IJzeren
Middenin het dorp zijn de varkens. Ze lopen op een zwart stuk grond en wroeten in de modder. Grommend en knorrend staan ze achter de haag en kijken de voorbijganger korzelig aan.
In de stille dorpsstraat, waar vrouwen pratend bij elkaar staan en kinderen dwars tegen de wind aanlopend, van school komen, klinkt het kwade, voze roepen van de varkens, alsof zij zich in een ondankbare wereld beklagen over hun lot.
De boer: ‘Ik had al varkens toen ik dertig jaar geleden trouwde. Je groeit ermee op. Ik heb landvarkens, yorkshire en een kruising van die twee. Die beer die je daar ziet is een landvarken.’
De boer staat op een weitje bij een kar. De varkens zitten op drie afzonderlijke percelen. De grond is zwart, modder drijft op de donkere, herfstzware landen. De varkens steken hun zwarte muil in de brei, slorpen de modder op, woelen telkens opnieuw met poten en kop in het vuile water.
‘'n Varken haalt zelfs uit deze modderbrei nog voedsel’, zegt de boer. ‘Hij vindt er kalk. Het is net zoals met kinde-