| |
| |
| |
Bob Hanf en de muziek
Er hatte begonnen, bei Wassjukow zu lernen. Bereits seit einer Woche fährt er mit dem Bogen hin und her, aber der Bogen zerreisst ihm die Ohren, bald greift er zwei Saiten zugleich, bald zittert ihm die hand vor Schwäche: nein! Spielt Wassjukow, so ist es, als gehe seine Hand von selbst.
Müde der Quälerei, at Raiski den Vormund, ihn Klavierunterricht nehmen zu lassen. Auf dem Klavier ist's leichter, man kommt schneller zum Ziel, dachte er.
Der Vormund nahm einen deutschen Lehrer an.
I.A. Gontscharow. Der Absturz
Zoals dat in gegoede kringen gebruikelijk was, kregen Bob en ook Frits en Jenny Hanf, vanaf hun kinderjaren muziekles. Omdat beide ouders ook muzikaal waren, lag het des te meer in de lijn. Vooral Bobs moeder, Laura Romberg, speelde goed piano, maar ook de Hanfs waren van huis uit muzikaal en vooral in huize Hanf in Witten, waar Bob zo vaak logeerde, werd veel gemusiceerd. Bob kreeg vioollessen in een ensembleklas bij George Scager, die jarenlang altviolist in het Concertgebouworkest is geweest. Ook de jonge George Scager zat in die klas en Bob was in deze jaren met hem bevriend. In zijn Delftse tijd heeft hij nog een portret van George Scager jr. getekend, vermoedelijk naar een jeugdfoto van hem.
Pas nadat hij zijn studie in Delft afgebroken had en hij naar Amsterdam terugkeerde, nam Bob de muziekstudie serieus op. Wel heeft hij zijn vioolspel bijgehouden door in Delft veelvuldig samen met vrienden als Harold King, Ignace Lilien en Frits Spanjaard te musiceren. Maar in 1921 kwam hij met de mededeling thuis dat hij violist wilde worden. Hoewel er wel enige stormen overheengegaan zullen zijn, stemde zijn vader tenslotte toch weer toe. En het past helemaal in de nuchtere en zakelijke denktrant van Joseph Hanf het dan ook maar meteen goed te laten gebeuren.
Bij de vermaarde Amsterdamse vioolbouwer Max Möller werd een viool gekocht. Is het Bobs ironie die hem onder een tekening van zijn viool ‘Mijn Amati’ doet zetten? Een Amati werd het niet, maar een Ventapane. Jenny Bunge-Hanf, die zelf ook haar hele leven viool heeft gespeeld en het instrument nog steeds in haar bezit heeft, vindt dat het toch
| |
| |
George Scager jr door Bob Hanf
| |
| |
een heel goede viool is en herinnert zich dat haar vader er, voor die tijd, een fors bedrag voor betaalde. Dat stemt overeen met de gegevens in Die Geigen- und Lautenmacher vom Mittelalter bis zur Gegenwart van 1922. Onder Lorenzo Ventapane (1809-1828) staat daar: ‘Er arbeitete recht gut im Stil der Gagliani und ahmte das Stradivarimodell nach, doch nahm er die Brust gerne breiter. Das Holz ist gewöhnlich schön, der Lack orangegelb, aber häufig nachtgedunkelt. Der Ton seiner Geigen ist gross, wenn auch nicht weich genut. Auch seine Violoncelli sind gut. Seine Arbeiten stehen jetzt hoch im Preise’. (534)
Voor vioollessen ging Bob naar Louis Zimmermann. In 1910 werd Zimmermann eerste concertmeester van het Concertgebouworkest onder Willem Mengelberg en hij is het tot 1941 gebleven. Daarnaast was hij hoofdleraar aan het Amsterdams Conservatorium. Compositielessen kreeg Bob van Cornelis Dopper, de in Stadskanaal (of all places) geboren componist, die in 1908 de opvolger werd van Heuckeroth en tot 1931 de tweede dirigent naast Mengelberg was. Van deze jaren als studerend musicus is verder niets bekend, er zijn alleen vier brieven bewaard gebleven, twee van Zimmermann, een van Dopper en een van Martin Spanjaard, waaruit het een en ander valt af te leiden.
Van 1921 tot en met 1925 heeft Bob Hanf de lessen bij Zimmermann en waarschijnlijk ook die bij Dopper, gevolgd. Beiden beschouwden hem als een goed violist. Bij Zimmermann heeft hij onder meer het Tweede Vioolconcert van Max Bruch en van Mendelssohn de Symphonie Espagnole gestudeerd. Hij heeft als violist in het Concertgebouworkest meegespeeld en in de Arnhemsche Orkest Vereeniging, die van 1920 tot 1931 onder directie van Martin Spanjaard stond.
