Geysteren
In het kleine beekje liggen bladeren, ze liggen tegen de bodem losjes aangedrukt. Het water stroomt er overheen, laat enkele ervan nu en dan op en neer bewegen. Andere raken los en drijven uiterst traag mee, zodat ze over een kleine afstand een lange middag doen. Het kleine beekje komt in het weiland als een kind dat zijn plezier niet op kan. Fris en helder gewassen staan de koeien terzijde. Lang kijk ik naar het water en de koeien die op het schilderij van het landschap zorgvuldig gepenseeld staan, naar de bomen die zich gevestigd hebben in de bochten van de beek. Onder het pad door komt het water aan de andere kant tevoorschijn, onveranderd slank en glad en ogenschijnlijk tot alles bereid.