Geïllustreerde flora van Nederland

Handleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten

[p. 835]

Acanthusfamilie.
Acanthaceeën, Acanthaceae.

Een groote familie van meerendeels tropische planten, na verwant aan de Helmkruidfamilie; evenals bij deze, is de bloemkroon vaak tweelippig, althans tweezijdig symmetrisch en zijn er of 2 meeldraden, òf 2 lange en 2 korte. Sommige soorten worden als sierplanten gekweekt.

Geslachtentabel.

a.	Bladeren groot (tot ½ M.), zijdelings diep ingesneden, de meeste tot een wortelrozet vereenigd, waaruit de bloeistengels oprijzen. Blz. 835, Acanthus
b.	Bladeren kleiner dan 1 dM., verspreid aan den slingerenden of neerhangenden stengel. Kelk met 2 dekblaadjes. Blz. 836, Thunbergia

Geslacht: Acanthus, Acanthus.

Deze planten hebben in de bouwkunst veel als motief gediend, o.a. voor de kapiteelen der Korinthische zuilen; ze worden vaak Bereklauw genoemd (niet te verwarren met de echte Bereklauw, Heracleüm). Merkwaardig zijn de doosvruchten, die met een knalletje openspringen en de groote, bruine zaden ver wegwerpen. De bloemkroon heeft alleen een onderlip, daar de bovenlip feitelijk ontbreekt. De bloemen

[p. 836]

staan in lange aren, in de oksels van fraai ingesneden schutbladeren. Alle soorten behooren thuis aan de Middellandsche Zee.

a.	Bloemen wit of blauwachtig, niet zeer dicht opeen gezeten. Schutbladeren met eenigszins doornige tanden. Bladeren bochtig ingesneden, niet stekelig. Fig. vorige blz. ♃ Zachte Acanthus, A. mollis
b.	Bloemen wit, dicht opeen. Schutbladeren doornig getand. Bladeren diep ingesneden, met tanden, die in stekels uitloopen. ♃ Doornige Acanthus, A. spinosus
c.	Bloemen wit, paars of blauw, dicht opeen. Schutbladeren doornig. Bladeren diep ingesneden, de bovenste met zeer smalle slippen, spits, maar niet stekelig. ♃ Langblad-acanthus, A. longifolius

Geslacht: Thunbergia, Thunbergia.

Slingerplant, meestal als hangplant gekweekt. Bladeren hart- tot pijlvormig, tegenoverstaand. Bloemen alleenstaand in de bladoksels, geel of wit met een zwart hart. Wordt meestal als éénjarige zaaiplant gekweekt.
♃ Thunbergia, Th. alata