Om deze referenties heeft Bob kennelijk verzocht in 1925 toen hij plannen gehad moet hebben in Berlijn als violist aan de slag te komen. Zijn ‘Mitgliedskarte’ van het ‘Deutscher Musiker-Verband’ is bewaard gebleven en daaruit blijkt dat hij de laatste week van juli en de eerste drie weken van augustus in Berlijn geweest is. Of hij er ook heeft gespeeld is niet bekend. Van Zimmermann is er dan nog een brief uit 1928, waarin hij Bob als violist bij de Nederlandse orkestdirecteuren aanbeveelt. De tekst van deze brieven luidt aldus:
Amsterdam
14 juli 1925
Zeugnis.
Hierbei empfehle ich den Herren Conzertdirectionen + Kapellmeistern Herrn R. Hanf.
Herr Hanf studierte an der Technischen Hochschule in Delft, hatte aber den Wunsch Violinspieler zu werden und studierte infolgedessen 4 Jahre bei mir.
Herr Hanf hat sich in dieser Zeit zu einen guten Geiger herausgebildet,
| |
| |
Brief van Louis Zimmermann
| |
| |
studierte immer zu meiner grössten Zufriedenheit u. hat sich mir als einen intelligenten Menschen u. Musiker erwiesen.
Louis Zimmermann,
Ister Conzertmeister des
Conzertgebouw-Orchesters
Herr Hanf war ein sehr guter Schüler von mir; war fleissig und zeigte Talent.
Als Geiger hat er des öfteren mitgespielt im Orchester des Concertgebouw zu Amsterdam.
- Gerne empfehle ich Herrn Hanf als guter Musiker.
Amsterdam
14 juli 1925
Cornelis Dopper
2er Dirigent des
Concertgebouw-Orchester
Amsterdam
Gerne bestätige ich, dass ich Herrn Robert Hanf als ein guter Musiker habe kennen gelernt und ihn sicher auch als Orchester-Geiger bestens empfehlen kann.
Martin Spanjaard
21/VII '25.-
Gaarne beveel ik den Heer R. Hanf bij H.H. Orkestdirecteuren aan. Hanf heeft eenige jaren bij mij gestudeerd en altijd tot mijn volle tevredenheid gewerkt. H. is een goed onderlegd violist en bovendien een uitstekend theoretisch gevormd muzicus. Daarbij een zeer beschaafd en ontwikkeld mensch, zoodat ik H. met warmte kan recommandeeren.
O.a. studeerde H. bij mij IIde Concert v. Max Bruch, Mendelssohn, Symphonie Espagnole, werken die hij met uitsteekende techniek en mooien toon speelt.
Louis Zimmermann
Concertmeester v/h Concertgebouw
Amsterdam
13 juli 1928
Ook over Bobs loopbaan als violist zijn geen nadere details bekend. Noch in het archief van het Concertgebouw noch in dat van de AOV is daarover iets teruggevonden. Aan te nemen is dat het bij een paar maal invallen is gebleven, en, het is de vraag of hij meer heeft geambieerd. Tenslotte was hij heel laat begonnen aan zijn ‘carrière’ als musicus en Bob was nuchter genoeg zich daar terdege van bewust te zijn.
| |
| |
Bob Hanf omstreeks 1935, met een onbekende begeleider aan de piano
Zijn zuster Jenny Hanf herinnert zich een solistisch optreden bij de AOV. Zij meent dat hij toen het Vioolconcert in A mineur van Bach gespeeld heeft. Ook weet ze nog dat ze in de zaal haar adem ingehouden heeft uit vrees dat Bob het er niet goed zou afbrengen, maar dat het prima is gegaan. Bob speelde trouwens graag Bach, hij studeerde de solosonates veel en kende het Eerste Vioolconcert uit zijn hoofd. Veel van zijn bladmuziek, met daarop de vingerzettingen aangegeven, is in het bezit van mevrouw Bunge-Hanf.
