| |
| |
| |
Papaverfamilie.
Papaveraceeën, Papaveraceae.
Alle planten van deze familie hebben vier losse kroonbladeren en twee kelkbladeren, die in den regel afvallen bij 't ontluiken van de bloem. Het aantal meeldraden is zeer groot; vruchtdoos met vakjes en een deksel, of een lange, dunne buis. De planten hebben meestal geel of wit melksap, dat giftig werkt. Geen honing. Zie voor sierplanten ook Aanh., blz. 476.
| |
Geslachtentabel.
1
a. |
Bloemkroon vuurrrood, bleekrood, bleekpaars of wit, al of niet met een donkerder vlek. |
2 |
b. |
Bloemkroon helder geel of oranje. |
3 |
c. |
Bloemen zonder bloemkroon, bleekgeel of bruinachtig. Tuinplant. Blz. 476, Bocconia |
|
| |
2
a. |
De vrucht (al aan 't vruchtbeginsel te zien) wordt lang en dun, haast als de hauw van een Kruisbloem, en springt met 2 kleppen open. Blz. 475, Hoornpapaver |
|
b. |
De vrucht wordt een ronde, ovale of langwerpige zaaddoos. Blz. 474, Klaproos |
|
| |
3
a. |
Bladeren en stengels laten bij 't doorbreken een helder oranje melksap uitstroomen.
Blz. 475, Stinkende Gouwe |
|
b. |
Wit melksap of in 't geheel geen. |
4 |
| |
| |
| |
| |
Geslacht: Klaproos, Papaver.
Planten met wit, giftig melksap. Dat van de (Indische) slaapbol wordt ingedikt tot opium (waarin morphine). De zaden (maanzaad) leveren een slaapmiddel en zijn eenigszins giftig. De bloemen hebben veel stuifmeel, maar geen honing. De wind verspreidt de zaden; die ontsnappen door spleetjes of poriën, welke onder 't deksel van de vrucht ontstaan.
Zie voor gekweekte Klaprozen ook Aanh., blz. 476.
| |
1
a. |
Bleekpaarse of witachtige, groote bloem (1 dM.); ronde vruchtdoozen, bij rijpheid 5 cM. in doorsnede. Verbouwd (Maankop) en vaak verwilderd, in 't aardappelof roggeveld. Uit Azië. Juli-Aug. Fig. vorige blz.
☉ Slaapbol, P. somniferum |
|
b. |
Helderroode bloemen. |
2 |
| |
2
a. |
Groote bloemen, 1 tot 2 dM., met knoppen soms als een vuist, vuurrood met donkere voetvlek. Forsche, harige plant (1 M.), als sierplant gekweekt en soms al verwilderd. Juli-Aug.
♃ Oostersche Papaver, P. oriëntale |
|
b. |
Bloem tot 6 cM. |
3 |
| |
3
a. |
De zaaddoos is lang en in 't midden het dikst, rondom met stijve haren bezet; de meeldraden van boven (onder den helmknop) dikker dan van onderen. Mei-Juli. Op zandige akkers.
☉ Ruige Klaproos, P. Argemone |
|
| |
| |
b. |
De zaaddoos is kaal of bijna kaal, rond of langwerpig, bovenaan het dikst. |
4 |
| |
4
a. |
Bloem vuurrood, doos hoogstens tweemaal zoo lang als breed; deksel met 8 of meer stralen. Mei-Juli. Vooral in 't koren. Ook gekweekt met bleeke en gerande bloemen. ☉ Klaproos, P. Rhoeas(spr. uit: reu-as) |
|
b. |
Bloem bleekrood, vruchtdoos langwerpig, 3 tot 4 maal zoo lang als breed. Stempelstralen op de vrucht 6 of 7 (zelden 8). Bloemen kleiner dan de gewone soort, Mei-Juli. Vooral in 't koren.
☉ Kleine Klaproos, P. dubium |
|
| |
Geslacht: Stinkende Gouwe, Chelidonium.
Grijsgroene plant, door blad, bloem en vrucht lijkend op een Crucifeer, maar dadelijk als Papaver kenbaar aan den tweebladigen kelk en de vele meeldraden. De bladeren zijn diep ingesneden, bijna samengesteld.
De mieren nemen de zaden mee om de lekkere witte zaadsluier, die er aan zit, en verspreiden zoodoende de plant; dikwijls groeit deze dan ook langs mierenstraten. Het oranje melksap schijnt giftig te zijn voor de meeste dieren, zelden ziet men slakken of rupsen op Stinkende Gouwe. Het sap werd vroeger bij oogziekten gebruikt. Er is eens, en nooit weer (in Duitschland) een Stinkende Gouwe plotseling ontstaan (door mutatie) met fijn verdeeld blad, als wortelloof bijna. Mei-Oct.
♃ Stinkende Gouwe, Ch. majus
| |
Geslacht: Hoornpapaver, Glaucium.
a. |
Groote bloemen als gele klaprozen. Bovenste bladeren bijna als schotels om den bloemstengel en om de lange, dunne vruchten. Juni-Aug. Hier en daar aan 't |
|
| |
| |
|
strand: Zandvoort, IJmuiden, Castricum; veel meer in Zuid-Europa, maar ook in Engeland (sea-poppy). De mooie plant schijnt zich ook bij ons uit te breiden.
z.z.z. Gele Hoornpapaver, G. flavum |
|
b. |
Groote roode bloemen (als klaprozen), soms met zwarte vlek, soms gevlekt, gerand of geaderd. Uit Oostenrijk bij ons ingevoerd, op bouwland en in tuinen bij toeval, op de heide bij Craailo, ook aan ruigten aan vaarten. Ook deze schijnt stand te houden en zich uit te breiden. Juni-Sept.
z.z.z. ☉ Roode Hoornpapaver, G. corniculatum |
|
| |
Aanhangsel.
a. |
De bloem lijkt op Gele Hoornpapaver, maar heeft een donkere oranjevlek aan den voet, en het blad is grijsgroen en tot draadfijne slippen verdeeld. Sierplant, die nogal eens verwilderd is gevonden, o.a. Haagsche Bosch, Dordrecht (spoorwegterrein) en in de Wassenaarsche duinen.
☉ Goudpapaver, Eschscholtzia californica |
|
b. |
Een gele, oranje of witte Klaproos, ook met vier stempels, komt in Engeland en Amerika verwilderd voor en wordt ook hier gekweekt.
♃ Schijnpapaver, Meconopsis cambrica |
|
c. |
Ook gele en witte Alpen-papavers worden bij ons gekweekt, van deze lijkt de stempel op die van de gewone Klaproos. Voorts de Reuzenpapaver, P.bracteatum, nauw verwant met de Oostersche (blz. 474). |
|
d. |
Forsche, soms ruim 2 M. hooge plant met pluimen van fijne bloempjes en prachtig gevormde bladeren. Fig. vorige blz. ♃ Bocconia, Bocconia cordata |
|
|
|