Geïllustreerde flora van Nederland
(1909)–Eli Heimans, Hein Willems Heinsius, Jac. P. Thijsse– Auteursrecht onbekendHandleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten
Bremraapfamilie.
| ||||||||||
Geslacht: Bremraap, Orobanche.
|
a. | Onder elke bloem zit een grooter schutblaadje en twee |
kleinere, aan weerszijden één; de kelk bestaat uit één stuk met 4 of 5 tanden. Zie fig. Zeldzame soorten. | 2 | |
b. | Onder elke bloem maar één schutblaadje; de kelk bestaat uit twee helften, die alleen van voren soms aan hun voet samenhangen en elk in één of twee tanden uitloopen. | 3 |
2
a. | Stengel meestal vertakt, blauw- of geelachtig. Bloemen ongeveer 1½ cM. lang, bleekblauw en geelachtig; kelk met 4 tanden. Woekert op Hennep, Tabak, Aardappelen en andere planten; vooral in hennepvelden zeer schadelijk, maar, gelukkig, z.z.z. Juli-Oct.
☉ Hennepvreter, O. ramosa |
|
Stengel onvertakt, als met meel bestrooid, dikwijls blauwachtig. Bloemen 2-2½ cM. lang, blauw of bleekpaars met purperen aderen. Woekert op Composieten, vooral op Duizendblad. Juni-Oct.
z.z.z. ♃ Blauwe Bremraap, O. purpurea |
3
a. | De stempel is geel, soms met een bruin randje. | 4 |
b. | De stempel is purperkleurig, bruin, violet of rood. | 7 |
4
a. | De kelktanden reiken tot dicht bij of zelfs voorbij de plaats, waar de bloemkroon zich in twee lippen verdeelt. Zie fig., R en H. | 5 |
b. | De kelktanden zijn in verhouding veel korter: ze reiken niet veel verder dan halverwegen deze plaats. Zie fig., C en Ru. | 6 |
5
a. | De meeldraden beginnen heel onderaan op de binnenzijde der kroonbuis. Zie fig., RG. Ze zijn aan hun voet onbehaard. Zie fig., RG. Bloemen 2-2½ cM. lang, licht roodbruin of vleeschkleurig. Woekert bijna uitsluitend |
op Brem (Sarothamnus vulgaris). De forsche, soms wel 8 dM. hooge stengel is, waar hij op den bremwortel zit, verdikt tot een dik beschubde knol of raap (vandaar: Bremraap). Zie fig. vorige blz. Mei-Aug.
z. ♃ Groote Bremraap, O. Rapum Genistae |
||
b. | De meeldraden beginnen 3-4 mM. boven den voet der kroonbuis. Zie fig., H. Ze zijn aan hun voet behaard. Zie fig. Bloemen geelachtig met paarse aderen, ongeveer 1½ cM. lang. Woekert op Klimop. Alleen op den St. Pietersberg gevonden. Mei-Juni.
z.z.z. ♃ Klimopbremraap, O. Hederae |
6 (4)
a. | Bloemkroonbuis in 't midden bijna recht. Zie fig., R. Kroon geelrood of geelachtig. Stengel aan zijn voet knolvormig. Woekert meestal op Luzerne en Sikkelklaver. Mei-Juli. z.z.z. ♃ Roode Bremraap, O. rubens | |
b. | Bloemkroonbuis gebogen. Zie fig., Ca. Kroon geelachtig tot roodachtig bruin. Stengel aan zijn voet niet knolvormig. Zeer zeldzame variëteit van: | 7a |
7 (3)
a. | De twee helften van den kelk raken elkaar van voren of zijn hier zelfs aan elkaar gegroeid. Zie fig., C. Vrij algemeen voorkomende soort, woekerend op Walstroo en andere Sterbladigen, zelden op Composieten of andere planten. Bloemen geelachtig tot roodbruin; ze rieken een weinig naar kruidnagels. Fig. ook blz. 862. Juni-Juli. ♃ Walstroobremraap, O. caryophyllacea | |
b. | De twee helften van den kelk zijn geheel gescheiden. Zie fig., P en A. Zeldzame of vrij zeldzame soorten. | 8 |
8
a. | De rand van de bovenlip der kroon is wel een weinig gekarteld, maar in 't midden niet ingesneden. Zie |
fig., Pi. Bloemen geelachtig wit, kroon van buiten behaard. Kelkbladeren soms niet ingesneden. Woekert op Bitterkruid. Juni-Juli.
z. ♃ Bitterkruidbremraap, O. Picridis |
||
b. | De bovenlip der kroon is in 't midden ingesneden. Zie fig., M. | 9 |
9
a. | Bloemkroon 1-1½ cM. lang, geelachtig wit met iets donkerder aderen. De bloemen staan, althans later in den bloeitijd, niet zeer dicht opeen en de geheele plant is grijsachtig. Woekert op Vlinderbloemigen, Peen en Kaardebol; kan vooral op klavervelden zeer schadelijk zijn. Mei-Juli.
z. ♃ Klavervreter, O. minor |
|
b. | Bloemkroon langer dan 1½ cM., meestal ruim 2 cM. Bloemen in lange, dichte aren. | 10 |
10
a. | Bloemkroonbuis zwak gebogen. Zie fig., Pa. Stengel forsch en soms wel 1 M. hoog, met witte of lichtgele, hier en daar purper- of amethistkleurige (lichtpaarse) bloemen. Woekert meestal op Distelsoorten. Juli-Aug. z.z.z. ♃ Bleeke Bremraap, O. pallidiflora | |
b. | Bloemkroonbuis even boven den voet plotseling gebogen. Zie fig., A. Stengel tenger, zelden hooger dan ½ M., amethist- of purperkleurig, met blauwachtige of lichtpaarse, donkerder geaderde bloemen. Woekert op Kruisdistel. Twijfelachtig inlandsch. Juni-Juli.
? z.z.z. Violette Bremraap, O. amethystea |