Vast staat dat hij zo omstreeks 1928 de serieuze vioolstudie er voorgoed heeft aangegeven, maar dat past juist helemaal bij Bob Hanf. Zo was het gegaan met tekenen, zo zou het gaan met het schrijven, dat hij in deze jaren naast het musiceren deed, en zo ging het met zijn muziek. Hij sprak al zijn muzische talenten aan, maar zodra hij het (een beetje) kon, verliet hem de ware geest. Daarna bleef hij het uit liefhebberij doen, tekenen, schrijven zowel als vioolspelen; hij was een dillettant in de letterlijke zin van het woord. Vanaf 1928 verlegde hij het zwaartepunt naar zijn talent om te componeren en iedereen die hem van nabij heeft meegemaakt is het erover eens dat, zo hij zichzelf als ‘iets’ beschouwde, dan als een componist. Het is tot het einde toe zijn belangrijkste activiteit gebleven. Als we alleen al de lijst van voltooide werken overzien, en deze zijn grotendeels tussen 1930 en 1940 tot stand gekomen, dan komt het idee over Bob als lui
| |
| |
wel op heel losse schroeven staan. Behalve aan het componeren zelf, en wie kan weten hoeveel bloed, zweet en tranen daar in zijn gegaan, besteedde Bob ook zeer veel aandacht aan het uitschrijven van de partituren. Lang niet altijd had hij de beschikking over gedrukt muziekpapier maar trok hij eerst de notenbalken zelf op gewoon papier. Alleen King, met wie hij daarover wel eens van gedachte wisselde omdat deze zelf ook componeerde, weet hoeveel secure aandacht hij aan zijn partituren besteedde. Hij was King dan ook heel dankbaar voor diens eigen vondst om er het doorzichtige papier voor te nemen, dat voor het maken van blauwdrukken van technische tekeningen wordt gebruikt. Vooral voor het uitschrijven van de afzonderlijke partijen werkte dat tijdbesparend. Zo was Delft voor Bob toch nog ergens goed voor geweest. In een prachtige stijl ‘tekende’ hij het notenschrift uit en zelfs voor wie voor bladmuziek geen oor heeft, zijn ze een lust om naar te kijken. Ook het met de hand inbinden van zijn partituren deed hij met de grootste zorgvuldigheid.
Aan voltooide composities bevinden zich in de Muziekbibliotheek van het Gemeentemuseum in Den Haag de volgende partituren:
Viool solo
|
Tema con veriazione, voor viool solo. Partituur-manuscript. Opdracht: ‘Den Heer Louis Zimmermann. R. Hanf, zijn dankbare leerling.’ |
Kleine suite voor twee violen. Partituur-manuscript. |
Piano solo
|
Andante con variazioni. Partituur-manuscript. |
Prelude en Fuga voor piano. Partituur-manuscript. |
Viool en piano
|
Sonate voor viool en piano, In F. Partituur-manuscript en vioolpartij (april 1933). |
Tweede sonate voor viool en piano, in g. Partituur-manuscript en vioolpartij. |
Derde sonate voor viool en piano. Partituur-manuscript. |
Kleine suite voor viool en piano. Partituur-manuscript en vioolpartij. |
Strijkkwartet en -sextet
|
Strijkkwartet ‘1940’. Partituur-manuscript. |
Strijkkwartet in C. Partituur-manuscript, partituur-afschrift en 1 x partijen. |
Strijkkwartet in D Partituur-manuscript. |
Strijksextet in e; voor 2 violen, 2 alten en 2 celli. Partituur-manuscript. |
Viool en orkest
|
Concert in d; voor viool en orkest. Partituur-manuscript, klavieruittrek- |
| |
| |
Partituur-manuscript van ‘Les deux amants’, compositie van Bob Hanf bij gelegenheid van het huwelijk van zijn broer Frits Hanf en Fem Meeter. (Archief Robert Hanf, Muziekbibliotheek Haags Gemeentemuseum.)
| |
| |
| |
| |
sel-manuscript en vioolpartij. |
Orkest
|
Serenade voor houtblazers, hoorns en strijkorkest. Partituur-manuscript. Folio (1935). |
Symphonie ‘Ituriel; voor groot orkest. Partituur-manuscript (1939). |
Suite für Orchester aus der Oper ‘Leonce und Lena’. Partituur-manuscript en klavieruittreksel-manuscript. |
Zang en piano
|
Le bel Alcade. Louis Bertrand. Sopraan en piano. Partituur-manuscript. |
Rosetta tanzt und singt. G. Büchner. Sopraan en piano. Partituur-manuscript. |
Klagender Jüngling. E.A. van Collem. Alt en piano. Partituur-manuscript. |
Ganz entsetzlich ungesund. H. Heine. Voor 4-stemmig gemengd koor. Partituur-manuscript. |
Der neue Advokat. Franz Kafka. Für eine mittlere Singstimme und Klavier. Partituur-manuscript. |
