Kessel
Hier is de rivier plotseling volstrekt geworden. Achter de woningen waaien haar golven voort in een andere, tijdlozer wereld. Het dorp mag het slechts van ver aanschouwen. De huizen hebben hun grote ramen aan de achterkant opengelaten op dit lichte voortdansen van de rivier, die, zich ver houdend, lacht. Soms staat iemand achter het raam te kijken, de lange achtermiddag door, totdat de avond valt en de rivier donker wordt. Dan staat hij op, vervuld van het stromen en het ruisen. Als hij het licht ontsteekt valt in de kamer de zwarte rivier als een schaduw binnen: een gast die het dorp omkneld houdt in zijn stromende almacht en die elk moment kan losbreken in een zang van vernieling.