Geïllustreerde flora van Nederland
(1909)–Eli Heimans, Hein Willems Heinsius, Jac. P. Thijsse– Auteursrecht onbekendHandleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten
Christusdoornfamilie.
| ||||||||||||||||
Geslachtentabel.
| ||||||||||||||||
Geslacht: Judasboom, Cercis.Heester of boom, die bloeit voordat de bladeren zich ontplooien. De bloemtrossen komen vaak uit onde takken en stammen te voorschijn, vlak op 't hout. Bloemen rood, soms wit, op vlinderbloemen gelijkend, maar de tien meeldraden zijn niet met elkander ver- | ||||||||||||||||
groeid. Bladeren rond en niervormig, zonder spits. Uit Zuid- en Oost-Europa. April-Mei. Fig. vorige blz. Judasboom, C. Siliquastrum
De groote, platte zaden lijken iets op muntstukken (het verradersloon van Judas). | ||||||||||||||||
Geslacht: Christusdoorn, Gleditschia.Struik of boom met gevinde en dubbel gevinde bladeren (allerlei overgangen voorhanden). Bloemen in trossen, groen, mannelijk, vrouwelijk en tweeslachtig. In de tweeslachtige bloemen is de stamper eerder rijp dan de meeldraden (proterogynisch). Kroonblaadjes 3-5, meeldraden 6-10. Peulvrucht tot 4 dM. lang. Aan stam en takken zitten groote, vertakte takdorens. Uit Noord-Amerika. Aangeplant in tuinen en parken en hier en daar als heg. Christusdoorn, G. triacanthos De bloemen bevatten veel honing en worden door bijen bezocht. | ||||||||||||||||
Geslacht: Doodsbeenderenboom, Gymnocladus.Boom (tot 35 M. hoog) met groote (tot 1 M.), dubbel gevinde bladeren, die onderaan 1 paar enkelvoudige blaadjes hebben. Bloemen wit, met 5 kroonblaadjes en 10 meeldraden of 1 stamper. Uit Noord-Amerika. Mei-Juni. Doodsbeenderenboom, G. dioica |
|