Der Giebel. Chr. Morgenstern. Alt en piano. Partituur-manuscript. |
Es pfeift der Wind. Chr. Morgenstern. Alt en piano. Partituur-manuscript. |
Les deux amants. Arrangement voor een stem met spinet, in F. Partituur-manuscript. Voor Fem en Frits. |
Ongerijmdheid. Jaap van Gelderen. Voor een bas-stem en piano. Partituur-manuscript. |
Spar-marsch. Voor twee zangstemmen en piano. Partituur-manuscript. |
Zang met strijkkwartet
|
Nuit phantastique, quatre Proses de Louis Bertrand; pour ténor et quatuor à cordes. Partituur-manuscript en klavieruittreksel-manuscript (1936). 1. Le clair de lune. 2. La chambre gothique. 3. Scarbo. 4. Le fou. |
Zang met kamerorkest
|
La chambre gothique; voor sopraan, fluit, clarinet, fagot, viool, viola, violoncelle en slagwerk; gedicht van Louis Bertrand. Partituur-manuscript. |
Soli, koor en orkest
|
‘Auferstehung der Bettler’; Cantate für Sopran und Kammerorchester; Text nach Gedichten von R.M. Rilke. Partituur-manuscript en klavieruittreksel-manuscript. |
2me Symphonie ‘Les poètes et les beladins’, fragment de la première
|
| |
| |
‘Tentation de Saint Antoine’ de Gustave Flaubert; pour trois sol choeur et orchestre (1937). Partituur-manuscript. Klavieruittreksel. |
Aus den ‘Nachtwachen’ des Bonaventura. Cantate für tenor, bass und Orchester. Partituur-manuscript. |
Dramatische werken
|
Leonce und Lena; komische Oper in 3 Akten und 10 Bilder, nach Georg Büchner. Partituur-manuscript, klavieruittreksel-manuscript met vele aantekeningen en klavieruittreksel-manuscript. |
La traversée du Styx. Lucien de Samosate. Quatre soli, petit choeur de femmes, orchestre. Partituur-manuscript. Klavieruittreksel (1943/44). |
Daarnaast zijn er nog vele aanzetten en fragment gebleven muziekstukken.
Het zal duidelijk zijn, ook waar het zijn muziek betreft liet Bob Hanf zich geheel leiden door zijn literaire voorkeur: Büchner, Heine, Kafka, Morgenstern, Rilke en Flaubert zette hij op muziek. Ook hier is het nocturne-element weer sterk aanwezig, vooral in zijn keuze voor die Franse dichter van de nacht bij uitstek, Louis Bertrand. Bertrand had zich tot zijn lange prozagedicht Gaspard de la nuit laten inspireren door de Fantasie-stücke in Callots Manier en de Nachtstücke van E.Th.A. Hoffmann. Op zijn beurt oefende Bertrand weer grote invloed uit op dichters als Baudelaire en Rimbaud. Eerder had ook Ravel al de drie delen ‘Ondine’, ‘Gibet’ en ‘Scarbo’ uit Gaspard op muziek gezet in zijn ‘Trois poèmes pour piano’ (1909). Hanf kiest voor de delen 1, 2, 3 en 5 uit het derde hoofdstuk ‘La nuit fantastique’. Afzonderlijk heeft hij ‘Le bel Alcade’ uit de ‘Verspreide schetsen’ achter in Gaspard getoonzet.
Naast zijn serieuze componeerwerk heeft Bob Hanf ook een aantal gelegenheidscomposities gemaakt, zoals voor het huwelijk van zijn broer Frits met Fem Meeter. Toen Frits in 1939 het kruideniersbedrijf ‘De Spar’ oprichtte, heeft hij Bob kennelijk ook om een toepasselijk lied gevraagd. Tussen zijn composities bevindt zich zo ook een stuk getiteld ‘Sparmarsch’. Het is een persiflage op socialistische strijdliederen en begint met de aanhef: ‘Kameraden, medestrijders, zingt nu met vereende stem het Sparlied mee, opdat een wijder kring verneem' dat een nieuwe tijd er is en nieuwe hoop’. En het refrein eindigt steeds met: ‘Koopen bij de Spar is sparen bij de koop’. In 1940 werd Frits Hanf op brute wijze uit zijn eigen bedrijf gewerkt, omdat hij een jood was. De slagzin die zijn broer ervoor bedacht had, klinkt nog steeds voort.
Net als bij zijn getekende werk en bij zijn toneelstukken en romans, doet zich ook bij het gecomponeerde oeuvre de moeilijkheid voor dat Bob Hanf zijn werk nooit dateerde. Daarom is hier de manier van indelen aangehouden die ook in het Archief in Den Haag werd gebruikt. Als uit ande- | |
| |
re bronnen, als recensies en juryrapporten, het jaar van ontstaan af te leiden viel, is dat tussen haken aangegeven. Hoewel het niet als eigenlijke bron te hanteren is, valt uit wat Vestdijk in De laatste kans schrijft over de vele creatieve activiteiten van Bob Neumann op te maken dat een aantal composities ook al voor 1930 moet zijn ontstaan.
