Kessel. Veerboot
De veerboot glijdt, kop in de wind, over het gladde water dat in zijn fluwelen doek uitgespreid ligt tussen zijn oevers. De huizen staan donker erin weerspiegeld, met olieverf geschilderd. De veerman loopt van het midden van de veerboot naar de ketting en terug. Hij doet zijn werk als in een droom, lopend van voor naar achter en van achter naar voor. Hij weet precies hoelang het duurt eer de veerboot aan de overkant is. Op de seconde af bepaalt hij er zijn bewegingen naar. Hij ziet allang niet meer uit naar de overkant waar de weg zich slingert door het dorp en een toren zich over de daken heenbuigt. Noch heeft hij aandacht voor de andere kant waar donkere bosschages het land verbergen. Traag vaart de veerboot, twijfelend tussen de ene kant en de andere kant, zich aan géén oever gewonnen gevend.