Asselt
De oude man langs de weg bij zijn boerderijtje is diep in de tachtig. Hij heeft zijn leven lang aan de rivier gewoond. Die rivier is onzichtbaar achter de weilanden die zich geweldig uitstrekken aan de andere kant van de weg. Iets terzijde, aan mijn rechterhand begint de bosrand waarlangs een beek stroomt. De man kent de straat nog van de tijd dat hij er met kar en paard overheen reed. Hij kijkt met toegeknepen ogen in de richting van de rivier en het land daarachter. Hij kent de namen van de dorpen aan de overkant, waarvan de kerktorens één voor één in de verte verschijnen. Zijn huis, dat met zijn zijkant naar de weg ligt, bestaat uit een oude schuur en een kleine woonruimte. Vóór die schuur staat een oude, hoge en omvangrijke struik waarin de vogels zich, nu het avond wordt, dik zitten te maken. De man zegt: ‘Ik zou het boerderijtje kunnen verkopen zoals iedereen doet, maar ik blijf erin wonen en ik zal erin sterven.’