‘Hoeveel beroepen, of liefhebberijen, waren hier niet vertegenwoordigd! De goedgevulde boekenkast kon men opvatten zoals men wou, maar de wanden hingen vol met aquarellen en tekeningen, waaronder een, niet alleen goed gelijkend, maar door de schematische vlakverdeling, de assen, coördinaten en diagonalen, misschien toch nog aan Delft herinnerend portret van de vader. Ook de muziekstandaard sprak een duidelijke taal, en er was een schrijftafel met een la, waarvan de inhoud bleek te bestaan uit een vioolconcert, een suite voor strijkers, drie strijkkwartetten, een symfonie en een onafgemaakte opera: partituren waarvan Anton alleen al op het gezicht de vakkundigheid niet betwijfelen kon, zonder dat hij, of wie ook, er ooit iets van te horen zou krijgen.’ (236)
Gelukkig is dat laatste niet helemaal waar gebleken. Behalve in kleine kring, heeft Bob zijn muziek toch ook nog een paar maal in het openbaar horen klinken. Omdat hij zelf slecht piano speelde, verzocht hij familie en vrienden steeds weer delen van zijn muziek voor te spelen. Daartoe kwam hij geregeld in het gezin van zijn zuster Jenny Hanf. Zij was inmiddels gehuwd met Hans Bunge, die naast zijn vele bezigheden om in deze moeilijke jaren aan de kost te komen, ook componeerde. Toen hun beide zoons Lucas en Sas Bunge wat ouder werden, wist Bob ook hen in te schakelen. Met name met zijn muzikale neef Sas had Bob een bijzondere relatie. Maar ook bij Harold King en zijn vrouw en bij de Herzbergen kwam hij veel over de vloer, was het niet om uit zijn geschreven werk voor te lezen, dan om hen de verschillende partijen uit zijn muziek op de piano te laten voorspelen.
Maar ook van ‘officiële’ zijde is er enige aandacht voor Bobs muziek geweest. Zo berust er in het Archief in Den Haag een briefje van 6 juli 1934 van wat waarschijnlijk een secretaris van het Concertgebouworkest is geweest, met deze inhoud: ‘Zeer geachte Heer, De Heer van Beinum zou U gaarne in den loop van de maand September willen ontvangen teneinde Uw composities in te zien. Zoud U zoo vriendelijk willen zijn U na 5 september nog even met den Heer van Beinum in verbinding te stellen om dag en uur voor een onderhoud te bepalen. Intusschen verblijf ik, J.H. van Eck’. Van wie het initiatief voor een dergelijk gesprek is uitgegaan, of het heeft plaatsgevonden en wat er het resultaat van is geweest, is niet bekend. Maar vanzelfsprekend zouden er in het archief van het Concertgebouworkest, dat voor zover het gegevens van vóór 1952 betreft berust bij de NV Het Concertgebouw, gegevens te vinden moeten zijn, indien
| |
| |
het orkest ooit werk van Hanf op het repertoire zou hebben genomen. Dat is niet het geval.
Wel bereikte Bob in februari 1937 een briefje van Frits Schuurman, dirigent van de Haarlemsche Orkest Vereeniging, met het volgende verzoek: ‘Zeer Geachte Heer Hanf, Ik ben van plan Uw Serenade uit te voeren op het laatste ledenconcert van dit seizoen, n.l. 12 maart a.s. Wilt u zoo goed zijn mij, liefst spoedig, Uw geboortedatum op te geven en een korte toelichting te sturen voor het programma, dat reeds eind Febr. gedrukt wordt? Met vriendelijke groet, Frits Schuurman.’
Hoe bescheiden is het stukje dat Bob daarop heeft ingestuurd, zeker in vergelijking met de tekst van Henriëtte Bosmans, die twee pagina's van het programmaboekje beslaat: ‘Robert Hanf is in 1894 te Amsterdam geboren. Pas op 26-jarigen leeftijd brak hij zijn studie aan de Technische Hogeschool te Delft af om zich aan de muziek te gaan wijden. Hij studeerde viool bij Louis Zimmermann. Compositie bij Cornelis Dopper. Zijn Serenade (voor houtblazers, hoorns en strijkorkest) ontstond in 1935. De vijf korte deelen vertoonen een duidelijken thematischen samenhang, waardoor het stuk als geheel meer een symphonisch dan een suite-achtig karakter heeft.’
Het laatste ledenconcert door de HOV vond plaats op vrijdag 12 maart 1937, onder directie van Frits Schuurman en met Henriëtte Bosmans als soliste. Op het programma stond: voor de pauze: Serenade voor orkest, van R. Hanf; Concertino voor piano en orkest, van Henriëtte Bosmans; In memoriam matris, van Willem Landré. Na de pauze werd werk van Berlioz, Absence; Duparc, Chanson Triste; Debussy, ‘Air de Lia’ uit L'Enfant prodique, gezongen door Jo Vincent en de Ouverture 1812 van Tschaikowsky uitgevoerd. In de Oprechte Haarlemmer schreef G.J. Kalt naar aanleiding van deze uitvoering:
‘Twee eerste uitvoeringen, en dan nog wel van Nederlandsche componisten, bracht het laatste ledenconcert der H.O.V.
