zijn glad geschoren, de weilanden erachter ingedeeld in vakken door omheiningen van houten, zwartgeteerde hekken. In het ene weiland lopen schapen, in het andere paarden. Een boer staat in zijn achtertuin, kijkt over de haag en groet. De zondagmiddag ligt een straatlengte vóór op de zondagsrust die elders heerst. Het uitmuntende licht is een stralenkrans op het gras dat achter de hagen zich onberispelijk laat opschikken.