Gehuchtenboek
(1977)–Leo Herberghs– Auteursrechtelijk beschermdMaaslandse gezichten
[pagina 26]
| |
het kleine, bijna dichtgegroeid vijvertje stap je, stappend op stenen, die half in het water verzonken zijn. Er gaan karige stengels de lucht in, onder bomen die doorbleekte gordijnen vormen in dit Geleense recreatiepark Glanerbrook. Waar in het halfduister de Daslook groeit en het Robertskruid, staat even verder de roerloze kiosk waar in betere dagen faunen en nymfen in het gras zaten, luisterend naar een Pastorale of zich spiegelend in het water van de vijvers waaruit fonteinen omhoog spuiten en hun druppels geven aan ieder sprietje. In dit park zijn de bloemen groot en verheerlijkt, voor het laatst zich recht houdend tegen de struiken en de glansbomen. Op deze zaterdag lopen felgekleurde voetballers op het voetbalterrein. Aan de kant staan plukjes toeschouwers. Een jongetje loopt telkens de bal achterna als deze van het speelveld verdwijnt, maar zijn moeder geeft hem in plaats van hulde, klappen: wat door de voetballers niet gewaardeerd wordt. Onder de tribune zitten oudere kaarters in een schemerige ruimte bij elkaar, groepje bij groepje geschaard rond hobbelige tafels op houten stoelen en nabij het buffet dat sinds lang niet meer gebruikt wordt. Er is een groot geluid van muziek en van schreeuwende kinderen even verderop. Daar is het gebouw van de ijsbaan. We lopen de schaars verlichte, schemerige ruimte binnen. Het ijs is niet van de winter. Het glinstert niet. Donkere kinderen komen langs rijden, in roepende drommen zwierend over de als in beweging zijnde ijsvlakte. Ze komen in stoeten aandrijven, zingend en schreeuwend, terwijl daarbuiten herfst zijn moedeloos hoofd in de wolken steekt die druipen. De mini-golfbaan is verlaten, de speeltuin is leeg. Er is alleen overgebleven de kleur van de toestellen, maar deze verdwijnt bijna onder het geweld van de dode, rode bladeren die met dikke pakken tegelijk op de grond vallen. | |
[pagina 27]
| |
En dit alles: het geschreeuw en de uitzinnige muziek, het kalmere, gedempte geluid van de bal van de voetballers, de bedaarde tred van oudere wandelaars, zich vermeiend in het oude droomwereldje van het stadspark, tot en met de stille kiosk en het allerstilste van de kruiden in de botanische tuin: het is of de wind er een mantel overheen slaat en het meeneemt ver van Geleen vandaan, in een achter de horizon gelegen landschap. |
|