Een wijziging in het programma wat de nummering betreft, bracht ongetwijfeld een climax in het eerste deel van den avond. De reden hiervan was, wat die climax betreft, dat er werd begonnen met een Serenade voor orkest van R. Hanf. Een werkje waarop zeker het persoonlijk cachet van den componist gestempeld was, dat aan het orkest slechts matige technische eischen stelt, die dan ook beheerscht werden uitgevoerd. De partituur is niet overal even duidelijk in de instrumentatie; zoo is er een passage waar de fagotten moeten domineeren, die te weinig hoorbaar was, terwijl, indien deze domineerende stem versterkt ware, alles beter zou klinken, doch vele passages klonken goed en getuigden van kennis van zaken van het groote apparaat, hetwelk orkest heet. Deze compositie ontstond, lezen we in 't programma, in 1935, doch is niet hyper modern. Bij nadere kennismaking zal dit werk wel meer succes hebben dan dezen avond; de
| |
| |
canonische stemvoeringen en imitaties zijn voor het groote publiek nu niet direct te hooren, doch het Andante b.v., met den inzet van de althobo, is voor ieder begrijpelijk door de meer eenvoudige conceptie. Toch was er zooveel succes dat de heer Hanf op het podium moest komen bedanken.’
En in De Haarlemsche Courant van dezelfde dag schreef K.H. Kerkhoff.
‘Drie werken van Hollandsche componisten sierden het programma van dit concert, de “Serenade voor orkest” van Hanf, het Concertino voor orkest en piano van Henriëtte Bosmans en “In memoriam matris” van Willem Landré. Zonder uitzondering vond deze muziek bij de hoorders een dankbaar onthaal, dat aan twee oorzaken is toe te schrijven: de muzikale waarde der composities; en de degelijke voorbereiding die de beteekenis dezer muziek in helder licht plaatste. Frits Schuurman heeft het muziekseizoen der Haarl. Orkestvereeniging door deze daad glorieus afgesloten. Hij heeft den zin dezer drie werken muzikaal doorvoeld en een doorgaans goed beheerschte directie gevoerd.
Wat men als feilen in de directie mag aanmerken, moge veilig worden gesteld op rekening van een te groote spontanëiteit, gevolg van het in eerste uitvoering gaan van twee der drie werken.
Zoo kon de muziek van Landré aan innigheid winnen, wanneer de dirigent zich vrij maakt van wat in vaktaal heet: het wandelen vóór het orkest. Men moge bemerken, dat deze expressieve muziek, die door een zeer eigen klankcoloriet een groot orkestapparaat veronderstelt, tot uitbundigheid gereede aanleiding geeft, wanneer men met bescheiden middelen deze muziek heeft te verzinnelijken. Immers: in de zooveel pretentieloozer muziek van Hanf, echt degelijk vakwerk en daarom ook van den technischen kant zeer het aanhooren en het instudeeren waard, kon Schuurman's directie veel soberder blijven. Slechts in het tweede deel dreigden de eerste violen, als gevolg van een te zeer musiceerende directie, een ontrouwe weergave van het notenbeeld te geven; het gevaar was spoedig genoeg geweken, en de beheersching in deel IV, dat sterk aan Mahler herinnert, vaagde de herinnering aan zooeven weer absoluut weg. De componist werd naar het podium geroepen en betuigde zeer terecht zijn ingenomenheid met de uitvoering, waarvoor hij den dirigent zoowel als het orkest dank bracht.’
Het concert van de HOV is de enige keer geweest dat een compositie van Bob Hanf voor een echt publiek ten gehore werd gebracht. Wel vonden er in 1939 twee besloten concerten plaats waar werk van hem uitgevoerd werd. Van het eerste, op 25 maart, is wel het programma bewaard gebleven maar het is niet duidelijk waar dit ‘huisconcert’ nu precies gegeven
| |
| |
Huisconcert bij Alexander Schmuller
| |
| |
werd. Naast werk van Hindemith, Stan Golestan, Willem Pijper en Darius Milhaud werd van Bob zijn Nuit Phantastique, quatre proses de Louis Bertrand voor tenor en strijkkwartet gebracht. In De Vooruit schreef J.K. twee dagen later:
‘Een concert in intieme kring, vóór Beethoven naast de kerkmuziek practisch het enige emplooi voor beroepsmusici, heeft boven een openbaar concert in een concertzaal twee wezenlijke voordelen: ten eerste ontstaat er een nauwer contact tussen uitvoerenden en toehoorders, die in beider voordeel van gedachten kunnen wisselen en ten tweede wordt het programma minder door buiten-muzikale en financiële factoren beïnvloed. Daarom hebben deze “at homes”, die in Holland helaas niet al te veelvuldig plaats vinden en die, naast de voordelen, ook ongetwijfeld het gevaar van snobisme meebrengen, dikwijls een groter belang voor het muziekleven dan de eindeloze reeksen recitals in de bekende concertzalen, die avond aan avond de gebruikelijke standaard-programma's brengen. Meer dan eens hebben wij hier gewezen op de huisconcerten van de Internationale Vereniging voor Hedendaagse Muziek (International Society for Contemporary Music), waarop heel wat nieuwe scheppingen ten doop gehouden werden en waarvan een grote stimulerende werking, zowel voor componisten, uitvoerenden als luisteraars, uitging.
