Geïllustreerde flora van Nederland

Handleiding voor het bepalen van de naam der in Nederland in het wild groeiende en verbouwde gewassen en van een groot aantal sierplanten

[p. 162]

Familie der watervarens
Hydropterides.

Kleine, losdrijvende waterplanten, of moerasplanten met een kruipenden wortelstok. De sporendoosjes zitten in een afzonderlijk omhulsel aan den voet van sommige bladeren of op den wortelstok.

Tabel der Geslachten.

1

a.	Draaddunne, rechtopstaande blaadjes, die in hun jeugd aan den top opgerold zijn, aan een in den grond kruipend wortelstokje. Blz. 164, Pilvaren
b.	Losdrijvende waterplantjes met ovale of schubvormige blaadjes.	2

2

a.	Blaadjes ovaal, meer dan ½ cM. lang, in 2 rijen aan de oppervlakte van het water. Blz. 163, Vlotvaren
b.	Blaadjes schubvormig, minder dan 3 mM. lang, dicht opeen aan een vertakt stengeltje. Blz. 164, Azolla

Geslacht: Vlotvaren, Salvinia.

Aan een dun, vertakt stengeltje zitten van afstand tot afstand telkens 3 blaadjes bijeen: 2 daarvan drijven op de oppervlakte en zijn ovaal; het derde is in haar-

[p. 163]

vormige slippen verdeeld, die op wortels lijken en in het water afhangen. Aan dit ‘waterblad’ zitten de bolvormige omhulsels der sporendoosjes. Zie fig., sp, vorige blz. Zeldzaam in stilstaand en langzaam stroomend water, dikwijls tusschen de balken van vlotten.

z z. Vlotvaren, S. natans

Geslacht: Azolla. Azolla.

Dunne, sterk vertakte stengeltjes met dicht opeenliggende, dikke, schubachtige, in tweeën verdeelde blaadjes, die, vooral bij de eerste soort, op zonnige plaatsen bruinrood gekleurd zijn, maar in de schaduw meestal groen. Amerikaansche plantjes, die zich op onze slooten van het Westen uit hoe langer hoe meer verspreiden en er vaak één laag op vormen.

a.	De bovenste bladslip 2½ mM. lang en 2 mM. breed, met een vrij breeden, ongekleurden rand. Zie fig. Het geheele plantje is forscher en dikker dan de volgende soort, 2-2½ cM groot. Uit Z.-Amerika. Rood Kroos, A. filiculoides
b.	De bovenste bladslip ¾-1½ mM. lang en ½-1 mM. breed, zonder of met een smal, ongekleurd randje, iets onsymmetrisch, zie fig.; het geheele plantje is hoogstens 1½ cM. groot. Uit N.-Amerika. Kleine Azolla, A. caroliniana

Geslacht: Pilvaren, Pilularia.

Uit het draadvormige wortelstokje ontspringen dunne, biesachtige, rechtopstaande blaadjes van 2-10 cM. lengte, die in hun jeugd spiraalvormig zijn opgerold, en kort gesteelde bruine, pilvormige omhulsels der sporendoosjes. Zie fig. Moerassige veen- en heigrond; op plaatsen, waar ze voorkomt, dikwijls in zeer groot aantal.

z. Pilvaren, P. globulifera