Bob Hanf 1894-1944
(1982)–Toke van Helmond, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermdWaarin opgenomen Christiaan Philippus' Mijmeringen over de nachtzijde van het leven
[pagina 190]
| |
VIIMaar 't wordt hoogste tijd weer tot de
Nachtzijde terug te keeren!
't Is mijn onderwerp ten slot' en
't is nog lang niet uitgeput.
Daar op 't oogenblik de goddelijke
vonk uitblijft, benut
'k de gelegenheid om - theo-
logisch en historisch - de
Nachtzijde, begrip waarmee zoo-
veel reeds werd gesold, nieuw te be-
lichten. (En een referaat,
dat geleerd en ietwat eso-
therisch is, staat hier niet kwaad!) -
| |
De nachtzijdeIk begin dan op te merken
dat 't begrip niet van vandaag is:
't duister heeft altijd een sterken
indruk op den mensch gemaakt.
Menig kind vindt het zelfs tragisch,
laat men 't 's nachts alleen. En slaakt
Goethe niet, schoon oud en stervend,
naar gewoonte diepe wijsheid
als hij 't Eeuwig Duister met 't be-
roemd citaat: ‘meer licht’ genaakt?
'd Oorsprong van het phaenomeen
('k meen de Nachtzij) vindt men in Ge-
nesis één:
‘In den beginne
schiep God heem'l en aarde, en de
aarde was onzichtbaar, 'n chaos,
en de duisternissen lagen
boven d'afgrond.’
Van die zinnen,
zoo vol van een duister pathos
wil 'k m' aan geen verklaring wagen
| |
[pagina 191]
| |
Trouwens, d'heil'ge AugustinusGa naar voetnoot*
heeft die reeds gegeven in zijn
‘Confessiones’; men leez' dien dus
maar eens erop na.
- Wie zoo'n aes-
theet is dat hij 't Absolute
in de kunst slechts wil erkennen,
voelt niets voor de Nachtzij: - en een
koopman (hier verzoek ik u te-
rug te slaan en bladzij 10Ga naar voetnoot1. en
11Ga naar voetnoot1. t' herlezen) - evenmin.
Toch was de Nachtzij gezien en
algemeen bemind. 't Was in
het tijdperk van de romantiek. De
dichters zorgden voor haar po-
pulariteit, - zóó Hoffmann, Tieck, de
Nerval, Heine (van wie ik de
laatste rijmen gapte), Poe,
Bertrand... 't Werd een mode-ziekte.
Maar hoe Europeesch was zij!
Zelfs Engeland deed eraan mee, ten-
minste voor zoover 't de dichters-
zèlf betrof. -
Wie nu de Nachtzij
wil bezingen, moet het Natio-
nale Duister eerst vergeten.
(Einde van het referaat)
|
|