Zaterdagavond waren wij toevalligerwijs in de gelegenheid een intieme muziekavond bij te wonen, waarop een aantal jonge Haagse musici enige moderne composities ten gehore brachten. [...]
Na deze Hindemith ging in eerste uitvoering een werk van Robert Hanf, een ongeveer vijftigjarige, thans te Amsterdam gevestigde componist, van wien wij nog nimmer enig ander werk hoorden. Hanf heeft in 1936 bij vier prozagedichten van Louis Bertrand, die ons in de sfeer van Poe en Hoffmann binnenvoeren, muziek geschreven voor een zangstem en een strijkkwartet, “Fantastische nacht” getiteld. Door de keuze van de stof, die ook Maurice Ravel voor zijn bekende driedelige pianostuk “Gaspard de la Nuit” tot onderwerp diende en door de keuze van de bezetting heeft de toondichter het zich allerminst gemakkelijk gemaakt. Dat hij in de verwezenlijking van zijn bedoelingen geheel geslaagd is, zouden wij na het werk tweemaal gehoord te hebben, niet durven beweren. Beschouwt men de muziek voor de strijkers apart, dan dient men te erkennen dat deze romantische en sterk melodische compositie goed klinkt (afgezien van het slot) en sfeer schept. De bouw is niet zozeer zwak - de stemmen zijn goed verwerkt - als wel eentonig. De vier delen verlopen zonder noemenswaardige contrastwerking en zonder climaxen van enige betekenis. Klankbeeld en bewegingsschema blijven voortdurend gelijk. De monotonie van de muziek voor strijkers zou alleen zin hebben indien de zangstem de moeilijke teksten zeer expressief uitbeeldde en het zwaartepunt geheel in de vocale partij gelegd was. Ook de behandeling van de zangstem, die
| |
| |
aan de begeleiding weinig houvast heeft, is echter te gelijkmatig. Kortom; een werk met verdiensten, dat echter niet ten volle geslaagd is, waarschijnlijk voornamelijk door de keuze van een strijkkwartet als begeleiding. Om zulke sinistere teksten uitdrukking te geven zijn blazers, slagwerk, of een piano haast onontbeerlijk. Aan de uitvoering hebben de tenor Henk Borkent en een kwartet van leden van het Residentie Orkest hun beste krachten gegeven. De violisten Louis de Ruyter en Willem Boeken, de altist Henk van Calsteren en de cellist Edvard Röntgen deden zich van hun beste kant kennen.’
Op 28 april 1939 gaf de Sectie Holland van de International Society for Contemporary Music inderdaad ook een huisconcert, het laatste van het seizoen en ook daar werd muziek van Hanf uitgevoerd. De Nederlandse afdeling van deze nog bestaande vereniging stond destijds onder leiding van Frits Spanjaard en zijn vrouw Wil, en het concert werd ook in huis aan de Oostduinlaan in Den Haag gegeven. Op dit concert werd van Bob zijn Sonate voor viool en piano uitgevoerd. Daarnaast was er werk van Debussy, Marcel Mihalovici, Pijper, Hindemith, Milhaud en Badings te horen. Dezelfde recensent schreef in De Vooruit van 29 april:
‘In een zeer verzorgde, eerste uitvoering brachten de violist Willem Boeken en de pianiste Anny van Rossem een sonate van Robert Hanf, een tegenwoordig te Amsterdam gevestigden componist, van wien wij onlangs een, eveneens in besloten kring uitgevoerd, werk voor strijkkwartet en zangstem besproken hebben. Ook in deze vioolsonate, die ongeveer acht jaar oud is, toont Hanf zich geheel een romanticus, zowel naar techniek als naar mentaliteit. Het werk is een eenvoudig, fris speelstuk, dat niet van enkele dode plekken en wel heel simpele harmonische oplossingen is vrij te pleiten.’
