Lottum
Het pleintje is prentachtig, de huisjes knikkebollen op elkaars schouder. Ze staan schuin overeind alsof ze zo pas uit de hemel gevallen zijn. Er staat een pomp in het midden; er omheen is er 'n mystieke ruimte waar zich vroeger de dorpspoel bevond en daar omheen staan de bomen, goedwillend en elk moment bereid om opnieuw te gaan bloeien, nu het voorjaar zich aankondigt. Rond dat pleintje lopen, nauwgezet en stapvoets de wegen die, als ze hun ronde gemaakt hebben, achter de huizen verdwijnen. Waar gaan ze naartoe? Van één weet ik de gang: hij loopt naar het water dat, achter het heuveltje, neerligt in zijn bedding en