Gellik
Het dorp ligt met een korte knik in de bocht terzijde van de heuvelrug, plotseling tot stilstand gekomen in zijn vaart naar boven. De regen is hier kouder dan elders en de wind waait er korzeliger. De kerk is nat, tot in zijn voegen beregend. Hard zijn de trappen die er van alle kanten naar toe lopen, hard en zonder krimp zijn de vlakken naast en rond die trappen. Kreupel staat een kapel even buiten het kerkplein bij een minuscuul grasveldje dat zich staande houdt tussen al het steenachtige. Het dorpspleintje is maar half voltooid, gaten zitten in de wand waartussen je redeloos in de achtergebleven aarde valt, met haar diepe, snel door het landschap snijdende heuvels en haar grasvlakten die tot aan de knie van de lucht reiken.