Hoewel in mei 1940 de oorlog uitbrak, ging het leven ook na het bombardement op Rotterdam en de capitulatie nog een tijdlang zijn gewone gang, ook het culturele leven. Zowel de stad Amsterdam als de stad Rotterdam had in deze periode een prijsvraag voor muziek uitgeschreven en de afwikkeling van beide heeft nog gewoon kunnen plaatsvinden. De muziekprijs in Amsterdam was uitgeschreven door de Gemeente in maart 1940 en in oktober werd de uitslag bekendgemaakt. Die van de Kunstcommissie der Stichting ‘Rotterdam 1939’ was uitgeschreven in oktober 1940 en daarvan werd de uitslag op 15 maart 1941 bekend. In Amsterdam was de prijs een bedrag van 500 gulden voor een ‘Symphonisch of concertant werk of een instrumentaal concert’ en een uitvoering daarvan door het Concertgebouworkest in het seizoen 1940/41. Rotterdam loofde een eerste prijs uit van 600 gulden en een tweede van 400 voor een ‘compositie voor orkest, al dan niet met solistische medewerking of een werk voor
| |
| |
Beoordeling door Jan van Gilse van de inzendingen voor de “Muziekprijs van de Gemeente Amsterdam” van maart 1940. (Archief Jan van Gilse, map 49 C 16. Muziekbibliotheek Haags Gemeentemuseum.)
| |
| |
koor en orkest, op Nederlandschen tekst’, en uitvoering van het bekroonde werk door het Rotterdamsch Philharmonisch Orkest. Curieus genoeg werden in beide jury's de onverzoenlijke vijanden Jan van Gilse en Willem Pijper samengebracht, in Amsterdam met daaraan toegevoegd Rudolf Mengelberg en in Rotterdam Eduard Flipse.
Aan beide prijsvragen heeft Bob Hanf meegedaan en omdat de persoonlijke notities van de nauwgezette Jan van Gilse bewaard zijn gebleven, is over het tot stand komen van de uitslag het volgende te reconstrueren. De inzendingen geschiedden uiteraard onder motto, waardoor voor de juryleden de naam van de inzender geheim bleef. Onder het motto ‘Ituriel’ zond Bob een ‘Symphonie’ voor groot orkest in. In zijn notities voor de Amsterdamse prijsvraag lezen we bij Van Gilse over deze inzending die het nummer 14 kreeg: ‘Symphonie. Belangrijk beter niveau! Schoolsch maar solide van constructie; met klankzin, doch met weinig phantasie georkestreerd; doet aan orgelmuziek denken. Positieve kwaliteiten. Ik zou deze simfonie ter uitvoering zeker aannemen, doch ter bekroning...?’ Daarachter noteert hij dan nog: ‘Bekijken’, wat hij bij slechts zes van de 39 inzendingen doet. Op een kladje van de stemming blijkt dat zowel Van Gilse als Pijper het nummer 14 bovenaan op het lijstje van de voor de prijs in aanmerking komende inzendingen had staan. Waarom de prijs dan toch is gegaan naar nummer 19, die Van Gilse niet, Pijper als tweede en Mengelberg als vierde op zijn lijstje heeft, zal wel een eeuwig raadsel blijven. Op 27 november 1940 werd de Orkestsuite van deze Hilversumse toonkunstenaar Jan Pouwels door het Concertgebouworkest onder leiding van Eduard van Beinum in Amsterdam uitgevoerd.
In Rotterdam kreeg de inzending onder het motto ‘Ituriel’ het nummer 10 en daar noteert Van Gilse: ‘Symphonie. Zie No 14 Amsterdam. Kreeg daar eervolle vermelding.’ Maar op 1 april 1941 kreeg Bob Hanf een brief waarin onder meer stond: ‘Na schifting bleek, dat volgens het oordeel van de jury geen werk voor den eersten prijs in aanmerking kon komen. De Jury besloot twee tweede prijzen ad F 400.- toe te kennen aan de composities onder motto: “Ituriel” en “Soo sal 't hier nae vreden zijn”.’ Achter deze regel van Hooft ging de Haagse componist Robert de Roos schuil.
Ituriel is een van de engelen uit het epische gedicht Paradise Lost dat de Engelse dichter Milton in 1667 schreef. Het is een dantesk visioen van de val der engelen, de verzoeking en de zondeval van de mensheid. Als Ituriel Satan in de gedaante van een pad aantreft terwijl hij op het punt staat Eva te verleiden, raakt hij hem aan met zijn speer waardoor hij zijn ware gedaante terugkrijgt. Ziet Bob Hanf in Ituriel de kunstenaar, die door het creëren van schoonheid het kwaad in de mens kan doen keren? Een romantische overtuiging die zeker ook Bob Hanf was toegedaan, zijn hele leven stond in het teken daarvan, maar die spoedig op overtuigende wijze schipbreuk zou lijden.
| |
| |
Partituur-manuscript van het gedicht ‘Ganz entsetzlich ungesund’ van Heinrich Heine. (Archief Robert Hanf, Muziekbibliotheek Haags Gemeentemuseum.)
|
|