte jute doeken op de rug.
Een wandelaar komt langs, blijft praten, een stompje sigaar tussen de lippen.
De zon blijft schimmig staan achter de takken die hun vingers omhoog steken. Het schijnsel van de zon is als een geruis op aarde, een zwak spreken van een stem die de winter aankondigt.
Schey. Een boerenstraat. Het gehucht begint met schots en scheef langs de weilanden staande paaltjes. Dan een witte groep gebouwen, genaamd ‘De Witte Hoeve’. Het is een pension. Aan de ingang staat: ‘Deze poort is 300 jaar oud. Geschonken door de heer A.v.d. Velde te Noorbeek. 1974’. De straat buigt zich, loopt bijna tegen het spookachtige wit van de zijgevel van een boerderij, een wit dat even verder teruggekaatst wordt door het wit en zwart van een andere boerderij. De boerderijen zijn bijna allemaal leeg, volgezet met wasmachines, korte bedden, kale meubels. Want Schey (bijna Noorbeek) is een rustig oord voor toeristen, die hier een pension vinden.
Hagen. Rillende bladeren op een eenzaam in het veld staande boom. In de verte de in halve duisternis en schaduw liggende hoeve De Peul. Rode bessen in de hagen, een rood kruisbeeld op een zwarte boomstam.