Bij Sint Maartensvoeren
De sneeuw maakt het landschap tot in de verte openbaar en duidelijk zoals een helder licht de voorwerpen op hun plaats zet. Tussen de bomen door is er telkens een stuk wit ter grootte van een zakdoek, en dat wit legt zich tussen de stammen als de witte vlakken van een schaakbord. Er is geen geheim meer in het bos, er is alleen een verdergaande openbaarheid. Eén schrede dichter komen wij bij het moeitevolle van de aarde: we zien haar naaktheid. Even verderop verlaten we het bos dat kraakt tot in zijn laatste takjes en bladeren, en staan voor het eeuwig uitgestrekte veld. Zover als mijn ogen hem volgen kunnen hecht mijn blik zich vast aan de haas die met kris-kras-bewegingen steeds dieper in het land verdwijnt. Nu en dan staat hij stil, zittend op zijn achterpoten, de voorpoten in de lucht als een bidder. De sporen die hij in de sneeuw nalaat volgen hem onverbiddelijk.