Horn
Aan de kant van het park met de vijver stijgt de muur van het kasteel dreigend en somber omhoog, bijna zonder vensters, zich schrap zettend tegen de wereld. Toch is het in het park alleen maar liefelijk. Kreupelhout, omvangrijke boomkruinen en hellende grasvelden geven de zwanen en de eenden een elegante, ietwat verwaarloosde omgeving, waarin zij zonder treuren hun levensdagen slijten. Over het water loopt een houten bruggetje, er zijn een paar planken uit verdwenen en er zijn geen leuningen aan de kant. Het heeft een hoge rug en als je daar staat, net als de brug gewelfd over het water, zie je eendjes rechtstandig duiken nabij een rottende, in het water gevallen boom, die daar al jaren voorover ligt. De zwanen evenwel blijven sierlijk en vol van adel en zwenken niet af van hun koninklijke weg, ook al nader ik hen.